Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-04-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:61

Zaaknummer

16-592

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij klager ten onrechte heeft beschuldigd van het voeren van een lastercampagne. Uit de grote hoeveelheid e-mailberichten van de hand van klager aan diverse partijen blijkt dat de door verweerder jegens klager gedane uitlatingen niet onnodig grievend zijn. In het licht van de vaste rechtspraak van het Hof van Discipline met betrekking tot grote mate van vrijheid van handelen van de advocaat van een wederpartij, is het optreden van verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 10 april 2017

in de zaak 16-592

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van29 augustus 2016 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 12 februari 2016 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 juni 2016 met kenmerk 2016 KNN027, door de raad ontvangen op 22 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 augustus 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 augustus 2016 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 27 september 2016 door de raad ontvangen op 30 september 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2017 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Hij heeft geen bericht van verhindering gestuurd.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 27 september 2016

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    De voorzitter heeft zijn oordeel dat klagers klacht ongegrond is, niet onderbouwd. Hij gaat voorbij aan het belang van het slachtoffer in deze kwestie, een minderjarig kind. Ook miskent hij dat de zorgmelding niet conform de meldcode huiselijk geweld is gedaan.

3.2    De voorzitter heeft zich niet ingespannen om de legitimiteit van de aantijgingen van verweerder aannemelijk te maken.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys - Doeleman, voorzitter, mrs. N.H.M Poort, H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2017.

 

griffier                                                 voorzitter

 

Verzonden d.d. 10 april 2017