Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-03-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:51
Zaaknummer
17-102/DB/LI
Inhoudsindicatie
Archiefdossier is geen eigendom van voorgaande advocaat. Een cliënt, en dus ook zijn advocaat, is altijd gerechtigd zijn (voormalig) advocaat te verzoeken hem of haar een afschrift van processtukken en/of correspondentie in zijn zaak toe te zenden. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 13 maart 2017
in de zaak 17-102/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 7 februari 2017 met kenmerk K17-010, door de raad ontvangen op 9 februari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft klager bij brief d.d. 15 november 2016 verzocht om hem (proces)stukken uit het archiefdossier in de door klager behandelde zaak met betrekking tot het kort geding in 2010 toe te sturen.
1.2 Klager heeft verweerder per e-mail dd. 28 november 2016 verzocht hem te berichten waarom hij de genoemde stukken nodig had. Verweerder heeft hierop per e-mail van 29 november 2016 geantwoord dat zijn cliënte inmiddels verwikkeld was in een procedure met betrekking tot de financiële afwikkeling en in dat kader de processtukken en correspondentie nodig te hebben. Verweerder heeft per e-mail van 2 december 2016 nogmaals om toezending van de gevraagde stukken verzocht. Klager heeft op 2 december 2016 geantwoord dat verweerder hem plotseling zonder enige motivatie om stukken uit zijn dossier had verzocht. Hij schreef dat cliënte steeds alle stukken had ontvangen en dat hij niet inzag waarom hij gehouden zou zijn om na te gaan wat hij nog aan correspondentie en stukken in zijn dossier had. Verweerder heeft per e-mail d.d. 2 december 2016 geantwoord dat hij het archiefdossier betreffende het kort geding in 2010 opvroeg omdat hij dat nodig had in een lopende procedure. Hij stelde niet gehouden te zijn tot nadere motivering. Verweerder kondigde aan bij weigering de stukken aan hem toe te sturen, zich tot de deken te (moeten) wenden. Verweerder heeft klager per e-mail d.d. 7 december 2016 gerappelleerd.
1.3 Op 7 december 2016 heeft klager zich met een klacht tegen verweerder tot de deken gewend.
1.4 De deken heeft klager bij brief d.d. 16 december 2016 verzocht de gevraagde stukken aan verweerder ter beschikking te stellen en hem verzocht te berichten of hij bereid was de klacht in te trekken.
1.5 Klager heeft op 20 december 2016 –onder protest- een groot aantal processtukken met betrekking tot de kort gedingprocedure in 2010 aan verweerder toegezonden. Verweerder heeft klager per e-mail d.d. 20 december 2016, onder dankzegging voor de toegezonden processtukken, verzocht hem ook het correspondentiedossier toe te sturen. Klager heeft per e-mail van 27 december 2016 geantwoord niet aan het verzoek van klager te kunnen voldoen, aangezien de correspondentie voornamelijk e-mailcorrespondentie betrof waarover hij niet meer beschikte.
1.6 Klager heeft de deken per e-mail van 29 december 2016 bericht dat hij de klacht niet wenste in te trekken, aangezien verweerder, ondanks de toezending door klager van een groot aantal processtukken met betrekking tot het kort geding en zijn mededeling niet over meer correspondentie met cliënte te beschikken, bleef volharden in zijn eis om nog meer stukken aan hem te doen toekomen.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder zich onheus jegens klager heeft gedragen door op arrogante wijze en onder dreiging de bemiddeling van deken in te roepen, stukken op te vragen uit een aan klager in eigendom toebehorend archiefdossier.
3 VERWEER
3.1 Verweerder herkent zich niet in de door klager gebezigde termen en kwalificaties over het optreden van verweerder. Verweerder betwist klager onheus te hebben bejegend.
3.2 Verweerder heeft per e-mail van 15 november 2016 aan klager verzocht of hij hem de processtukken die betrekking hadden op het destijds door hem als toenmalige advocaat van de cliënte van verweerder gevoerde kort geding en het daarbij behorende correspondentie dossier te willen toezenden. Pas twee weken later heeft klager gereageerd. Verweerder heeft hierna aangegeven dat hij de stukken nodig had in verband met een lopende procedure betreffende de financiële afwikkeling in welke procedure onder andere stukken met betrekking tot het betreffende kort geding aan de orde zouden komen.
3.3 Toen klager reageerde met de stelling dat hij niet inzag waarom hij gehouden zou zijn om de stukken af te geven, heeft verweerder geantwoord dat hij de stukken nodig had in verband met een lopende procedure en dat hij bij gebreke van afgifte om bemiddeling van de deken zou vragen.
4 BEOORDELING
4.1 Vast staat dat klager de cliënte van verweerder in een geschil betreffende de nalatenschap van haar ouders heeft bijgestaan. Voorts staat vast dat klager nadat de zaak door mr. X, was overgenomen, het dossier, behoudens de stukken betreffende de kort gedingprocedure uit 2010, aan mr. X heeft toegezonden. Verweerder, die zijn cliënte bijstaat in de financiële afwikkeling, heeft bij mr. X het dossier opgevraagd. Toen mr. X hem in kennis stelde dat hij niet over de stukken betreffende het kort geding uit 2010 beschikte heeft verweerder deze bij klager opgevraagd.
4.2 Klager lijkt uit te gaan van de onjuiste veronderstelling dat een archiefdossier zijn eigendom is, en dat hij niet gehouden is hiervan desgevraagd een afschrift aan zijn (voormalig) cliënt te verstrekken. Een cliënt, en dus ook zijn advocaat, is altijd gerechtigd zijn (voormalig) advocaat te verzoeken hem of haar een afschrift van processtukken en/of correspondentie in zijn zaak toe te zenden. Een cliënt heeft in zijn algemeenheid recht op de stukken die betrekking hebben op zijn dossier.
4.3 Nu verweerder enkel in zakelijke bewoordingen in verband met een lopende procedure om toezending van stukken uit het archiefdossier van zijn cliënte heeft verzocht, valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken. Dat verweerder klager in het vooruitzicht heeft gesteld, bij gebreke van toezending van de gevraagde stukken, de bemiddeling van de deken in te zullen roepen valt verweerder tuchtrechtelijk evenmin aan te rekenen. De cliënte van verweerder had immers recht op toezending van een afschrift van
de gevraagde stukken. Bij weigering deze toe te sturen restte verweerder geen andere mogelijkheid dan bemiddeling van de deken in te roepen.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 13 maart 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 13 maart 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl