Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-02-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:24
Zaaknummer
16-626/DH/RO b
Inhoudsindicatie
Klager heeft, als wederpartij van een cliënt van het kantoor van verweerster, bij dat kantoor een klacht ingediend over het handelen van een advocaat die werkzaam is op het kantoor van verweerster. Klager verwijt verweerster dat zij deze klacht niet volgens de kantoorklachtenregeling heeft behandeld. De raad overweegt dat uit de tekst van artikel 6.28 van de Verordening op de Advocatuur volgt dat de in dat artikel bedoelde kantoorklachtenregeling van toepassing is op klachten van eigen cliënten. Aangezien niet klager, maar zijn wederpartij dient te worden aangemerkt als cliënt van het kantoor van verweerster, is de kantoorklachtenregeling niet van toepassing op door klager ingediende klachten. Aldus bestond er voor verweerster geen enkele verplichting om te reageren op de door klager ingediende klacht. Dat verweerster de klacht desondanks heeft onderzocht, getuigt van welwillendheid. Naar het oordeel van de raad had zij er echter beter aan gedaan om niet inhoudelijk op de klacht te reageren – daartoe was zij immers niet verplicht – en klager direct te verwijzen naar de deken. Dit teneinde iedere mogelijke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 13 februari 2017
in de zaak 16-626/DH/RO b
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 7 maart 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 29 juni 2016 met kenmerk R 2016/49 ml, door de raad ontvangen op 30 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 december 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster.
1.4 De raad heeft kennis genomen van genoemde brief van de deken, alsmede van de door klager nagezonden brief met bijlagen van 15 juli 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Twee kantoorgenoten van verweerster hebben de ex-echtgenote van klager bijgestaan in een civiele pensioenzaak. De ex-echtgenote werd in die zaak aanvankelijk bijgestaan door mr. S. Daarna werd de zaak overgenomen door mr. J.
2.2 Bij brief van 1 december 2015 heeft klager bij de directie van het kantoor van verweerster een klacht ingediend over mr. J.
2.3 Verweerster heeft klager bij brief van 9 december 2015 als volgt bericht:
“In reactie op uw schrijven d.d. 1 december jl. het navolgende.
Uit het dossier lees ik het navolgende:
Tegen u is een vonnis gewezen d.d. 11 december 2013. U heeft geen verweer gevoerd in deze procedure. De vordering van onze cliënte op u is toegewezen.
[Mr. J] heeft het dossier van haar cliënte [ex-echtgenote van klager] correct behandeld. U heeft geen gehoor noch uitvoering aan dit vonnis gegeven, zodat inschakeling van de deurwaarder keer op keer weer noodzakelijk is. Het optreden van [mr. J] is correct. De kosten die de deurwaarder bij u in rekening brengt zijn een gevolg van uw eigen nalaten. Als u het niet eens bent met de inhoud van het vonnis van 11 december 2013 dient u zich tot uw advocaat te wenden.
Het gestelde in uw punten onder 1 tot en met 12 is ongemotiveerd en snijden geen hout. Wij geven geen gehoor aan uw verzoek om uw kosten te betalen, daartoe is in het geheel geen aanleiding.
[Mr. J] dient het belang van haar cliënte en de deurwaarder heeft wederom opdracht gekregen over te gaan tot uitvoering van het vonnis van 11 december 2013 en tegen u rechtsmaatregelen te treffen.
Ik acht uw klacht tegen [mr. J] ongegrond. Het staat u vrij contact op te nemen met de Deken.”
2.4 Bij brief van 7 maart 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster, alsmede over mr. J.
3 KLACHT
3.1 Klager heeft zijn klacht onderverdeeld in zes subklachten. De klacht houdt, zakelijk weergegeven en kort samengevat, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de op 1 december 2015 door klager ingediende klacht niet volgens de kantoorklachtenregeling heeft behandeld. Klager verwijt verweerster minachting met betrekking tot de klachtenregeling (artikel 6.28 van de Verordening op de Advocatuur) en hij verwijt haar dat zij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
4 VERWEER
4.1 Verweerster betwist de klacht in alle onderdelen. Haar handelen was zorgvuldig en in overeenstemming met de gedragsregels.
4.2 De klachtenregeling van het kantoor van verweerster is opgesteld conform de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten en is onlangs tijdens een dekenbezoek nog gecontroleerd en in orde bevonden. Deze klachtenregeling is van toepassing op door cliënten ingediende klachten. Verweerster heeft tijd en moeite genomen om het dossier te bestuderen en de klacht van klager te beantwoorden. Zij heeft klager laten weten dat zij niet zoveel voor hem kon betekenen en dat hij zich tot de deken diende te wenden.
5 BEOORDELING
5.1 De raad overweegt dat uit de tekst van artikel 6.28 van de Verordening op de Advocatuur volgt dat de in dat artikel bedoelde kantoorklachtenregeling van toepassing is op klachten van eigen cliënten. Aangezien niet klager, maar zijn wederpartij dient te worden aangemerkt als cliënt van het kantoor van verweerster, is de kantoorklachtenregeling niet van toepassing op door klager ingediende klachten. Aldus bestond er voor verweerster geen enkele verplichting om te reageren op de door klager ingediende klacht.
5.2 Dat verweerster de klacht desondanks heeft onderzocht, getuigt van welwillendheid. Naar het oordeel van de raad had zij er echter beter aan gedaan om niet inhoudelijk op de klacht te reageren – daartoe was zij immers niet verplicht – en klager direct te verwijzen naar de deken. Dit teneinde iedere mogelijke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.
5.3 Gelet op het bovenstaande is de raad van oordeel dat van enig klachtwaardig handelen van verweerster niet is gebleken. De klacht is ongegrond.
5.4 Tot slot acht de raad van belang op te merken dat de raad zich heeft gestoord aan de kwalificaties die klager in het kader van deze klachtprocedure heeft gebezigd en die niet in verhouding staan tot de gepretendeerde tekortkomingen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, M.F. Laning, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2017.
Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2017 verzonden.