Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-02-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:15

Zaaknummer

16-623

Inhoudsindicatie

Klacht tegen optreden advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Klager verwijt verweerder dat hij klager rechtstreeks een brief heeft gezonden, terwijl verweerder wist dat klager werd bijgestaan door een eigen advocaat. Het ging niet om een op een rechtsgevolg gerichte brief. Handelen i.s.m. gedragsregel 18 lid 1. Klacht gegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van 6 februari 2017

in de zaak 16-623

naar aanleiding van de klacht van:

mr. X1

klager sub 1

advocaat te A

en

X2

klager sub 2

klagers

tegen

mr. Y

advocaat te B

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 januari 2016 hebben klagers zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 juni 2016 met kenmerk 16-0028/AF/sd, door de raad ontvangen op 1 juli 2016, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2016 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager sub 2 en de ex-echtgenote van klager sub 2, hierna te noemen: de ex-echtgenote en de cliënte van verweerder, waren in 2015 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en waren tevens bestuurders van een besloten vennootschap. Rond die vennootschap zijn verwikkelingen ontstaan.

2.2    Klager sub 1 stond klager sub 2 bij in zowel de echtscheidingsprocedure als in de ondernemingsrechtelijke kwestie. De belangen van de ex-echtgenote werden in de ondernemingsrechtelijke kwestie door verweerder en in de echtscheidingkwestie door een andere advocaat behartigd.

2.3    In 2015 is tussen verweerder en klager sub 1 gecorrespondeerd over uitschrijving van de cliënte van verweerder/de ex-echtgenote als bestuurder van bedoelde vennootschap. Bij brief van 26 januari 2016 heeft verweerder klager sub 2 rechtstreeks over deze kwestie aangeschreven. In deze brief heeft verweerder klager sub 2 verzocht hem te laten weten op welke wijze zijn cliënte toegang kon krijgen tot de administratie en boekhouding en heeft hij klager sub 2 erop gewezen dat hij gehouden is de wettelijke en statutaire voorschriften na te leven zulks op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid waarbij met name is verwezen naar het bepaalde in artikel 2:239 lid 5 en lid 6 BW.

2.4    Bij e-mail van 26 januari 2016 heeft klager sub 1 aan verweerder uitleg gevraagd over het rechtstreeks aanschrijven van zijn cliënt. Bij e-mail van gelijke datum heeft verweerder klager sub 1 excuses aangeboden, aangegeven dat het even aan zijn aandacht was ontsnapt dat klager sub 1 de belangen van klager sub 2 behartigde en aangegeven dat als klager sub 1 zijn brief van 26 januari 2016 niet had ontvangen hij deze alsnog zou toezenden. Op verzoek van klager sub 1 heeft verweerder bij brief van 27 januari 2016 zijn brief van 26 januari 2016 aan klager sub 2 ingetrokken en een brief met een vergelijkbare inhoud aan klager sub 1 toegezonden.

2.5    Door verweerder is een notitie opgesteld gedateerd 22 februari 2016 met als titel: “Hoe de impasse te doorbreken?” Daarbij was een concept voor een verzoek tot het bijeenroepen van de algemene vergadering van aandeelhouders gevoegd die door zijn cliënte aan de vennootschap/klager sub 2 kon worden toegezonden. Deze stukken heeft verweerder aan zijn cliënte toegezonden. In ieder geval de notitie heeft de cliënte van verweerder met klager sub 2 besproken.

2.6    Door de advocaat van de ex-echtgenote in de echtscheidingsprocedure is middels een F9 rolformulier van 26 januari 2016 onder meer de brief van verweerder van 26 januari 2016 genoemd in 2.3 in de echtscheidingsprocedure overgelegd. De dag daarop heeft deze advocaat de rechtbank verzocht deze productie uit het procesdossier te verwijderen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    te handelen in strijd met artikel 46 Advocatenwet en in strijd met regel 18 van de gedragsregels,

b)    klager sub 2 rechtstreeks aan te schrijven, terwijl verweerder er kennis van had dat klager sub 1 diens belangen behartigde,

c)    niet te voorkomen dat de advocaat die de echtscheidingsprocedure van de ex-echtgenote van klager sub 2 behandelde, een brief waarop de klachtonderdelen a) en b) onder meer betrekking hebben in die procedure heeft overgelegd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt dat hij zich bij de verzending van de brief van 26 januari 2016 niet heeft gerealiseerd dat klager sub 2 ook op ondernemingsrechtelijk terrein werd bijgestaan door klager sub 1 en dat klagers geen belang hebben bij hun klacht omdat hij de brief direct heeft ingetrokken.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.1    Nu de klachtonderdelen rechtstreeks met elkaar samenhangen, zal de raad deze klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.

5.2    Het ging bij de brief van 26 januari 2016 niet om een op een rechtsgevolg gerichte brief. Deze had derhalve niet aan klager sub 2 mogen worden toegezonden. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 18 lid 1. Dat verweerder die misstap direct zodra hem dat bekend was, heeft rechtgezet, laat onverlet dat de brief niet aan klager sub 2 gezonden had mogen worden. In zoverre de klachtonderdelen a) en b)  betrekking hebben op genoemde brief worden deze gegrond verklaard.

5.3    De overige door verweerder opgestelde stukken waarop de klachtonderdelen betrekking hebben zijn niet rechtstreeks aan klager sub 2 toegezonden. Dat verweerder geholpen heeft bij de opstelling van een brief tot het bijeenroepen van een aandeelhoudersvergadering behoort tot de taak van een advocaat ter vermijding van misverstanden en/of fouten. Het stond verweerder vrij om een notitie te maken zoals hij die heeft opgesteld. Het lag buiten zijn verantwoordelijkheid dat zijn cliënte vervolgens zelf dit stuk met klager sub 2 heeft besproken. Van ontoelaatbare druk van de zijde van verweerder is daarbij niet gebleken. Voor het overige worden de klachtonderdelen a) en b) derhalve ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Verweerder kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor handelingen van een collega in een andere dan door hem behandelde zaak. De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond in zoverre als hierboven is aangegeven. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hem even was ontschoten dat klager sub 2 zich liet bijstaan en heeft toen hij daarop werd gewezen de zaak onmiddellijk recht gezet en zijn excuses aangeboden. Daarin ziet de raad aanleiding af te zien van een maatregel.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a) en b) gegrond in zoverre als hierboven is aangegeven.

-    verklaart de klachtonderdelen a) en b) voor het overige en klachtonderdeel c) ongegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;   

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, en mrs. A.D.G Bakker, E. Bige, B.E.J.M. Tomlow en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum,

als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2017.

Griffier    Voorzitter