Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:95

Zaaknummer

18-438 DB /OB

Inhoudsindicatie

Grenzen van de aan verweerster, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid, niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch van 7 augustus 2018

in de zaak 18-438/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 5 juni 2018 met kenmerk 48/17/126K, door de raad ontvangen op 7 juni 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Klaagster en haar ex-echtgenoot zijn verwikkeld in een geschil omtrent de omgang met de kinderen. Verweerster staat de ex-echtgenoot daarin bij.

1.2     In 2013 is klaagster door mr. P verwezen naar verweerster, waarbij mr. P het dossier aan verweerster heeft gestuurd. Daarop bleek dat verweerster klaagster niet bij kon staan aangezien zij de ex-echtgenoot al bijstond.

1.3     Op 5 december 2014 heeft klaagster een e-mail gestuurd aan verweerster, met onder meer de volgende inhoud:

“Aangezien ik geen geld meer heb om aan advocaten te besteden, (…) richt ik mij direct tot u, 21 december zal er een ontmoeting tussen [ex-echtgenoot] en de kinderen plaatsvinden, onder mijn aanwezigheid. Na zijn aanvankelijke toezegging, twee dagen later complete weigering, heb ik nu begrepen dat [ex-echtgenoot] akkoord gaat met begeleide omgang.

Het lijkt mij verstandig om met elkaar om de tafel te gaan zitten en daar afspraken over te maken, dit zou wat mij betreft dan kunnen in de periode dat Hij in Nederland is.”

1.4     Op 19 december 2014 heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klaagster.

1.5     Op 19 december 2014, later op de dag, heeft verweerster een e-mail gestuurd aan klaagster, met onder meer de volgende inhoud:

“naar aanleiding van ons telefoongesprek heeft u mij bevestigd, dat het mij vrijstaat om met u over de ontmoeting van aanstaande zondag te spreken. U heeft aangegeven dat u wel een advocaat heeft, maar waar u op dit moment geen gebruik van maakt. Graag zie ik uw bevestiging dat dit juist is weer gegeven tegemoet.”

1.6     Op 21 december 2014 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan klaagster, met onder meer de volgende inhoud:

“naar aanleiding van het telefoongesprek van gisterenochtend bevestig ik u hierbij dat u na ampel beraad heeft besloten om de afspraak tussen de kinderen en cliënt in aanwezigheid van u niet te laten doorgaan.

Wij spraken af dat u aan de kinderen zal communiceren dat u het zelf geen goed idee vond om het contact door te laten gaan. Client legt zich daar noodgedwongen en hoe zeer het hem ook spijt bij neer.

Cliënt vertelde mij gisteren dat hij een cadeau heeft gekocht voor dekinderen. Hij komt deze cadeaus brengen bij mij op kantoor. Ik zal u daarvan op de hoogte brengen opdat u deze kan komen ophalen.”

1.7     Op 21 december 2014, later op de dag, heeft klaagster een e-mail gestuurd aan verweerster, met onder meer de volgende inhoud:

       “Ik verwijs naar uw e-mail van hedenochtend, met daarin uw versie van de gebeurtenissen en          vastlegging van het niet doorgaan van een ontmoeting van mijn ex met beide kinderen.

 

         Ik wil daarover, voor alle duidelijkheid, het volgende vastleggen:

 

         (…)

 

         3. Op vrijdagmiddag j.l. (19 december 2014) rond 17.00 uur heeft u mij gebeld met de          mededeling dat u mijn ex heeft geadviseerd, ter waarborging van zijn veiligheid (??????), om          een secondant mee te nemen.

 

         De reden van uw voorstel is mij tot op de dag van heden onduidelijk, maar het lijkt er op dat u          hoe dan ook een en ander in de juridische sfeer wilt trekken.

 

         U stelde dat u heel veel mensenkennis heeft en met een frisse blik naar de zaak keek. Uw kijk          bleek zo fris dat u tijdens dat telefoongesprek moest toegeven dat u niet op de hoogte was van          het eenhoofdig ouderschap mijnerzijds. Ook het feit dat mijn ex en ik in oktober meerdere          uren met elkaar hebben gesproken, zonder dat de veiligheid van wie dan ook in gevaar is          gekomen, is kennelijk aan uw frisse blik ontgaan.

 

         4. De door u c.q. mijn ex voorgestelde secondant zijn voor mij volstrekt onaanvaardbare          personages. Dit wegens een schandalige verklaring ingebracht in de rechtszaak over de          zeggenschap over de kinderen. (…)

        

         5. Bovenstaande punten zijn een flagrante schending van de gemaakte afspraken en u speelt          hierin, naar mijn mening, een zeer bedenkelijke rol.

         Zoals ik u in een eerder telefoongesprek heb aangegeven, gaat het [ex-echtgenoot] louter en          alleen om procederen om wat of waarover dan ook. (…) En u bent hem daarbij thans ook zeer          ter wille.”

 

1.8     Op 22 december 2014 heeft verweerster een brief gestuurd aan klaagster, met onder meer de volgende inhoud:

“Naar aanleiding van het gespreksverslag dat u heeft gemaakt, laat ik u bij deze weten dat het mij verstandig lijkt om niet meer direct met elkaar te communiceren.

