Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-02-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2017:43
Zaaknummer
16-587
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Voorzitter terecht geoordeeld dat verweerder niet tegen klagers heeft opgetreden. Niet gebleken van het delen van vertrouwelijke informatie met de curatoren buiten de lopende procedure. Niet gebleken van een vertrouwensband in de zin van een advocaat-cliënt relatie die door het optreden van verweerder is geschonden.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 13 februari 2017
in de zaak 16-587
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 augustus 2016 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 24 november 2015 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 14 juni 2016 met kenmerk 51/15/089, door de raad ontvangen op 15 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 26 augustus 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 augustus 2016 is verzonden aan klagers.
1.4 Bij brief van 5 september 2016 door de raad ontvangen op 7 september 2016, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017 in aanwezigheid van verweerder. Klagers zijn zonder kennisgeving vooraf niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 5 september 2016 met bijlage.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3. VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) De voorzitter is in zijn beoordeling ten onrechte voorbij gegaan aan het belangrijkste principe in de advocaat-cliëntverhouding, te weten vertrouwen.
b) Verweerder heeft het vertrouwen van klagers in ernstige mate geschaad door voor de curatoren van [naam bedrijf A.] op te treden.
c) Verweerder wist of had moeten weten dat de aangifte van klagers tegen de curatoren aanstaande was.
d) Verweerder heeft later aangegeven dat hij nooit voor de curatoren had mogen optreden.
e) Verweerder heeft als juridisch adviseur en advocaat van [naam bedrijf A] kennis tot zich genomen en adviezen uitgebracht in de periode waarvoor [V.] sr. later aansprakelijk werd gehouden door de curatoren voor onder meer wanbeleid.
f) Verweerder heeft zijn kennis als juridisch adviseur van [naam bedrijf A] en de familie [V.] gedeeld met de curatoren.
g) De adviezen die zagen op de vermeende fraude door de familie [V.] waren mede afkomstig van verweerder.
h) Mocht de raad van discipline in het handelen van verweerder geen tegenstijdig belang zien, dan kan een advocaat vertrouwelijke cliëntinformatie delen met een ieder, ongeacht de bedoelingen van die personen. Dit is in strijd met de door een advocaat afgelegde eed/gelofte.
3.2 Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daartoe is nog het volgende van belang.
4.2 Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat verweerder niet tegen klagers heeft opgetreden en dat niet is gebleken van het delen van vertrouwelijke informatie met de curatoren, anders dan in het kader van de procedure van [naam bedrijf B.] tegen [naam bedrijf C.] en met betrekking tot informatie die uitsluitend voor die procedure van belang was. Evenmin is gebleken van een vertrouwensband in de zin van een advocaat-cliënt relatie die door het optreden van verweerder ten behoeve van (de boedel van) [naam bedrijf B.] is geschonden.
4.3 De als bijlage bij het verzetschrift gevoegde aangiftebrief betreft verweerder niet en is in dit kader niet relevant, althans maakt het oordeel van de voorzitter niet anders.
4.4 Ter zitting heeft verweerder betwist aan [V.] sr. te hebben gezegd dat hij achteraf gezien nooit voor de curatoren had mogen optreden. Hij heeft, aldus verweerder, tegen [V.] sr. gezegd dat het hem spijt dat met klagers een dispuut is ontstaan over zijn optreden ten behoeve van (de boedel van) [naam bedrijf B.] en dat hij, als hij tevoren van dat dispuut had geweten, het graag had voorkomen. De juistheid van het desbetreffende verwijt heeft de raad derhalve niet kunnen vaststellen.
4.5 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2017.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 13 februari 2017.