Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:64

Zaaknummer

17-221/DB/OB

Inhoudsindicatie

Bij behandeling van klagers klacht de benodigde zorgvuldigheid betracht. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 24 maart 2017

in de zaak 17-221/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                                              

                                              

 

klager

 

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 14 maart 2017 met kenmerk nr. 48|16|151K, door de raad ontvangen op 15 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Bij brief d.d. 1 september 2014 heeft klager bij verweerder in zijn (toenmalige) hoedanigheid van deken in het arrondissement Noord-Nederland een klacht ingediend tegen mr. E.

1.2       Op 2 september 2014 heeft verweerder de klacht in behandeling genomen.

1.3       Nadat mr. E verweer had gevoerd, heeft verweerder klager uitgenodigd voor een gesprek op zijn kantoor op 25 november 2014. Verweerder heeft de inhoud van dat gesprek en de inhoud van de door klager ingediende klachten aan klager bevestigd bij brief d.d. 27 november 2014 en heeft klager gevraagd om te laten weten of de klachten aldus juist waren weergegeven.

1.4       Bij brief d.d. 18 februari 2015 heeft verweerder aan klager de aanbiedingsbrief aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, waarin een samenvatting van de klachten was opgenomen, in concept aan klager toegestuurd met de vraag of de klacht aldus correct was geformuleerd. Naar aanleiding van klagers schriftelijke reactie d.d. 2 maart 2015 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een bespreking op 24 maart 2015 teneinde klagers reactie nader te bespreken. Tijdens het gesprek heeft klager aangegeven dat hij nog zaken wilde toevoegen, waarop verweerder klager bij brief d.d. 30 maart 2015 heeft verzocht om zijn geherformuleerde klacht binnen 3 weken aan verweerder toe te sturen. Verweerder heeft in dat verband aan klager medegedeeld:

            “Ik heb u voor het opstellen van uw eventuele nieuwe klacht erop gewezen dat uw klachten tegen [mr. E] wel gedragingen moeten betreffen die in tuchtrechtelijke zin verwijtbaar zijn. Ik heb u daarbij gewezen op uitspraken van de tuchtrechter op www.tuchtrecht.overheid.nl/zoeken-in-domein/advocaten.”

1.5       Op 30 maart 2015 heeft klager nadere stukken aan verweerder toegestuurd, die verweerder op 7 april 2015 aan klager heeft geretourneerd omdat de schriftelijke stukkenwisseling reeds was geëindigd. Verweerder heeft klager daarbij nogmaals verzocht om voor 21 april 2015 ofwel de klacht te herformuleren, ofwel in te stemmen met het concept van de aanbiedingsbrief aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Klager heeft zijn klacht vervolgens op 17 april 2015 geherformuleerd en toegezonden aan verweerder, die de ontvangst van klagers brief op 24 april 2015 heeft bevestigd. Bij brief van gelijke datum heeft verweerder mr. E verzocht om een reactie op de geherformuleerde klacht.

1.6       Mr. E heeft bij brief d.d. 14 mei 2015 gereageerd op de door klager geherformuleerde klacht. Bij brief d.d. 6 juli 2015 heeft verweerder de aangepaste aanbiedingsbrief aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden aan klager toegestuurd met het voorstel om deze op 11 augustus 2015 ten kantore van verweerder te bespreken. Bij brief d.d. 16 september 2015 heeft klager bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken. Bij brief d.d. 25 september 2015 heeft verweerder klager over de voortgang bericht en vervolgens heeft verweerder klager bij brief d.d. 9 oktober 2015 medegedeeld dat hij de concept aanbiedingsbrief zoveel mogelijk aan de hand van klagers opmerkingen had aangepast. Bij brief d.d. 22 oktober 2015 heeft klager verweerder bericht dat hij het niet eens was met de wijze waarop verweerder de klacht had verwoord. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de concept aanbiedingsbrief wederom aangepast en bij brief d.d. 13 november 2015 aan klager toegestuurd.

1.7       Bij brief d.d. 23 november 2015 heeft klager aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij de besprekingen met verweerder niet aangenaam had gevonden en dat hij niet eens was met de wijze waarop verweerder klagers klachten had samengevat. Bij brief d.d. 30 november 2015 heeft verweerder klager bericht dat het voor hem nieuw was dat klager de besprekingen als minder positief had ervaren en dat hij had geprobeerd om klager behulpzaam te zijn bij het formuleren van de klacht. Verweerder heeft de concept aanbiedingsbrief wederom aangepast en aan klager toegezonden met het verzoek om uiterlijk 15 december 2015 te laten weten of deze akkoord was.

1.8       Bij brief d.d. 11 december 2015 heeft klager aan verweerder medegedeeld dat deze hem niet behulpzaam was geweest bij het formuleren van de klacht en dat de klacht niet juist was geformuleerd.

1.9       Op 20 januari 2016 heeft verweerder de aanbiedingsbrief toegestuurd aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Bij brief d.d. 28 januari 2016 heeft klager verweerder bericht dat in de bij de aanbiedingsbrief gevoegde inventarislijst niet alle relevante stukken waren vermeld en dat verweerder de afspraak met klager dat deze eerst de concept aanbiedingsbrief mocht goedkeuren niet was nagekomen. Bij brief d.d. 1 februari 2016 heeft verweerder klager bericht dat alle relevante stukken aan de raad zijn doorgestuurd, dat de concept aanbiedingsbrief meer dan eens aan klager ter goedkeuring was voorgelegd, dat niet is afgesproken dat dit steeds moest gebeuren en dat alle reacties van klager aan de raad zijn doorgestuurd, zodat het voor de raad duidelijk is hoe klager over de inhoud van de aanbiedingsbrief denkt.

