Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:33

Zaaknummer

16-1119/DH/DH`

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 27 januari 2017

in de zaak 16-1119/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

k

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 1 december 2016 met kenmerk K158 2016 dk/sh, door de raad ontvangen op 2 december 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager in die procedure bijgestaan.

1.2    De echtscheiding is uitgesproken door de rechtbank Den Haag bij beschikking van 25 maart 2015. De ex-echtgenote van klager is op 25 juni 2015 in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking. Bij beschikking van 10 februari 2016 heeft het gerechtshof Den Haag de ex-echtgenote van klager niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

1.3    Bij brief van 27 juni 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij kwalitatief slecht werk heeft geleverd door stellingen onvoldoende te onderbouwen, stukken te laat en onoverzichtelijk aan te leveren en zinloze procedures te starten;

b)    zij misbruik heeft gemaakt van het systeem van gefinancierde rechtsbijstand door ten onrechte op toevoegingsbasis te procederen;

c)    zij heeft getracht het echtscheidingsproces te frustreren;

d)    zij stukken heeft ingediend met op voorhand duidelijk onjuiste en suggestieve veronderstellingen teneinde klager doelbewust in een kwaad daglicht te stellen en hem onnodig op hoge kosten te jagen;

e)    zij heeft getracht bewijsmateriaal te verdoezelen door doelbewust belangrijke en doorslaggevende zinnen in e-mailcorrespondentie te “zwarten” en deze vervolgens in te brengen in een procedure, terwijl zij uit de overige stukken moest weten wat de inhoud van de weggestreepte zinnen was;

f)    zij, ofwel haar kantoorgenoot mr. K., in januari 2016 heeft gepoogd loonbeslag te leggen, terwijl op basis van het dossier bekend was dat loonbeslag niet zou werken. Volgens klager heeft verweerster of mr. K. daarmee doelbewust getracht schade toe te brengen aan klager. 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer hierna waar nodig zal worden ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft een klacht ingediend tegen verweerster, die zijn ex-echtgenote bijstaat c.q. bijstond in een echtscheidingsprocedure. Uitgangspunt is dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (1) genoemde beperking is van belang dat de advocaat zich in of buiten rechte niet hetzij schriftelijk, hetzij mondeling onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Deze beperking van de vrijheid van de advocaat strekt niet alleen ter bescherming van de wederpartij die zich gegriefd zou kunnen voelen door bepaalde uitlatingen, maar is ook noodzakelijk in het belang van een behoorlijke rechtsbedeling, waarin de advocaat binnen en buiten het hem toegekende procesmonopolie een wezenlijke rol vervult. Dat belang is er bij gebaat dat ook in conflicten, waarbij de emoties hoog op kunnen lopen, op waardige wijze en op zakelijke toon wordt gedebatteerd. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a en b

4.2    De voorzitter ziet aanleiding deze klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

4.3    Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.4    In klachtonderdeel a verwijt klager verweerster dat zij kwalitatief slecht werk heeft geleverd. De voorzitter overweegt dat klager bij dit klachtonderdeel geen eigen belang heeft, omdat de (beweerdelijk) geschonden norm niet strekt tot bescherming van zijn belang. Vanwege het ontbreken van een eigen belang dient dit onderdeel van de klacht derhalve kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.5    De vraag of verweerster al dan niet misbruik heeft gemaakt van het systeem van gefinancierde rechtsbijstand door op toevoegingsbasis te procederen, is in beginsel een zaak van algemeen belang. Niet is gesteld of gebleken dat klager een eigen, rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel. Er was voor hem dan ook geen tuchtrechtelijke ingang. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel c

4.6    Het klachtdossier biedt naar het oordeel van de voorzitter geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van klager dat verweerster heeft getracht het echtscheidingsproces te frustreren. Verweerster heeft als advocaat de belangen van haar cliënte behartigd. Naar het oordeel van de voorzitter is zij daarbij gebleven binnen de bandbreedte van de onder 4.1 genoemde grenzen, zodat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d

4.7    Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel moet worden vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van gemotiveerde betwisting – aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd het standpunt betrokken dat zij geen onjuiste en suggestieve veronderstellingen gedaan.

4.8    Nu iedere verdere onderbouwing ontbreekt – in het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stelling van klager – kan de voorzitter de juistheid van het onder klachtonderdeel d gemaakte verwijt niet vaststellen. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e

4.9    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster het doelbewust “zwarten” van belangrijke en doorslaggevende zinnen in e-mailcorrespondentie.

4.10    Verweerster heeft aangevoerd dat haar cliënte haar een stuk heeft aangeleverd dat deels zwart gemaakt was, hetgeen in de ogen van haar cliënte nodig was om haar stelling te onderbouwen zonder daarmee in strijd met de waarheid te handelen. Klager had de betreffende e-mailberichten echter ook in zijn bezit en indien hij meende dat de zwart gemaakte gedeelten ook aan het gerechtshof dienden te worden voorgelegd, had zijn advocaat daar namens klager zorg voor kunnen dragen.

4.11    Naar het oordeel van de voorzitter had verweerster er beter aan gedaan om, voordat zij de betreffende documenten in de procedure bracht, te verifiëren wat er in de zwart gemaakte passages stond. Het bedoelde handelen van verweerster dient naar het oordeel van de voorzitter te worden aangemerkt als een zorgvuldigheidsfout en niet als tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Daar komt nog bij dat de advocaat van klager de mogelijkheid had om het complete document alsnog in de procedure te brengen. Niet is gebleken dat klager door het onder klachtonderdeel e bedoelde handelen van verweerster in zijn belangen is geschaad. Daarom is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f

4.12    De voorzitter is van oordeel dat klager dit onderdeel van de klacht onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd en onvoldoende heeft geconcretiseerd, zodat de juistheid van dit klachtonderdeel niet is komen vast te staan. Ook dit laatste klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    de klachtonderdelen a en b, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en onder b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk; 

-    de klachtonderdelen c, d, e en f, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 27 januari 2017.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 januari 2017 verzonden.