Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-03-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2017:65
Zaaknummer
17-062
Inhoudsindicatie
Voorzitter oordeelt klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van kwetsende uitlatingen of leugens.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 6 maart 2017
in de zaak 17-062
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 18 januari 2017 met kenmerk 16-0220/TRC/FH, door de raad ontvangen op 19 januari 2017.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerster is de advocaat van de ex-partner van klager in verband met de beëindiging van de relatie.
1.2 In een kort geding heeft verweerster namens haar cliënte gevorderd dat haar cliënte, samen met de minderjarige zoon, voor een bepaalde periode in de woning kan blijven wonen. Tijdens de zitting is daarover tussen partijen overeenstemming bereikt. Tussen klager en zijn ex-partner loopt nog een kinderalimentatieprocedure.
1.3 Wegens de beëindiging van hun relatie, heeft klager zijn garantstelling voor zijn ex-partner bij de IND ingetrokken. Zijn ex-partner en hun zoon zijn vertrokken uit Nederland.
1.4 Bij brief van 4 augustus 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) ondanks het verzoek van (de advocaat van) klager hiermee te stoppen, leugens en aantijgingen jegens de persoon van klager te blijven verkondigen, zonder daartoe gegronde redenen te hebben;
b) zich in haar correspondentie zeer kwetsend uit te laten over de vermeende opstelling van klager in de echtscheidingsprocedure. Daardoor wordt zijn zoon geraakt en onnodig beschadigd;
c) niet te reageren op meerdere voorstellen van de advocaat van klager om de zaak op constructieve wijze op te lossen, wat nadelig is geweest voor partijen in hun onderlinge verhouding en daarmee ook voor hun zoon.
2.2 Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klager dat hij na verbreking van de relatie zijn ex-partner juist op allerlei vlakken tegemoet is gekomen om haar de tijd (vijf maanden) en de gelegenheid te geven om eigen woonruimte te zoeken en inkomen te regelen. Hij heeft nooit het rijbewijs van zijn ex-partner laten innemen, zoals verweerster heeft gesteld. Naar aanleiding van een bericht van de verzekeringsmaatschappij heeft hij meegedeeld dat zijn ex-partner tot drie maanden na aankomst in Nederland met haar rijbewijs in zijn auto mocht rijden en daarna niet meer verzekerd zou zijn. Dat is de waarheid, niet de stellingen van verweerster.
2.3 Wat betreft klachtonderdeel b) stelt klager onder meer dat verweerster in haar brief van 22 juli 2016 valse aantijgingen doet door hem ervan te beschuldigen dat hij zijn ex-partner en hun zoon het huis heeft uitgegooid en het land heeft laten uitzetten door de IND. Klager heeft nooit geprobeerd om het verblijf van zijn ex-partner in Nederland onmogelijk te maken. Integendeel, hij had als ouder zonder gezag juist alle belang bij verblijf van zijn ex-partner met hun zoon in Nederland. Zijn ex-partner had bovendien de mogelijkheid, als ze de Nederlandse taal had geleerd, om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te verkrijgen.
2.4 In klachtonderdeel c) verwijt klager verweerster dat zij van het begin af aan niet meewerkt aan het zoeken naar een oplossing voor de geschillen door niet te reageren op voorstellen van de advocaat van klager of die af te wijzen. Verweerster laat het telkens aankomen op een (juridisch onmogelijke) procedure, waar dan vervolgens meestal hetzelfde schikkingsresultaat ter zitting wordt bereikt.
3 VERWEER
Ad klachtonderdelen a) en b)
3.1 Verweerster betreurt het dat klager haar optreden als advocaat als leugenachtig en kwetsend heeft ervaren. Klager en zijn ex-partner waren verwikkeld in een zeer conflictueuze situatie na verbreking van hun relatie. Daardoor zijn partijen en ook hun zoon beschadigd geraakt. Zij heeft daarbij de belangen van haar cliënte moeten behartigen en de standpunten namens haar cliënte naar voren gebracht. Zij betwist dat daarbij sprake was van leugens of onjuistheden van haar kant. Bij klager heeft zij er wel op aangedrongen om de onderlinge communicatie te verbeteren en zij heeft hem daarbij aangesproken op zijn eigen belang dat zijn ex-partner en zoon in Nederland konden blijven wonen. Voor zover klager haar woorden als te scherp heeft ervaren, biedt zij daarvoor haar excuses aan. Van klachtwaardig handelen jegens klager is geen sprake.
Ad klachtonderdeel c)
3.2 Verweerster betwist dat zij niet of meteen afwijzend zou hebben gereageerd op voorstellen van de advocaat van klager. Op verschillende momenten heeft overleg plaatsgevonden tussen de advocaten. Dit heeft niet geleid tot een regeling, waarna een procedure volgde. Na afloop van het kort geding is op haar initiatief op de gang de communicatie tussen partijen besproken, waarbij klager toen beterschap beloofde.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Nu verweerster gemotiveerd heeft betwist dat zij leugens of onjuistheden heeft verkondigd over klager, kan de voorzitter de juistheid van het verwijt van klager niet vaststellen. Klager heeft zijn verwijt onvoldoende met concrete stukken onderbouwd. Dat leidt ertoe dat de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zal verklaren.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Klager verwijt verweerster dat zij zich in haar correspondentie kwetsend heeft uitgelaten over hem. Verweerster betwist deze stelling van klager gemotiveerd.
4.4 De voorzitter stelt voorop dat verweerster als partijdige belangenbehartiger die stellingen en feiten namens haar cliënte diende aan te voeren die in het belang van haar cliënte waren. Niet is gebleken dat verweerster de vrijheid die haar daarbij toekomt, als advocaat van de wederpartij, heeft overschreden zoals haar nu door klager wordt verweten. Klager heeft daartoe onvoldoende gesteld. Bovendien heeft hij geen nadere stukken overgelegd die zijn verwijt aannemelijk kunnen maken. Gelet daarop zal de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaren.
Ad klachtonderdeel c)
4.5 Nu klager heeft gesteld dat verweerster niet bereid was te reageren op voorstellen om de zaak in der minne op te lossen en verweerster deze stelling gemotiveerd heeft betwist, is de juistheid van deze stelling van klager en daarmee de gegrondheid van de klacht niet komen vast te staan. Daarmee oordeelt de voorzitter ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter:
verklaart de klacht in alle klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 6 maart 2017.
griffier voorzitter