1.10     Op 18 maart 2016 is verweerder gedefungeerd.

1.11     Op 5 september 2016 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken in het arrondissement Noord-Nederland. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing d.d. 28 september 2016 voor onderzoek van de klacht de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant aangewezen.

1.12     Klager heeft zijn klacht tegen mr. E mondeling toegelicht ter zitting van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2016.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    de klacht van klager steeds onvolledig en niet juist heeft weergegeven;

2.    een leugen heeft verkondigd inzake internet;

3.    niets van zich heeft laten horen zodat klager op 16 september 2015 heeft moeten informeren naar de stand van zaken;

4.    een onvolledige inventarislijst naar de raad van discipline heeft gezonden.

 

3             VERWEER

                        3.1       De klacht is ongegrond. Verweerder heeft de landelijke Leidraad inzake dekenale klachtbehandeling gevolgd. De deken heeft de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij het onderzoek naar de klacht inricht en kan naar gelang van de omstandigheden in alle stadia van het onderzoek van de omschreven procedure afwijken. De stafjurist van de orde heeft veelvuldig met klager overleg gepleegd, zowel mondeling als schriftelijk.

                        3.2       Op 11 augustus 2015 is de inhoud van de aanbiedingsbrief en de bijbehorende documenten met klager doorgenomen. Op 25 september 2015 is klager over de voortgang bericht. Door het zomerreces en de grote hoeveelheid stukken heeft dit wat langer geduurd.

                        3.3       Over de inhoud van de aanbiedingsbrief is veelvuldig overleg gepleegd met klager, laatstelijk bij brief d.d. 30 november 2015.

                        3.4       Bij brief d.d. 30 november 2015 is aan klager medegedeeld dat samen met de aanbiedingsbrief het gehele klachtdossier zou worden doorgestuurd aan de raad van discipline inclusief de bij de klacht behorende bijlagen en dat klager bij een zitting bij de raad de gelegenheid zou krijgen om de klacht mondeling toe te lichten, hetgeen klager ook heeft gedaan. Om de raad van discipline zo goed mogelijk te informeren is bij de aanbiedingsbrief een inventarislijst gevoegd waarin behalve de stukken die zijn gewisseld in de klacht, ook de correspondentie met klager over de aanbiedingsbrief en tot slot een selectie van de documenten voor zover die van belang zijn voor de klacht.

                        3.5       Nadat klager bij brief d.d. 11 december 2015 op het laatste concept van de aanbiedingsbrief had gereageerd, is de aanbiedingsbrief zoveel mogelijk aan de wensen van klager aangepast. Na verzending van het klachtdossier heeft verweerder bij brief van 1 februari 2016 gereageerd op de opmerkingen van klager in zijn brief van 28 januari 2016. Daarna is niet meer van klager vernomen.

                        3.6       Verweerder heeft geen leugen verkondigd over internet. Verweerder heeft klager enkel willen informeren over de bestaande jurisprudentie.

                                     

                                                                   

4             BEOORDELING

4.1       De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland. De voorzitter stelt als maatstaf voorop dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, bijvoorbeeld als deken, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt (HvD 30 januari 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:16, HvD 7 april 2014, ECLI:NL:TAHVD:2014:124). De tuchtrechter toetst dat optreden in hoedanigheid niet slechts marginaal; er volgt een volle toets naar de vraag of het vertrouwen in de advocatuur is geschaad en, bij positieve beantwoording, of is gehandeld in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet (HvD 7 juli 2014, ECLI:NL:TAHVD:2014:222). Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.2       Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder klagers klacht conform de Leidraad houdende regels  inzake dekenale klachtbehandeling heeft behandeld, waarbij veelvuldig met klager is gecorrespondeerd en overleg is gepleegd over de inhoud van zijn klacht en de wijze waarop deze moest worden geformuleerd. Ook over de inhoud van de aanbiedingsbrief heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder bij de behandeling van klagers klacht en de doorzending van de klacht en de bij die klacht behorende stukken aan de raad van discipline de benodigde zorgvuldigheid betracht. Voor zover de klacht niet volledig of onjuist in de aanbiedingsbrief was geformuleerd, had klager dit mondeling ter zitting van de raad van discipline naar voren kunnen brengen, maar dat heeft hij blijkens het proces-verbaal niet gedaan. Dat verweerder voor beoordeling van klagers klacht relevante stukken niet aan de raad van discipline heeft doorgestuurd is niet gebleken.

4.3       Van een leugen over internet is voorts evenmin gebleken. Blijkens de overgelegde stukken is verweerder klager enkel behulpzaam geweest door klager te wijzen op de mogelijkheid om tuchtrechtspraak te lezen op internet. Hierin valt niets tuchtrechtelijk verwijtbaars te ontwaren. Ook van het feit dat klager kennelijk bij brief d.d. 16 september 2015 naar de stand van zaken heeft geïnformeerd kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dat klager na de bespreking op 11 augustus 2015 enkele weken op een bericht over de voortgang heeft moeten wachten is gezien het zomerreces en de grote hoeveelheid stukken niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.4       Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard. Naar het oordeel van de voorzitter is geenszins gebleken dat verweerder zich in zijn hoedanigheid van deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier op 24 maart 2017.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2017

                                                                         

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl