Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:37

Zaaknummer

17-046/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder bewust een foutieve declaratie aan klager heeft toegestuurd in een poging om hem te belazeren. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 1 februari 2017

in de zaak 17-046/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                                              

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 16 januari 2017 met kenmerk K16-104, door de raad ontvangen op 17 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Verweerder heeft klager bijgestaan in het kader van een echtscheidingsprocedure. Op 3 september 2015 heeft verweerder aan klager een declaratie, vergezeld van een urenspecificatie, gestuurd ten bedrage van € 1.499,19. Klager heeft naar aanleiding van deze declaratie telefonisch contact opgenomen met verweerder en bij hem aangegeven dat hij het op een vijftal punten niet eens was met de declaratie.

1.2       Verweerder heeft de declaratie vervolgens gematigd in welk verband hij klager op 8 september 2015 een creditnota en een nieuwe declaratie ten bedrage van € 749,60 heeft gestuurd.

1.3       Bij e-mailbericht d.d. 8 september 2015 heeft klager het vertrouwen in verweerder opgezegd, waarbij klager aan verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij het gevoel had dat verweerder had gepoogd om klager te belazeren.

1.4       Nadat klager de declaratie ondanks herhaalde betalingsverzoeken van verweerder onbetaald had gelaten heeft verweerder klager doen dagvaarden en betaling gevorderd van zowel de declaratie d.d. 8 september 2015 als een declaratie d.d. 1 december 2015, tezamen resulterend in een totale vordering in hoofdsom van € 1.332,69.

1.5       Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, d.d. 10 augustus 2016 heeft de kantonrechter onder meer geoordeeld:

            “(3.5) Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [klager] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen en moeten worden geconcludeerd dat [verweerder] op 3 september 2015 welbewust een onjuist bedrag in rekening heeft gebracht en [klager] op die wijze heeft willen “bedonderen”.”

 1.6      De kantonrechter heeft klager veroordeeld tot betaling van een bedrag in hoofdsom van € 759,76.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

klager heeft belazerd door hem bewust een foutieve declaratie toe te sturen.

 

3             VERWEER

                        3.1       Verweerder heeft klager niet belazerd. Evenmin heeft hij klager bewust een foutieve declaratie gestuurd. Blijkens het vonnis van de kantonrechter d.d. 10 augustus 2016 is deze eveneens van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder welbewust een onjuist bedrag in rekening heeft gebracht en klager op die wijze heeft willen “bedonderen”.  

                        3.2       Nadat klager verweerder had laten weten het niet eens te zijn met de declaratie d.d. 3 september 2015 heeft verweerder deze declaratie gehalveerd. Klager heeft verweerder laten weten daarmee in te stemmen. Verweerder mocht erop vertrouwen dat klager daarop niet zou terugkomen. De declaraties die verweerder aan klager heeft verzonden zijn overeenkomstig de door klager verstrekte opdracht. Het standpunt van klager dat hij niets wenst te betalen is onterecht.

                         

4             BEOORDELING

4.1                   De voorzitter stelt vast dat klager zijn stelling, dat verweerder heeft geprobeerd om hem te “belazeren” door klager welbewust een foutieve declaratie toe te zenden, reeds naar voren heeft gebracht in de civielrechtelijke procedure die aanhangig is geweest bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, sector kanton, locatie Bergen op Zoom. Verweerder heeft het standpunt van klager uitdrukkelijk betwist. De  civielrechtelijke procedure heeft geresulteerd in een vonnis d.d. 10 augustus 2016, waarbij klager is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 759,76 en waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat klager onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan zou kunnen en moeten worden geconcludeerd dat verweerder welbewust een onjuist bedrag in rekening heeft gebracht en klager op die wijze heeft willen “bedonderen”.

4.2       Evenals de kantonrechter is de voorzitter van oordeel dat geenszins is gebleken dat verweerder heeft geprobeerd om klager “te belazeren” door klager welbewust een foutieve declaratie toe te zenden. Het enkele feit dat verweerder zijn declaratie op verzoek van klager heeft gematigd vormt geen aanwijzing voor de juistheid van klagers stelling en andere feiten en omstandigheden ten bewijze van klagers stelling heeft klager niet naar voren gebracht.

4.3       Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier op   

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2017

                                                                         

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl