Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:301

Zaaknummer

16-460

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; klacht over optreden eigen advocaat (wijze van belangenbehartiging); kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 3 augustus 2016

in de zaak 16-460

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 18 mei 2016 met kenmerk 15-0225/AF/sd, door de raad ontvangen op 19 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 15 juni 2015 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.3    Verweerster heeft klaagster, als tweede advocaat, in een echtscheidingsprocedure vanaf januari 2012 bijgestaan. In eerste instantie heeft verweerster een “second opinion” gegeven waarna verweerster het dossier van de toenmalige advocaat van klaagster heeft overgenomen.

1.4    Op een gegeven moment is er achterstand ontstaan in de betaling van de declaraties van verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster zich niet heeft gehouden aan de kostenafspraak;

b)    verweerster ondermaats heeft gepresteerd doordat zij er niet in is geslaagd het convenant ondertekend te krijgen;

c)    verweerster klaagster op extra kosten heeft gejaagd door de wijze waarop zij het dossier heeft behandeld;

d)    verweerster op onfatsoenlijke manier de administratie heeft bijgehouden en slecht heeft gecommuniceerd.

Bij dit alles heeft verweerster niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Toelichting:

Klaagster stelt dat verweerster geen respect heeft getoond voor de agenda en de beschikbare tijden van klaagster. Verweerster zocht contact met klaagster tijdens werktijd van klaagster terwijl zij wist dat het werk van klaagster dat niet toestond en dat de werkgever van klaagster daar bezwaar tegen had. Verweerster heeft geen strategie in klaagsters zaken bedacht en heeft zich ook niet in de zaak verdiept maar deze afgehandeld als een routinezaak. Zij bereidde de zaak niet tijdig voor en vroeg veelvuldig dezelfde stukken op bij klaagster. Voorts ging zij akkoord met uitstel van de boedelverdeling zonder overleg met klaagster. Ook werden de financiën niet overzichtelijk bijgehouden. Klaagster is van mening dat zij hierdoor emotionele en financiële schade heeft geleden. Een efficiënte afwikkeling van de gevolgen van de echtscheiding inclusief de financiële verdeling wilde niet slagen via verweerster.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerster ontkent dat zij klachtwaardig heeft gehandeld. Zij voert aan dat de onderhavige klachtprocedure niet kan dienen als een verkapt hoger beroep van een inmiddels in kracht van gewijsde gegane uitspraak van de burgerlijke rechter inzake de nota’s van verweerster aan klaagster die deze niet betaald had. Verweerster is van mening dat zij in de zaak van klaagster de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Verweerster was de tweede advocaat in de echtscheidingsprocedure van klaagster. De financiële problemen van partijen waren complex. Er is veelvuldig contact geweest met klaagster, specifiek op detailniveau. Klaagster en verweerster hadden andere inzichten en verwachtingen omtrent de haalbaarheid van standpunten in de onderhandelingen en in de procedures. Het verwachtingspatroon van klaagster ten aanzien van de mogelijke uitkomst van de procedure was niet realistisch. Bovendien was klaagster niet altijd even goed bereikbaar. Het dossier was omvangrijk, er werden dozen/zakken met stukken afgegeven en veel e-mailberichten gestuurd. Klaagster heeft zich steeds op voorhand schriftelijk akkoord verklaard met verzending van correspondentie en indiening van processtukken. De strategie werd altijd besproken, per onderwerp. Dat er geen regeling tot stand is gekomen, ligt aan de voorwaarden die klaagster stelde. Verweerster heeft terecht gedeclareerd en de rechtbank heeft de uitleg van het kantoor van verweerster over de nota’s geaccepteerd.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Ten aanzien van het verwijt over de gestelde kostenafspraak is de voorzitter van oordeel dat het niet aan de tuchtrechter is om te oordelen of daadwerkelijk een afspraak is gemaakt en wat die inhoudt. Dat oordeel is aan de civiele rechter voorbehouden. In dit geval heeft de kantonrechter Noord-Nederland daarover een oordeel gegeven en het standpunt van klaagster gepasseerd. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b) en c)

4.2    Deze beide klachtonderdelen worden gezamenlijk behandeld. Uit de correspondentie, waaronder de brieven van verweerster aan klaagster van (onder andere) 26 februari 2014, 11 april 2014 en 16 mei 2015 blijkt dat verweerster diverse malen heeft gewezen op de procesrisico’s. Klaagster stelde echter eisen en voorwaarden die door de wederpartij niet zijn geaccepteerd, zoals onder meer blijkt uit de brief van 22 mei 2015 van verweerster aan de advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster. Klaagster en haar ex-echtgenoot konden het blijkbaar niet eens worden over de voorwaarden voor de afwikkeling van de echtscheiding, hetgeen verweerster niet kan worden verweten. In ieder geval is niet komen vast te staan dat verweerster ondertekening van het convenant door beide partijen heeft gedwarsboomd. Door deze opstelling is de tijdsbesteding van verweerster opgelopen hetgeen kosten met zich bracht. Ook daarvan kan verweerster geen verwijt worden gemaakt. Deze  klachtonderdelen zijn eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.3    De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is van slechte communicatie van de kant van verweerster. Integendeel, verweerster is steeds ingegaan op diverse vragen en aandachtspunten van klaagster. Klaagster stond er op dat verweerster haar zaak afhandelde en weigerde een andere advocaat in de arm te nemen voor de boedelverdeling, terwijl betaling van de openstaande facturen van verweerster uitbleef. Evenmin is gebleken dat verweerster de administratie onfatsoenlijk bijhield. Het feit dat verweerster soms stukken voor de tweede keer opvroeg, is niet onbegrijpelijk gelet op het feit dat klaagster niet heeft betwist dat zij een grote hoeveelheid stukken bij verweerster had afgeleverd en verweerster probeerde de kosten te beperken door geen extra tijd te besteden aan onderzoek in de grote hoeveelheid stukken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.4    Nu de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond wordt geoordeeld is er geen ruimte om op grond van art. 48 lid 10 Advocatenwet uit te spreken dat verweerster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond en wijst het verzoek ex art. 48 lid 10 Advocatenwet af.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 3 augustus  2016.

griffier    voorzitter