Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-03-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2017:66
Zaaknummer
16-733
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Voorzitter is bij beoordeling van de klacht niet gehouden tot het horen van partijen of enig onderzoek. Geen verkeerde voorstelling van zaken.
Inhoudsindicatie
Dat verweerder kennelijk informatie heeft laten opvragen (en dit niet zelf heeft gedaan) leidt niet tot ander oordeel. Vaststaat dat informatie is ingewonnen.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 27 maart 2017
in de zaak 16-733
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 september 2016 op de klacht van:
klaagster
tegen:
mr. [M], in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [naam]
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 27 september 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [naam] beklaagd over verweerder als voormalig deken in datzelfde arrondissement. Na een verwijzing door het Hof van Discipline heeft de deken in het arrondissement Midden-Nederland de klacht onderzocht.
1.2 Bij brief aan de raad van 1 augustus 2016 met kenmerk 15-0355/ML/sd, door de raad ontvangen op 2 augustus 2016, heeft de deken in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 27 september 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 september 2016 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 10 oktober 2016, door de raad ontvangen op 11 oktober 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017, in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer [B], en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 10 oktober 2016.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3. VERZET EN VERWEER
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) De voorzitter heeft verzuimd om klaagster in het kader van hoor en wederhoor te horen.
b) De deken en de voorzitter geven een verkeerde voorstelling van zaken over de afhandeling van de klachten.
c) De deken heeft geen degelijk onderzoek gedaan doordat hij het onderzoek beperkt heeft tot drie klachten van de serie ingediende klachten. Ook de voorzitter heeft verzuimd om gedegen onderzoek te doen.
d) De deken heeft geen nadere inlichtingen ingewonnen zoals de voorzitter heeft gesteld. Ook onjuist is de stelling van de voorzitter dat de deken de ingewonnen inlichtingen bij het onderzoek heeft betrokken. Dit is volgens klager niet gebeurd.
e) De deken heeft slechts drie klachtonderdelen behandeld die niet de essentie van de klachtenreeks weergeven.
f) De deken heeft de rapportage van klaagster, waarin zij de door de deken verwoorde klachten heeft uitgebreid en aangepast, buiten het onderzoek gehouden hetgeen tot een verkeerde voorstelling van zaken heeft geleid.
3.2 Het gemotiveerde verweer van verweerder ter zitting komt hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daarbij is het volgende nog van belang.
4.2 Hoor en wederhoor vindt volgens de procesregels plaats tijdens het klachtonderzoek door de deken. Uit het klachtdossier blijkt ook dat de deken in het arrondissement Midden-Nederland klaagster en verweerder in de gelegenheid heeft gesteld om over en weer te reageren. Het is vervolgens aan de voorzitter om de klacht juist op basis van dat onderzoek te beoordelen. Daarbij is hij niet gehouden tot het opnieuw horen van partijen of enig ander onderzoek.
4.3 Ter zitting heeft verweerder verklaard dat op zijn verzoek de ‘derde advocaat’ destijds inlichtingen bij de verzekeraar heeft ingewonnen omdat deze advocaat daar een goede ingang had. Dat verweerder de ‘derde advocaat’ heeft gevraagd deze informatie op te vragen (en dit dus niet zelf heeft gedaan), leidt niet tot een ander oordeel. Immers, daarmee staat vast dat de informatie is ingewonnen. Ter zitting heeft verweerder bevestigd de informatie te hebben ontvangen en verwerkt in zijn onderzoek.
4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook voor het overige geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2017.
griffier voorzitter