Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-02-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:20

Zaaknummer

16-717

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat in familierechtkwestie. Klager verwijt verweerster dat zij zonder haar toestemming met de advocaat van de wederpartij een afspraak heeft gemaakt over alimentatie en aan de rechtbank heeft laten weten dat klaagster akkoord was met nihilstelling van alimentatie terwijl verweerster wist dat dit niet zo was en klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd. Klachten ongegrond. Klachten zijn niet komen vast te staan.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 februari 2017

in de zaak 16-717

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw X

wonende te A

klaagster

tegen

mr. Y

advocaat te B

verweerster

1       VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 januari 2016 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 juli 2016 met kenmerk 16-0011/AF/sd, door de raad ontvangen op 28 juli 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 november 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Bij beschikking van de rechtbank [plaats] van [....] 2006 is tussen klaagster en haar ex-echtgenoot de echtscheiding uitgesproken. Bij beschikking van de rechtbank [plaats] van [....] 2006 is bepaald dat de ex-echtgenoot aan klaagster een partneralimentatie van € 3.000,- per maand en een kinderalimentatie van € 610,- per maand diende te betalen. Verweerster heeft klaagster in deze procedure bijgestaan.

2.2    Eind 2013 heeft de ex-echtgenoot bij de rechtbank te [plaats] een verzoek tot nihilstelling van partneralimentatie en later in mei 2014 een aanvullend verzoek tot verlaging van de kinderalimentatie ingediend. Ook in deze procedure heeft klaagster verweerster bijgestaan. De klacht heeft betrekking op haar werkzaamheden in deze procedure.

2.3    Namens de ex-echtgenoot is naar voren gebracht dat hij al geruime tijd niet de draagkrachtruimte had om de vastgestelde bijdragen te voldoen, dat hij desondanks had doorbetaald en als gevolg daarvan op zijn vermogen had ingeteerd althans had geleend, dat de bijdragen conform de wettelijke maatstaven dienden te worden aangepast en dat in het verzoekschrift primair was verzocht daarbij de datum van het verzoekschrift aan te houden, zijnde voor wat betreft de partneralimentatie [....] 2013 en voor wat betreft de kinderalimentatie [....] mei 2014.

2.4    In een e-mail van 3 december 2013 van verweerster aan klaagster heeft verweerster de inhoud van  een telefoongesprek van 28 november 2013 tussen hen bevestigd. Daarin is onder meer vermeld dat is stilgestaan bij het proces risico. Gelet op de nieuwe wetgeving die begin volgend jaar verwacht kon worden en het feit dat de echtscheiding inmiddels 8 ½  jaar geleden was uitgesproken, waardoor sprake was van afgenomen lotsverbondenheid, moest klaagster er rekening mee houden dat het verzoek tot nihilstelling gehonoreerd zou worden.

2.5    Bij e-mail van 25 augustus 2014 heeft verweerster aan klaagster meegedeeld dat zij een afspraak met een accountant had gemaakt om de jaarrekeningen en andere financiële stukken van de ex echtgenoot door te nemen. Dit om vast te kunnen stellen of er al dan niet onregelmatigheden waren. Verweerster heeft voorgesteld om ter besparing van kosten eerst alleen met hem een soort scan te maken en na bespreking van zijn bevindingen met klaagster te bekijken of er nog schriftelijke rapportage zou moeten volgen. Bij e-mail van gelijke datum heeft klaagster aan verweerster geantwoord dat zij daarmee akkoord was.

2.6    Bij e-mail van 11 september 2014 heeft verweerster een van de zijde van de ex- echtgenoot ontvangen voorstel aan klaagster voorgelegd. Bij e-mail van 12 september 2014 heeft verweerster aan klaagster bevestigd dat zij uit een telefoongesprek van die dag opmaakte dat klaagster kon instemmen met het voorstel. Zij stelt voor een reactietermijn tot 17 september te vragen, onder andere zodat klaagster de kwestie in het weekend nog kon overdenken. Klaagster heeft daarop geantwoord: “Ja dat is prima. Dankjewel en fijn weekend!”. Op 17 september 2014 heeft verweerster aan klaagster twee concept faxbrieven gestuurd, gericht aan de advocaat van de ex-echtgenoot en aan de rechtbank, waarin de schikking wordt aanvaard. Zij heeft aan klaagster bevestigd dat het voorstel inhield dat de ex echtgenoot per 1 juli 2014 geen partneralimentatie meer betaalde, maar wel € 417,- per maand aan kinderalimentatie en heeft zij klaagster verzocht nog even te laten weten of de kinderalimentatie van € 417,- per maand feitelijk was ingegaan per 1 juni, 1 juli of 1 augustus 2014. Daarop heeft klaagster diezelfde dag per e-mail geantwoord: “Per 1 juni krijg ik alleen nog € 417,- kinderalimentatie. Tot straks!” Vervolgens heeft verweerster aan de advocaat van de ex echtgenoot bevestigd dat klaagster met het voorstel van de ex echtgenoot instemde inhoudende nihilstelling van de partneralimentatie per 1 juli 2014 en vanaf die datum een kinderalimentatie van € 417,- per maand. Op een e-mail van verweerster aan klaagster van 17 september 2014 met de tekst: “de fax aan de rechtbank is verzonden!” heeft klaagster geantwoord: “Dankjewel. (…)”.

