Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-02-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:19

Zaaknummer

16-546

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Verzet ongegrond. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 februari 2017

in de zaak 16-546

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 augustus 2016 op de klacht van:

de heer X

wonende te A

klager

tegen:

mr. Y

voormalig advocaat te B

verweerder

1.      VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 22 oktober 2015, ontvangen op 26 oktober 2015 en later aangevuld met brieven ontvangen op 5 en 17 november en 7 december 2015, heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 juni 2016 met kenmerk 15-0343/FH/sd, door de raad ontvangen op 10 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 12 augustus 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 augustus 2016 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 21 augustus 2016 door de raad ontvangen op 23 augustus 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 november 2016 in aanwezigheid van klager.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, van het verzetschrift van klager en van de brief van klager van 13 november 2016 met bijlagen.

2.      KLACHT

2.1    Voor de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3.      VERZET

3.1    In het verzetschrift heeft klager zijn bezwaren tegen de handelwijze van verweerder nogmaals uiteengezet. In zijn brief van 13 november 2016 verzoekt klager om over zijn algemene aangifte van strafbare feiten een rapport op te vragen bij justitie te Leeuwarden.

4.       BEOORDELING

4.1     De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. Met name ziet de raad geen noodzaak voor het opvragen van nadere stukken. Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, R.P.F. van der Mark, H.H. Tan, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.

griffier    voorzitter