Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-11-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:243
Zaaknummer
16-245/DH/DH-b
Inhoudsindicatie
voorzittersbeslissing; klaagster is geen belanghebbende, klacht kennelijk niet-ontvankelijk
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 24 november 2016
in de zaak 16-245/DH/DH-b
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 9 maart 2016 met kenmerk K260 2015 dk/cdk, door de raad ontvangen op 10 maart 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft de partner van klaagster in twee zaken bijgestaan, te weten een zaak tegen de staat en een zaak tegen de Belastingdienst.
1.2 Bij brief van 9 oktober 2015 hebben klaagster en haar partner bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.3 De klacht van de partner van klaagster is door de raad in behandeling genomen onder zaaknummer 16 245/DH/DH-a.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) zonder duidelijke opdrachtformulering en zonder acceptatie van (de overdracht van) die opdracht heeft gehandeld;
b) klaagster niet heeft gewaarschuwd dat hij vooral werkt voor de vakbonden van belastingambtenaren (belangenverstrengeling);
c) de belangen van klaagster niet heeft behartigd en haar ernstige schade heeft berokkend;
d) de opdracht niet heeft afgehandeld of afgesloten.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft zich wat de ontvankelijkheid van de klacht betreft gerefereerd aan het oordeel van de deken.
4 BEOORDELING
4.1 Aangezien het klachtrecht bedoeld is voor diegene die door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Niet gebleken is immers dat verweerder voor klaagster als advocaat is opgetreden of dat klaagster op andere wijze rechtstreeks belang heeft bij de klacht. Dat klaagster en haar partner fiscale partners zijn doet hieraan niet af.
4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier op 24 november 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2016 verzonden.