2.7    De mondelinge behandeling die in deze zaak bepaald was op 23 september 2014 heeft geen doorgang gevonden omdat partijen de rechtbank voordien hebben bericht dat zij in onderling overleg een minnelijke regeling hebben getroffen.

2.8    Bij e-mail van 23 oktober 2014 heeft verweerster de beschikking van de rechtbank waarin de minnelijke regeling was opgenomen aan klaagster toegezonden. Deze heeft daarop diezelfde dag per e-mail geantwoord: “Dankjewel, en leuk dat we ook weer gezamenlijk gezag hebben!....”

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)       met de wederpartij zonder toestemming van klaagster een afspraak te hebben gemaakt over de partner- en kinderalimentatie,

b)       de rechtbank te hebben meegedeeld, dat klaagster akkoord zou zijn met nihilstelling van de partneralimentatie, terwijl zij wist dat klaagster het daar niet mee eens was,

c)       geen kennis te hebben genomen van stukken, die door partijen zijn verstrekt,

d)       klaagster niet te informeren over het overleg met de accountant,

e)       tegen de uitdrukkelijke wens van klaagster in niet naar een zitting te gaan.

4        VERWEER

4.1     Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

5        BEOORDELING

5.1     Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Op grond van de hierboven gereleveerde feiten komt de raad tot het oordeel dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag ontbeert en derhalve ongegrond moet worden verklaard.

5.3    Uit de e-mail correspondentie blijkt dat klaagster heeft ingestemd met een minnelijke regeling voor wat betreft de partner- en kinderalimentatie, inhoudende voor wat betreft de partneralimentatie nihilstelling per 1 juli 2014 en voor wat betreft de kinderalimentatie betaling van € 417,- per maand per 1 juli 2014. De verlaging van de kinderalimentatie ging een maand later in dan waarvan klaagster blijkens haar e-mail van 17 september 2014 uitging maar daarover heeft klaagster zich niet beklaagd.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Uit de ongegrondverklaring van klachtonderdeel a) vloeit voort dat ook klachtonderdeel b) ongegrond moet worden verklaard. Beide klachtonderdelen hebben betrekking op dezelfde afspraak.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op de financiële stukken van de ex-echtgenoot mist dit feitelijke grondslag nu uit de hiervoor genoemde feiten blijkt dat deze door verweerster met een accountant zijn besproken. Voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op andere stukken is dit door klaagster niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Dit klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel d)   

5.6    Bij de stukken bevindt zich een e-mail van klaagster van 25 augustus 2014 waarin zij instemt met de voorstellen van verweerster voor wat betreft het overleg met de accountant. Niet, althans onvoldoende, weersproken is door verweerster gesteld dat zij vervolgens conform haar voorstel heeft gehandeld.

5.7    Dit klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard

Ad klachtonderdeel e)   

5.8    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij niet naar de mondelinge behandeling van het alimentatieverzoek is gegaan. Verweerster heeft ter zitting aangegeven dat daar door klaagster niet om was gevraagd, dat dit gelet op de bereikte overeenstemming ook geen zin had en dat als klaagster daar desondanks prijs op had gesteld zij naar de zitting was gegaan, met alle kosten voor klaagster van dien.

5.9    Door klaagster is niet aannemelijk gemaakt dat zij ondanks de bereikte minnelijke regeling bij verweerster de wens heeft neergelegd om naar de zitting te gaan, nog afgezien dat het belang van klaagster daarbij de raad ontgaat. Voor zover klaagster heeft bedoeld erover te klagen dat verweerster in het geheel geen minnelijke regeling had moeten treffen, maar op een inhoudelijke behandeling van de zaak had moeten aansturen, gaat de klacht eraan voorbij dat klaagster zelf met het treffen van de minnelijke regeling heeft ingestemd. Dat is hiervoor reeds overwogen. Ook in dat geval kan de klacht niet slagen. 

5.10    Dit klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart alle klachtonderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.P.F. van der Mark, H.H. Tan, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.

Griffier    Voorzitter