Wel heb ik behoefte aan om een aantal zaken recht te zetten.

Gezien de moeizame verhouding die u heeft met [ex-echtgenoot] en visa versa heb ik u aangegeven dat het mij niet verstandig leek om zonder dat er derden bij zijn een afspraak tussen u, cliënt en de kinderen te regelen. (…) Er is zorg over de wijze waarop het contact tussen u, cliënt en de kinderen zou kunnen gaan verlopen er is zorg over de wijze waarop u en cliënt met elkaar communiceren in het bijzijn van de kinderen. Deze zorgen heb ik met u gedeeld.

 (…)

Ten slotte cliënt heeft de cadeaus voor de kinderen bij mij op kantoor achtergelaten. Wanneer kunt u deze komen ophalen?”

1.9     Op 22 december 2014 heeft verweerster voorts een brief gestuurd aan de advocaat van klaagster, met onder meer de volgende inhoud:

“Afgelopen weekend zou er een eerste contact zijn tussen de kinderen en mijn cliënt.

Aangezien de spanningen erg hoog oplopen tussen partijen heb ik aangegeven dat het mij niet verstandig lijkt dat zonder derden erbij te doen.

Alleen al het voorstel dat er een derde zou zijn, wordt door uw cliënte ernstig uit zijn verband getrokken. (…)

Bij deze laat ik u weten dat ongeacht of uw cliënte nu wel of niet akkoord gaat met een direct contact met haar, ik dit niet in het belang vind van mijn cliënt. Immers, uw cliënte laat mij op dit moment onderdeel van haar strijd met mijn cliënt.”

1.10   Op 13 januari 2015 heeft verweerster namens de ex-echtgenoot een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling ingediend. Bij beschikking van 2 september 2016 heeft de rechtbank een regeling vastgesteld inhoudende dat de ex-echtgenoot (kort gezegd) gerechtigd is vier keer per jaar telefonisch contact met de kinderen op te nemen.

1.11   Bij e-mail van 2 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2             KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)           heeft geïntervenieerd in een voorzichtige verzoeningspoging tussen de kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot en daarbij geen enkele terughoudendheid heeft betracht;

b)           niet op de hoogte bleek van klaagster haar eenhoofdig ouderschap en daardoor niet juist heeft gehandeld;

c)           niet op de hoogte bleek van de procedures die in Curaçao zijn gevoerd;

d)           onjuist heeft verklaard over de in Nederland lopende procedure;

e)           een jennende houding heeft aangenomen bij haar voorstel aan klaagster om de cadeaus van haar ex-echtgenoot voor de kinderen – wegens de afgezegde afspraak – op kantoor te komen ophalen;

f)             alleen aan haar eigen belang heeft gedacht door geen halt toe te roepen aan de procedeer-verslaving van de ex-echtgenoot van klaagster;

g)           tijdens zittingen op een onbeschofte toon karakter-moordende, niet onderbouwde beschuldigingen  aan het adres van klaagster heeft geuit;

h)           gebruik heeft gemaakt van de geheime adresgegevens van klaagster, terwijl haar dit door de toenmalig deken was verboden;

i)             zich niet de-escalerend heeft opgesteld.

 

3             VERWEER

3.1     Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

 

4             BEOORDELING

4.1     Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a

4.2      Klaagster verwijt verweerster dat zij heeft geïntervenieerd in een voorzichtige verzoeningspoging tussen de kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot en daarbij geen enkele terughoudendheid heeft betracht. Ter toelichting voert klaagster aan dat er op 21 december 2014 een contactmoment was gepland tussen haar ex-echtgenoot en de kinderen. Door de inmenging van verweerster en haar voorstel voor aanwezigheid van een derde heeft zij de toenadering tegengewerkt en is de afspraak niet doorgegaan, aldus klaagster.

4.3     Verweerster stelt dat haar cliënt om hem moverende redenen niet zonder een derde erbij zijn kinderen wilde zien. Die boodschap is door verweerster overgebracht aan klaagster, hetgeen valt binnen de taak van belangenbehartiger, aldus verweerster.

4.4     De voorzitter overweegt als volgt. Dat verweerster in aanloop naar de geplande ontmoeting tussen haar cliënt en de kinderen op 21 december 2014 contact met klaagster heeft gezocht en haar namens haar cliënt heeft voorgesteld de ontmoeting tussen hem en de kinderen onder aanwezigheid van een derde te laten plaatsvinden valt haar, gelet op de hiervoor onder paragraaf 4.1 genoemde vrijheid, niet tuchtrechtelijk te verwijten. Dat verweerster daarbij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen b, c en d

4.5     De klachtonderdelen b, c en d lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.6     Klaagster verwijt verweerster dat zij niet op de hoogte bleek van klaagster haar eenhoofdig ouderschap en daardoor niet juist heeft gehandeld. Ter toelichting voert klaagster aan dat zij verweerster tijdens het telefoongesprek op 19 december 2014 daarvan in kennis heeft moeten stellen. Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij niet op de hoogte bleek van de procedures die in Curaçao zijn gevoerd. Tot slot verwijt klaagster verweerster dat zij onjuist heeft verklaard over de in Nederland lopende procedure.

