Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:62

Zaaknummer

16-950/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Gedragsregel 15 lid 2 is niet van toepassing op de situatie waarin ambtshalve arrest is bepaald, zonder dat partijen hierom hebben gevraagd. 

Inhoudsindicatie

klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 20 maart 2017

in de zaak 16-950/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                         

                         

 

klagers

 

 

tegen:

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 21 augustus 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brieven aan de raad van 13 oktober 2016 met kenmerk K15-085a en K15-085b , door de raad ontvangen op 13 oktober 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017 in aanwezigheid van klager sub 2, mede namens klagers sub 1 en 3, verweerster en de gemachtigde van verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brieven van de deken van 13 oktober 2016, met bijlagen;

-       de brief van klager sub 2 , met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Klaagster sub 1 is verwikkeld in een geschil met de curatoren van BV R I B.V. Klaagster sub 1 wordt hierin bijgestaan door klagers sub 2 en 3. In de procedure in eerste aanleg zijn de vorderingen van de curatoren bij vonnis van de rechtbank van 17 december 2014 afgewezen. Verweerster heeft namens de curatoren hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis van de rechtbank.

2.2     Verweerster heeft op 9 juni 2015 een memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis, tevens incident ex. artikel 843a Rv genomen. Het gerechtshof heeft vervolgens de hoofdzaak aangehouden. Klager sub 2 heeft op 23 juni 2015 in het incident een memorie van antwoord genomen. Hierna is het incident door het gerechtshof op de rol van 11 augustus 2015 geplaatst voor arrest.

2.2     Verweerster heeft klager sub 2 per email van 2 juli 2015 bericht dat zij voornemens was om het gerechtshof om pleidooi te vragen en verzocht klager sub 2 om zijn verhinderdata op te geven. Klager sub 2 heeft verweerster per email van eveneens 2 juli 2015 geantwoord dat de zaak voor arrest stond en dat het haar niet geoorloofd was om zich zonder zijn toestemming tot de rechter te wenden. Hij berichtte voorts, voor zover de email van verweerster als een toestemmingsverzoek diende te worden opgevat, hij geen toestemming verleende om het gerechtshof te (mogen) benaderen. Verweerster heeft in reactie hierop per email van 2 juli 2015 bericht dat partijen in het incident ingevolge het bepaalde in de artt.208 lid 1, 353 lid 1 en 134 Rv recht hebben op pleidooi en dat het gerechtshof de zaak op grond van het bepaalde in art 2.24 van het rolreglement voor beraad had moeten zetten in plaats van voor arrest. Zij verzocht klager sub 2 nogmaals om zijn verhinderdata op te geven. Klager sub 2 heeft verweerster per email van 3 juli 2015 er op gewezen dat het haar niet vrij stond zich zonder zijn toestemming tot het gerechtshof te wenden.

2.3     Verweerster heeft bij brief van 6 juli 2015 het gerechtshof om pleidooi verzocht en klager sub 2 per email van 6 juli 2015 bericht dat het verzoek om pleidooi met bijbehorende stukken onderweg was naar het hof, waarvan hij via de roladministratie van haar kantoor een afschrift zou ontvangen. Het gerechtshof heeft het verzoek om pleidooi toegestaan en pleidooi bepaald op 13 oktober 2015.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster zich zonder toestemming van de gemachtigde van klagers tot de rechter heeft gewend, nadat de zaak voor uitspraak stond (gedragsregel 15 lid 2);

2.    klaagster sub 1 extra kosten heeft moeten maken doordat verweerster in het incident om pleidooi heeft gevraagd (gedragsregel 23 lid 2);

3.    verweerster door haar handelen het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad (gedragsregel 1).

 

 Klagers hebben ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

 

3.2     Verweerster heeft geen neutraal verzoek gedaan. Bovendien vallen niet enkel inhoudelijke maar ook processuele verzoeken onder het bereik van gedragsregel 15 lid 2. Verweerster heeft er bewust voor gekozen om het debat te heropenen en bij pleidooi heeft zij uitvoerig gereageerd op de memorie zijdens klaagster sub 1 en tal van nieuwe grieven/ argumenten aangevoerd. Het verzoek was gericht aan het gerechtshof met als enige doel de heropening van het debat.

 

4          VERWEER

4.1       Het vragen van pleidooi is niet in strijd met gedragsregel 15 lid 2. Dit betreft een neutraal verzoek aan de rolrechter zonder beïnvloeding van de rechter. Klagers hebben tegen dit verzoek geen verweer gevoerd. Het gerechtshof heeft het verzoek gehonoreerd en pleidooi bepaald op 13 oktober 2015.

