Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-04-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:67

Zaaknummer

16-1075/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder zitting onvoldoende had voorbereid, noch dat hij klagers belangen onvoldoende heeft behartigd, noch dat hij de conclusie van antwoord in reconventie niet op de juiste wijze had ingediend, noch dat hij ten onrechte heeft aangestuurd op een schikking. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  3 april 2017

in de zaak 16-1075/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

         

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 30 mei 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 21 november 2016 met kenmerk K16-067,  heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 21 november 2016 en de daaraan gehechte stukken;

-              de nagekomen brief van klager d.d. 27 november 2016;

-              de nagekomen brief van klager d.d. 1 december 2016, waarin hij aankondigt ter zitting te zullen verschijnen, vergezeld van gemachtigde mevrouw S.;

-              de nagekomen brief met bijlagen van verweerder d.d. 26 januari 2017.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een arbeidsgeschil. In dat verband heeft verweerder klagers voormalig werkgever op 31 december 2015 gedagvaard om op 20 januari 2016 te verschijnen bij de rechtbank, kamer voor kantonzaken. Verweerder heeft namens klager onder meer gevorderd om de werkgever te veroordelen tot betaling van achterstallig loon.  

2.2     Na bestudering van de op 10 januari 2016 door klagers voormalig werkgever ingediende conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, heeft verweerder klager bij brief d.d. 28 januari 2016 medegedeeld dat hij middels bestudering van de conclusie van antwoord op de hoogte was geraakt van nieuwe feiten en dat hij klager op basis daarvan in overweging wilde geven om de zaak met gesloten beurzen minnelijk te regelen, vanwege het aan het voortzetten van de procedure verbonden risico.

2.3     Op 25 april 2016 heeft verweerder namens klager nadere stukken in het geding gebracht.

                          2.4     De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 mei 2016. Daags voor de zitting heeft verweerder de conclusie van antwoord in reconventie per fax bij de rechtbank, kamer voor kantonzaken, ingediend en een afschrift toegestuurd aan klager en klagers voormalig werkgever. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 mei 2016 deelde de kantonrechter partijen mede dat hij de door verweerder ingediende conclusie niet had ontvangen. De werkgever had de conclusie wel ontvangen.

                          2.5     Ter zitting d.d. 10 mei 2016 is tussen klager en zijn voormalig werkgever een minnelijke regeling tot stand gekomen, die is vastgelegd in een door partijen ondertekend proces-verbaal.

                          2.6     Klager heeft zich over verweerders bijstand beklaagd bij de klachtenfunctionaris van verweerders kantoor, hetgeen niet tot een oplossing heeft geleid.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.            de zitting onvoldoende met klager heeft voorbereid;

2.            de conclusie van antwoord in reconventie niet op de juiste wijze heeft ingediend bij de rechter, zodat deze de rechter niet heeft bereikt;

3.            tijdens de zitting de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd;

4.            heeft aangestuurd op een schikking, terwijl klager het met het schikkingsvoorstel niet eens was.

 

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

Het is onjuist dat de zitting onvoldoende is voorbereid. Na ontvangst van de conclusie van antwoord in conventie is de zaak op 2 februari 2016 op kantoor bij verweerder besproken, waarna in overleg met klager contact met derden is gelegd en naar aanleiding daarvan nog stukken in het geding zijn gebracht. Op de dag van de zitting is er nog overleg geweest met klager en daarbij gaf klager niet de indruk onvoldoende voorbereid te zijn of dat zaken onduidelijk waren. Er is toen in goede sfeer een toelichting gegeven op het verwachte verloop van de zitting. Bij e-mailberichten d.d. 2 en 9 mei 2016 heeft verweerder klager geadviseerd de stukken nog eens goed door te lezen en hem kenbaar gemaakt waar de kwestie zich op zou toespitsen.

                 4.2     Klachtonderdelen 2 en 3

                 Deze conclusie, die op voorhand aan de kantonrechter, klager en de wederpartij was gezonden, kon nog ter zitting worden genomen. Verweerder had een extra exemplaar bij zich, dat hij aan de rechter heeft getoond, maar deze wilde eerst de vordering in conventie bespreken. Tijdens de daarop volgende bespreking maakte de rechter duidelijk dat de conventionele vordering weinig kans van slagen had en dat klager er gezien de reconventionele vordering verstandig aan zou doen om tot een minnelijke regeling te komen. Dat risico had verweerder al eerder met klager besproken en bij brief d.d. 28 januari 2016 aan klager duidelijk gemaakt. Omdat een minnelijke regeling tot stand is gekomen, is nadien de reconventionele vordering niet meer ter sprake gekomen en is de conclusie ter zitting niet (nogmaals) genomen.

                          4.3     Klachtonderdeel 4

          Verweerder heeft klager tijdens het overleg gewezen op de risico’s die zouden kleven aan doorprocederen. Uit de ondertekening van het proces-verbaal blijkt dat klager heeft ingestemd met de schikking. Na voorlezing heeft klager het proces-verbaal ondertekend en op geen enkel moment daarvoor kenbaar gemaakt niet meer achter de getroffen regeling te staan.

         

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer bij de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 

5.2     Klachtonderdeel 2

          Verweerder heeft een fax-verzendbewijs overgelegd waarop is vermeld dat verweerder de conclusie van antwoord in reconventie op 9 mei 2016 te 16:39 uur aan de kantonrechter heeft toegestuurd. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat hij de conclusie tevens per e-mail d.d. 9 mei 2016 aan klagers voormalig werkgever heeft toegestuurd, die, naar ter zitting d.d. 10 mei 2016 bleek, het stuk ook had ontvangen. Op basis van het voorgaande is naar het oordeel van de raad niet gebleken dat verweerder de conclusie niet op de juiste wijze heeft ingediend. Verweerder heeft ter zitting van de raad desgevraagd bevestigd dat hij de conclusie eerder had kunnen indienen, maar van de indiening daags voor de zitting kan verweerder naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, nu verweerder terecht heeft gesteld dat het rolreglement bepaalt dat de conclusie ter zitting kan worden genomen. Klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.

 

5.3     Klachtonderdelen 1, 3 en 4

          Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1, 3 en 4 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Verweerder heeft het verwijt van klager, dat hij de zitting onvoldoende met klager heeft voorbereid, gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft in dat verband namelijk gesteld dat, nadat hij klager bij e-mailberichten d.d. 2 en 9 mei 2016 had geadviseerd om de stukken nog eens goed door te lezen en hem had kenbaar gemaakt waarop de kwestie zich zou toespitsen, er op de dag van de zitting nog een bespreking met klager heeft plaatsgevonden, waarbij verweerder een toelichting heeft gegeven op het verwachte verloop van de zitting.

 

5.4     De raad stelt voorts vast dat verweerder klager bij brief d.d. 28 januari 2016 heeft geïnformeerd over de inhoud van de door klagers voormalig werkgever ingediende conclusie van antwoord. Verweerder heeft klager in deze brief uitdrukkelijk gewezen op het feit dat aan doorprocederen risico’s kleefden, op basis waarvan hij klager in overweging heeft gegeven om een minnelijke regeling tot stand te brengen. Voorts staat vast dat de kantonrechter klager en verweerder ter zitting uitdrukkelijk heeft voorgehouden dat klager er goed aan zou doen om de kwestie te regelen, omdat het risico bestond dat zijn vordering zou worden afgewezen en de tegenvordering van zijn voormalig werkgever zou worden toegewezen. De zitting is vervolgens onderbroken, waarna partijen buiten de zittingzaal overleg hebben gepleegd. Na hervatting van de zitting is aan de rechter medegedeeld dat partijen een regeling hadden getroffen, welke regeling is vastgelegd in het proces-verbaal. Klager heeft het proces-verbaal, na voorlezing, voor akkoord ondertekend.

 

5.5     Naar het oordeel van de raad is op basis van de door klager naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende aannemelijk geworden dat verweerder de zitting onvoldoende met klager heeft voorbereid. Evenmin is gebleken dat verweerder klagers belangen ter zitting onvoldoende heeft behartigd. Dat verweerder aan klager heeft voorgehouden dat het verstandig zou zijn om de zaak te schikken, kan hem tuchtrechtelijk geenszins worden verweten, gezien hetgeen de kantonrechter ter zitting aan partijen had medegedeeld. Dat klager het met het schikkingsvoorstel niet eens was, is voorts niet gebleken, en is in ieder geval voor verweerder en de kantonrechter niet kenbaar geweest, nu klager het proces-verbaal na voorlezing daarvan voor akkoord heeft ondertekend. De raad is kortom van oordeel dat de verweten gedragingen onvoldoende zijn komen vast te staan, zodat ook de klachtonderdelen 1, 3 en 4 ongegrond moeten worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, en mrs. J.J.M. Goumans, R. van den Dungen ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2017.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 april 2017

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland- West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

              

             Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-           de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

             Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

             De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

             Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

             a.         Per post

             Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

             Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

             b.         Bezorging

             De griffie is gevestigd aan het adres:

             Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

             Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

             Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

             c.         Per fax

             Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

             Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

             d.         Per e-mail

 

             Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

 

             Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

             Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl