Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-04-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:80
Zaaknummer
16-1012/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Ook in verzet is niet gebleken dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Het moge zo zijn dat het standpunt dat verweerster namens haar cliënte innam, dan wel haar aanpak van de zaak, klager niet welgevallig was, maar dat betekent niet dat verweerster de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekwam heeft overschreden. Tussen partijen is bovendien uiteindelijk een regeling in onderling overleg getroffen.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 10 april 2017
in de zaak 16-1012/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 30 november 2016 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 15 april 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 31 oktober 2016 met kenmerk K16-045, door de raad ontvangen op 1 november 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 30 november 2016 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 december 2016 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 13 december 2015 , door de raad ontvangen op 15 december 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 februari 2017 in aanwezigheid van klager en verweerster.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
De voorzitter heeft ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard de klacht dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klager en de kinderen, zij niet integer is omdat zij gedragsregel 30 heeft overtreden en doordat door haar toedoen de verhoudingen tussen partijen zijn geëscaleerd.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden ongegrond bevonden. Ook in verzet is niet gebleken dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad Het moge zo zijn dat het standpunt dat verweerster namens haar cliënte innam, dan wel haar aanpak van de zaak, klager niet welgevallig was, maar dat betekent niet dat verweerster de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekwam heeft overschreden. Tussen partijen is bovendien uiteindelijk een regeling in onderling overleg getroffen.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. E. Bartels , voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en R. van den Dungen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 10 april 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.