Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:38

Zaaknummer

17-101/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Aansprakelijkstelling dateert van 29 maart 2013. Vanaf dat moment waren de gevolgen van het handelen van de advocaat in ieder geval bekend. Kalcht d.d. 17 september 2016 is tardief. Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 23 februari 2017

in de zaak 17-101/DB/ZWB

           

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerster

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 6 februari 2017 met kenmerk, door de raad ontvangen op 6 februari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerster heeft klaagster in de periode van 2007 – 2012 bijgestaan inzake een procedure strekkende tot echtscheiding en afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tegen de heer E.

1.2      In of omstreeks september 2012 heeft mr. X de zaak van verweerster overgenomen. Mr. X heeft verweerster bij brief van 29 maart 2013 aansprakelijk gesteld voor de door klaagster, als gevolg van de wijze waarop verweerster klaagster heeft bijgestaan, geleden schade.

 

1.3      Klaagster heeft bij brief van 17 september 2016 bij de deken een klacht over het optreden van verweerster ingediend.

 

 

2             KLACHT

 

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

zij in de periode van 2007-2012 de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd, waardoor klaagster schade heeft geleden.

 

 

3             BEOORDELING

 

3.1      Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien deze is ingediend na verloop van drie jaar waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft. Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 2 blijft dit enkel achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten pas nadien bekend zijn geworden.

 

3.2      Vaststaat dat mr. X verweerster op 29 maart 2013 namens klaagster aansprakelijk heeft gesteld voor de door klaagster ten gevolge van het optreden van verweerster geleden schade en haar tevens een mogelijke klachtprocedure in het vooruitzicht heeft gesteld. Daarmee staat vast dat klaagster op dat moment kennis had van het handelen van verweerster waarop de klacht betrekking heeft alsmede de gevolgen daarvan.

 

3.3      Van klaagster had verwacht mogen worden dat zij zich binnen drie jaar nadat zij op de hoogte was van het handelen van verweerster waarop haar klacht betrekking heeft, derhalve in ieder geval binnen drie jaar na 29 maart 2013,  met haar klacht tot de deken had gewend. Dat klaagster in de zaak tegen de heer E. met bijstand van verweerster verder heeft geprocedeerd, maakt dit niet anders.

 

3.4      Nu klaagster zich pas op 17 september 2016 en derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet bepaalde termijn tot de deken heeft gewend zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a  Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaren.

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 23 februari 2017.

 

 

Griffier                                                                                                           Voorzitter

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 februari 2017

                                                                         

verzonden aan:

- klaagster

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

 

 

 

 

 

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl