Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:145

Zaaknummer

180074

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij, dat hij een kansloze zaak heeft aangenomen met als doel zichzelf te verrijken en klager en zijn echtgenote daardoor onnodig op kosten heeft gejaagd, is ook in hoger beroep ongegrond. Bekrachtiging.

Uitspraak

 Beslissing

van 20 augustus 2018

in de zaak 180074

naar aanleiding van het hoger beroep van:

        

        

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 19 maart 2018, onder nummer 17-413, aan partijen toegezonden op 19 maart 2018. De raad heeft het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 7 augustus 2017, waarbij klager in klachtonderdeel b van zijn klacht tegen verweerster kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard en klachtonderdelen a en c kennelijk ongegrond zijn verklaard, gegrond is verklaard. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:39.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 23 maart 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-  de stukken van de eerste aanleg;

-  de antwoordmemorie van verweerster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 juni 2018, waar klager en verweerster met haar gemachtigde mr. N zijn verschenen. Klager en mr. N hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet:

a)    een kansloze zaak aan te nemen, met als doel om zichzelf te verrijken;

b)    (…)

c)    klager en zijn echtgenote daardoor onnodig op hoge kosten te jagen.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 maart 2018, onder nummer 17-413.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. M. Pannevis, T.H. Tanja-van den Broek, R.H. Broekhuijsen en mr. J.M. Rowel-van der Linde, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2018.

        

griffier    voorzitter             

        

De beslissing is verzonden op 20 augustus 2018.