4.7     Verweerster betwist een en ander. Ter onderbouwing verwijst verweerster naar het verzoekschrift tot vaststelling van een omgangsregeling dat zij bij de rechtbank heeft ingediend, waarin zij een en ander heeft weergegeven.

4.8     De voorzitter overweegt als volgt. Tegenover de stellingen van klaagster staat de ontkenning daarvan van verweerster. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om deze klachtonderdelen aannemelijk te maken. De klachtonderdelen b, c en d zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e

4.9     Klaagster verwijt verweerster dat zij een jennende houding heeft aangenomen bij haar voorstel aan klaagster om de cadeaus van haar ex-echtgenoot voor de kinderen – wegens de afgezegde afspraak – op kantoor te komen ophalen.

4.10   Verweerster betwist dit. Zij stelt dat haar cliënt uitdrukkelijk wilde dat de cadeaus zouden worden opgehaald aangezien hij zeker wilde weten dat de cadeaus de kinderen zouden bereiken.

4.11   Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster, met haar voorstel aan klaagster om de cadeaus op kantoor te komen ophalen en gelet op de toonzetting van haar mails aan klaagster, niet de grenzen van de hiervoor onder paragraaf 4.1 genoemde vrijheid overschreden. Klachtonderdeel e is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f

4.12   Klaagster verwijt verweerster dat zij alleen aan haar eigen belang heeft gedacht door geen halt toe te roepen aan de procedeer-verslaving van de ex-echtgenoot van klaagster.

4.13   Verweerster betwist dit. Verweerster stelt dat het advies om een procedure in Nederland te beginnen kwam van de advocaat van haar cliënt in Curaçao. De reden was dat klaagster met de kinderen naar Nederland was vertrokken. Aangezien de hoofdverblijfplaats van de kinderen veranderd was is op verzoek van haar cliënt in Nederland een procedure gestart. De procedure is in het belang van haar cliënt gevoerd, aldus steeds verweerster.

4.14   De voorzitter overweegt als volgt. Dat verweerster alleen aan haar eigen belang heeft gedacht door geen halt toe te roepen aan de procedeer-verslaving van de ex-echtgenoot van klaagster is, gelet op het verweer van verweerster, niet komen vast te staan. Ook het klachtdossier biedt hier geen aanknopingspunten voor. Klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel g

4.15   Klaagster verwijt verweerster dat zij tijdens zittingen op een onbeschofte toon karakter-moordende, niet onderbouwde beschuldigingen  aan het adres van klaagster heeft geuit.

4.16   Verweerster betwist dit en stelt dat, nu klaagster niet aangeeft wat voor beschuldigingen dit zijn, zij zich hiertegen niet kan verweren.

4.17   De voorzitter overweegt als volgt. Klaagster heeft dit klachtonderdeel, gelet op het verweer van verweerster, onvoldoende onderbouwd. Er bevinden zich in het klachtdossier geen stukken die de stelling van klaagster kunnen ondersteunen. Klachtonderdeel g is kennelijk ongegrond. 

Ad klachtonderdeel h

4.18   Klaagster verwijt verweerster dat zij gebruik heeft gemaakt van de geheime adresgegevens van klaagster, terwijl haar dit door de toenmalig deken was verboden.

4.19   Verweerster betwist dit. Verweerster stelt dat zij het dossier dat zij van mr. P heeft ontvangen, waarin het geheime adres van klaagster stond, na overleg met de deken heeft vernietigd.

4.20   De voorzitter overweegt als volgt. Voor zover klaagster doelt op het bellen door verweerster naar haar telefoonnummer op 19 december 2014, is de klacht ongegrond, omdat klaagster dit nummer zelf per mail van 5 december 2014 aan verweerster had doorgegeven. Voor zover het gaat om klaagsters adres in Nederland, kan niet worden vastgesteld dat verweerster gebruik heeft gemaakt van de geheime adresgegevens van klaagster, nu enkel blijkt dat verweerster wist in welke gemeente klaagster woonde. Het klachtdossier biedt voor deze klacht geen aanknopingspunten. Klachtonderdeel h is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel i

4.21   Klaagster verwijt verweerster dat zij zich niet de-escalerend heeft opgesteld.

4.22   Verweerster betwist dit. Daarbij stelt verweerster dat zij zich hiertegen niet kan verweren, nu klaagster niet concreet aangeeft wat zij hiermee bedoelt.

4.23   De voorzitter overweegt dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem of haar een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van de kinderen. Het is de voorzitter evenwel niet gebleken dat verweerster de grenzen van de hiervoor onder paragraaf 4.1 genoemde vrijheid heeft overschreden. Klachtonderdeel i is kennelijk ongegrond.

4.24   Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr.  T. H.G. van de Langenberg als griffier op 7 augustus 2018.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

Mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 augustus 2018

 

verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl