Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2013:96
Zaaknummer
66/13
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over optreden van eigen advocaat en betreft de kwaliteit van de dienstverlening en de wijze van belangenbehartiging. Klacht is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 juli 2013
in de zaak 66/13
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel van 13 juni 2013 met kenmerk 1213/21, door de raad ontvangen op 14 juni 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.2 In september 2009 heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek zijn belangen te behartigen in een zaak tegen de hogeschool [opleidingsinstituut A]. Klager stelde dat [opleidingsinstituut A] jegens hem tekort was geschoten in de begeleiding en scholing naar (minimale) bekwaamheidseisen voor een onderwijsbevoegdheid, in een traject in het kader van re-integratie. Klager wilde de hogeschool aansprakelijk stellen en schade vergoed zien doordat hij de desbetreffende onderwijsbevoegdheid niet heeft behaald. Verweerster heeft de opdracht aangenomen conform onderstaande opdrachtbevestiging:
“Als afgesproken zal ik u adviseren over de haalbaarheid van een eventuele vordering op [opleidingsinstituut A] dan wel [opleidingsinstituut B] wegens het niet nakomen van op deze organisaties rustende verplichtingen rond uw re-integratie in het arbeidsproces als docent elektrotechniek. Mijn inspanningen zullen er in de eerste plaats in bestaan dat ik de door u nog op te sturen stukken zal bestuderen. Daarna zal ik een afspraak met u plannen om eventuele leemtes in de feiten aan te vullen, zal ik een aansprakelijkstelling formuleren en zullen wij de reactie van [opleidingsinstituut A] dan wel [opleidingsinstituut B] afwachten. Afhankelijk van die reactie zal ik u adviseren over de kans van slagen van het doorzetten van een vordering richting één of beide partijen. Ik wijs u erop dat de aard van mijn werkzaamheden meebrengt dat ik geen resultaten kan garanderen, maar ik zal mij er uiteraard wel tot het uiterste voor inspannen om het beste resultaat voor u te bereiken. Ik zal u in de loop van het traject op de hoogte houden van de ontwikkelingen, de voortgang en wijzigingen in uw zaak. Van alle inkomende en uitgaande correspondentie ontvangt u een kopie.” [afkortingen-voorzitter]
1.3 Verweerster heeft [opleidingsinstituut A] aansprakelijk gesteld en gecorrespondeerd met [opleidingsinstituut A] waarna verweerster aan klager kenbaar heeft gemaakt dat zij op grond van de voorliggende stukken van mening was dat een procedure tegen [opleidingsinstituut A] niet zinvol was.
1.4 Omdat klager het met deze conclusie van verweerster niet eens was, heeft verweerster ruggespraak gepleegd met een kantoorgenote die in de periode tot en met 2009 1 à 2 maal per jaar gastcolleges had gegeven aan één van de opleidingen van [opleidingsinstituut A] en in 2011 nog een keer was ingevallen voor een zieke docent. Ook deze kantoorgenote was van mening dat procederen geen zin had. Daarop heeft verweerster haar werkzaamheden beëindigd en haar declaratie (gematigd) ingediend.
1.5 Vervolgens heeft klager op 30 juli 2011 een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur met betrekking tot de werkzaamheden van verweerster. De Geschillencommissie heeft in een bindend advies op 27 februari 2012 de klacht van klager ongegrond verklaard.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster ten onrechte en zonder toestemming van klager een kantoorgenote om advies heeft gevraagd in de zaak van klager. Daarmee behartigde verweerster feitelijk de belangen van [opleidingsinstituut A] en niet van klager.
Toelichting
Verweerster heeft een aansprakelijkstelling opgesteld en toegestuurd naar [opleidingsinstituut A]. Daarna is advies uitgebracht. De focus in de aansprakelijkstelling lag op begeleiding/scholing terwijl later, blijkbaar onder invloed van de kantoorgenote van verweerster, de focus was gericht op het diploma/assessment. Bij de advisering heeft verweerster kennelijk een dubbelrol gespeeld.
b) verweerster een beroepsfout heeft gemaakt door de onjuiste regelgeving toe te passen.
Toelichting
De door verweerster van toepassing geachte regelgeving was vervallen. Niet bewezen is waarom op klager overgangsrecht van toepassing zou zijn. Het oordeel van verweerster was apert onjuist.
c) verweerster een beroepsfout heeft gemaakt door niet zelf verweer te voeren in de procedure voor de Geschillencommissie, maar haar kantoor, [naam advocatenkantoor], verweer te laten voeren. Dat is een beroepsfout.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
3.1 Verweerster ontkent dat zij zich bij de advisering van klager heeft laten leiden door de belangen van [opleidingsinstituut A]. Verweerster heeft collegiaal advies gevraagd aan haar kantoorgenote omdat klager het niet eens was met het advies van verweerster. Juist om klager zo zorgvuldig mogelijk te adviseren heeft zij dat gedaan. Deze kantoorgenote had enkele gastcolleges verzorgd aan een opleiding van [opleidingsinstituut A] maar was daar niet in dienst. Ook bestond er geen persoonlijke of financiële afhankelijkheidsrelatie tussen deze kantoorgenote en [opleidingsinstituut A]. Verweerster meent dan ook dat de klacht ongegrond is.
Ad klachtonderdeel b)
3.2 Tussen verweerster en klager bestond verschil van mening over de vraag welke wet van toepassing was op het geschil van klager met [opleidingsinstituut A]. Van een beroepsfout is echter geen sprake. De inhoud van de wet die klager noemt, was niet relevant voor het advies van verweerster of de zaak al dan niet haalbaar was. Het advies van verweerster was onder andere gebaseerd op haar bevindingen dat niet aantoonbaar was dat [opleidingsinstituut A] te kort was geschoten, terwijl klager zelf onvoldoende verantwoordelijkheid had genomen om de voortgang van zijn opleiding te bewerkstelligen. Bovendien, als al sprake zou zijn van te kort schieten door [opleidingsinstituut A], dan is klager te laat geweest met de ingebrekestelling van [opleidingsinstituut A]. Bovendien is klager zelf tekort geschoten doordat hij heeft geweigerd aan het eindassessment deel te nemen, terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld.
Ad klachtonderdeel c)
3.3 Uit de destijds door klager ingediende klacht was niet duidelijk tegen wie de klacht zich richtte. De klacht is echter behandeld als klacht tegen zowel verweerster als haar kantoor. Het kantoor van verweerster heeft als werkgever van verweerster verweer gevoerd. De Geschillencommissie heeft beoordeeld of en in hoeverre de kwaliteit van de dienstverlening tekort is geschoten en heeft de klachten van klager ongegrond verklaard.
4 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter is van oordeel dat uit de stukken niet gebleken is dat verweerster zich (mede) heeft laten leiden door de belangen van [opleidingsinstituut A]doordat zij advies heeft ingewonnen bij een kantoorgenote die een enkele maal gastdocent is geweest bij [opleidingsinstituut A]. Het feit dat deze kantoorgenote een enkele maal gastdocent is geweest bij [opleidingsinstituut A] betekent niet dat er een afhankelijkheidsrelatie is ontstaan tussen [opleidingsinstituut A] en de kantoorgenote. In ieder geval is daarvan niet gebleken. Verweerster heeft juist zorgvuldig gehandeld door haar bevindingen voor te leggen aan een kantoorgenote, temeer nu zij wist dat klager niet tevreden was met het negatieve procesadvies van verweerster.
Ad klachtonderdeel b)
De voorzitter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerster onjuiste regelgeving van toepassing achtte. Verweerster heeft aangevoerd dat er verschil van mening was met klager over de vraag welke wet van toepassing was op de zaak van klager. Het advies van verweerster geen procedure aanhangig te maken en de zaak te laten rusten was gebaseerd op onder andere het eigen handelen van klager, zoals het niet op de juiste wijze klagen over de begeleiding en het ontbreken van een ingebrekestelling, alsmede op het feit dat klager het eindassessment niet had afgelegd hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid was gesteld. De van toepassing zijnde wetgeving is daarbij niet van doorslaggevend belang. Van een beroepsfout is dan ook geen sprake.
Ad klachtonderdeel c)
4.2 De Geschillencommissie heeft de klacht beschouwd als een klacht tegen verweerster. De voorzitter is van oordeel dat niet klachtwaardig is dat het kantoor van verweerster zich in die procedure heeft gevoegd. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.
Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 10 juli 2013.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 11 juli 2013.