4.2       Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad hebben partijen ook in een incident recht op pleidooi. Om dit recht geldend te maken hebben partijen het recht om zich uit te laten of zij pleidooi wensen.

4.3       Daarom is verweerster, overigens  na overleg met de deken, overgegaan tot het vragen van pleidooi. De uitkomst van het overleg met de deken was positief in die zin dat het overleg het standpunt van verweerster ondersteunde dat het vragen van pleidooi gedragsrechtelijk toelaatbaar is. 

4.4       De handelwijze van verweerster is niet in strijd met gedragsregel 15 lid 2. Een pleidooiverzoek kwalificeert immers niet als een inhoudelijk debat, maar is enkel een verzoek aan de rolrechter om een rolbeslissing te nemen. Verweerster heeft zich niet met nadere stukken of stellingen tot het gerechtshof gewend, maar heeft uitsluitend verzocht om alsnog pleidooi te bepalen. Gegrondverklaring van de klacht zou er in casu toe leiden dat de gedragsregels in de weg zouden staan aan het geldend maken van het fundamenteel recht op pleidooi van art 134 Rv, in een situatie waarin het gerechtshof abusievelijk en op grond van een omissie in het pilot rolreglement een zaak direct voor arrest heeft gezet in plaats van voor beraad partijen.

4.5       Het gebruik maken van het fundamentele recht van de curatoren op pleidooi kwalificeert niet als het maken van onnodige kosten. Er is geen sprake van schending van gedragsregel 23 lid 2.

 

5          BEOORDELING

5.1      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem of haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.2      Klagers verwijten verweerster dat zij bij brief van 6 juli 2016 om pleidooi heeft gevraagd, terwijl de zaak voor arrest stond en klagers verweerster geen toestemming hebben verleend zich tot de rechter te wenden.

5.3      Ingevolge het bepaalde in gedragsregel 15 lid 2 is het een advocaat nadat om uitspraak is gevraagd niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij  tot de rechter te wenden. Vast staat dat het gerechtshof in de onderliggende zaak waarop de klacht betrekking heeft, in het incident, na ontvangst van de memorie van antwoord van klaagster sub 1, ambtshalve een datum voor arrest heeft bepaald. De aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kunnen de raad niet tot de conclusie brengen dat door partijen om arrest zou zijn gevraagd. Dat verweerster namens haar cliënten het gerechtshof in het incident heeft verzocht om klaagster sub 1 bij arrest te veroordelen tot het verstrekken van afschriften van aldaar nader genoemde stukken, maakt dit niet anders. De in een dictum gebruikelijke formulering om de wederpartij bij arrest te veroordelen wordt door klagers ten onrechte vereenzelvigd met het procesrechtelijk vragen van arrest. Gedragsregel 15 lid 2 is niet van toepassing op de situatie waarin ambtshalve arrest is bepaald, zonder dat partijen hierom hebben gevraagd. 

5.4      Het is begrijpelijk dat het klagers niet welgevallig was dat verweerster het gerechtshof heeft verzocht om pleidooi te mogen houden, maar hiervan valt haar tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Het stond haar vrij om in overleg met haar cliënten de aanpak van de zaak, waaronder het vragen van pleidooi, te bepalen. Het gerechtshof bepaalt of het houden van pleidooi al dan niet wordt toegestaan.

5.5      Klachtonderdeel 1 van de klacht is op grond van het bovenstaande ongegrond. Dit brengt met zich mee, dat de onderdelen 2 en 3 van de klacht, die immers, zoals door klager sub 2 ter zitting desgevraagd is bevestigd, voortvloeien uit klachtonderdeel 1, eveneens ongegrond zijn.

5.6      De raad komt geen bevoegdheid toe om, zoals door klagers ter zitting verzocht, te bepalen dat een bedrag van € 50,00 aan griffierecht dient te worden gerestitueerd, nu door klagers, wegens een splitsing van de klachtzaak door de deken, twee maal griffierecht is betaald. Klagers dienen zich ter zake te verstaan met de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

 

 

Aldus beslist door mr.  J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.J.M. Goumans en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2017

 

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2017

 

verzonden aan:

-            de gemachtigde van klagers

-            de gemachtigde van verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement   Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klagers

-            verweerster

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl