Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-04-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:66

Zaaknummer

16-1188/DH/DH

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerder heeft in 2014 en 2015 onvoldoende opleidingspunten behaald en bovendien niet voldaan aan zijn inhaalverplichting. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 10 april 2017

in de zaak 16-1188/DH/DH

naar aanleiding van het bezwaar van:

[deken]

ambtshalve

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 december 2016 met kenmerk K277 2016 dk/sh, door de raad ontvangen op 23 december 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een bezwaar tegen verweerder ingediend.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 20 februari 2017 in aanwezigheid van de deken en verweerder.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de daarbij gevoegde producties.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Bij e-mail van 18 maart 2015 heeft een beleidsmedewerker van de Nederlandse Orde van Advocaten verweerder onder meer het volgende bericht:

“(…) U heeft de individuele opgave gedaan over het jaar 2014 in het kader van de centrale controle op de verordeningen (…). Op basis van uw opgave is geconstateerd dat u met betrekking tot het onderhouden van de vakbekwaamheid niet (volledig) aan de regelgeving van 2014 heeft voldaan. (…)

U had in 2014 ten minste 20 punten moeten halen. U heeft opgegeven 6 punten behaald te hebben. Dit betekent dat [u] in 2014 niet aan uw opleidingsverplichting heeft voldaan. (…) Uw CCV-opgave wordt overgedragen aan de deken in uw arrondissement (…).

U dient in 2015 14 opleidingspunten extra te behalen. (…)”

2.2 Een stafjurist heeft verweerder bij brief van 22 juli 2016 namens de deken bericht dat uit zijn individuele aangifte CCV 2015 bleek dat verweerder in 2015 11 opleidingspunten had behaald, terwijl hij in 2015 14 opleidingspunten extra had moeten behalen teneinde zijn puntentekort van 2014 in te halen. De stafjurist heeft verweerder verzocht haar te berichten over de reden voor het niet behalen van het afgesproken aantal punten. 

2.3 Verweerder heeft het Bureau van de Haagse Orde van Advocaten bij e-mail van 17 oktober 2016 het volgende bericht:

“(…) Voor wat betreft de cursussen heb ik inderdaad vorig jaar onvoldoende punten behaald. De punten voor dit jaar heb ik inmiddels behaald en ik ben thans bezig de punten van vorig jaar in te halen. Dit jaar zal ik alle benodigde punten inhalen en ervoor waken dat in de toekomst jaarlijks de benodigde punten tijdig worden behaald. (…)”

3 BEZWAAR

3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in 2014 en 2015 onvoldoende opleidingspunten te behalen en door niet te voldoen aan zijn inhaalverplichting. Aldus heeft verweerder in strijd gehandeld met het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Verordening op de advocatuur, meer in het bijzonder artikel 4.4 lid 1 en artikel 4.5.

3.2 Het is vast beleid van alle dekens om bij een herhaald puntentekort een dekenbezwaar aanhangig te maken. De deken meent ook dat hij daartoe in dit geval gehouden was, zeker nu er geen bijzondere omstandigheden zijn die disculperend kunnen werken.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft erkend dat hij in 2014 en 2015 te weinig opleidingspunten heeft behaald en dat hij niet heeft voldaan aan zijn inhaalverplichting. Ter zitting van de raad heeft hij aangegeven dat hij daar geen goede reden voor had. Hij heeft te lang gewacht met het zich aanmelden voor cursussen, zodat er niet meer voldoende aanbod was. In 2016 heeft verweerder 30 punten behaald: 20 punten voor het jaar 2016 en 10 punten extra. In 2017 zal hij eveneens extra punten behalen.

5 BEOORDELING

5.1 Ingevolge het in 2014 geldende artikel 3 van de Verordening op de vakbekwaamheid diende iedere advocaat na het afronden van zijn stage ieder kalenderjaar tenminste 20 opleidingspunten te behalen. Vaststaat dat verweerder in 2014 slechts 6 opleidingspunten heeft behaald.

5.2 Per 1 januari 2015 is de Verordening op de advocatuur van kracht geworden. Artikel 4.4 lid 1 van die verordening bepaalt dat een advocaat elk kalenderjaar ten minste 20 opleidingspunten dient te behalen. Artikel 4.5 lid 1 bepaalt voorts dat, indien een advocaat niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4.4, eerste lid, hij uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het desbetreffende kalenderjaar het tekort aan opleidingspunten dient in te halen. Vaststaat dat verweerder in 2015 slechts 11 opleidingspunten heeft behaald, zodat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om jaarlijks 20 opleidingspunten te behalen, noch aan zijn verplichting om 14 extra punten te behalen.

5.3 Gelet op het bovenstaande staat vast dat verweerder niet heeft voldaan aan de voor hem geldende verplichtingen op het gebied van de vakbekwaamheid. Aldus heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Met betrekking tot de aan verweerder op te leggen maatregel overweegt de raad als volgt. Zolang een advocaat praktiseert, dient hij zich aantoonbaar te blijven bekwamen in kennis en vaardigheden. Verweerder heeft twee jaar op rij onvoldoende opleidingspunten behaald. Hoewel hij reeds aan een inhaalslag is begonnen, heeft hij de achterstand thans nog steeds niet ingehaald. Alles overziend acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 KOSTENVEROORDELING

7.1 De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, A.B. van Rijn en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2017.

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 april 2017 verzonden.