Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-03-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2017:69
Zaaknummer
16-1136
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Niet komen vast te staan dat er veel fout is gegaan tijdens de procedure zoals klager heeft gesteld. Stukken zijn steeds ter goedkeuring en kennisneming aan klager verzonden. Klager voldoende op reguliere procesrisico's gewenzsen en (hangende de procedure) voldoende geadviseerd en geïnformeerd. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 13 maart 2017
in de zaak 16-1136
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 9 december 2016 met kenmerk 16-0068/FH/sd, door de raad ontvangen op 12 december 2016.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerster heeft klager vanaf 2012 bijgestaan in een burengeschil over een erfdienstbaarheid. Volgens klager frustreerde een door zijn buurman geplaatst hekwerk zijn recht van overpad.
1.2 Klager heeft op enig moment zijn buurman (hierna: wederpartij) in kort geding gedagvaard en daarbij primair medewerking afbraak van het hekwerk gevorderd.
1.3 De voorzieningenrechter heeft op 29 augustus 2012 de vordering van klager afgewezen, onder meer omdat nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk werd geacht.
1.4 Klager heeft vervolgens een bodemprocedure opgestart. Van tevoren heeft verweerster de kosten voor deze procedure geschat op ongeveer € 5.000,-.
1.5 De op 14 februari 2014 geplande comparitie van partijen werd op verzoek van klager en de wederpartij aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen.
1.6 Nadat overeenstemming was bereikt over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst heeft klager, rond augustus 2014, bij verweerster aangegeven de procedure te willen stoppen.
1.7 In september 2014 heeft klager zich alsnog akkoord verklaard met de vaststellingsovereenkomst.
1.8 Op 22 april 2015 is de vaststellingsovereenkomst door partijen ondertekend.
1.9 Bij brief van 28 februari 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te handelen als hierna omschreven.
a) Er is veel fout gegaan bij het kort geding. Klager heeft het ‘verweerwoord’ pas op de hoorzitting ontvangen. Op aandringen van verweerster is klager met de wederpartij tijdens de zitting de gang op gegaan om te bekijken of een schikking mogelijk was. Er staat een fout in het vonnis, namelijk dat de bewuste strook grond drie meter breed is in plaats van één meter. Klager vraagt zich af of het kort gedingvonnis anders had geluid als hij eerder ‘het dossier’ had ontvangen, de juiste afmeting was genoemd en hij niet in onderhandeling was gegaan.
b) Verweerster heeft klager verkeerd ingelicht over de gang van zaken tijdens de bodemprocedure. Het was klager niet bekend dat als hij zich terug zou trekken uit de procedure, de wederpartij de procedure alsnog kon voortzetten met alle financiële risico’s van dien. Klager begrijpt niet waarom tijdens de schikkingsonderhandelingen uitstel werd gevraagd bij de rechtbank. Klager had weinig in te brengen in de overeenkomst.
c) Verweerster heeft klager verkeerd ingelicht over de kosten. Verweerster had van tevoren aangegeven dat de bodemprocedure € 5000,- zou kosten. Omdat de kosten te hoog werden en er geen vooruitgang werd geboekt wilde klager stoppen. Verweerster heeft daarnaast kosten in rekening gebracht voor e-mails die zij rechtstreeks van de wederpartij heeft ontvangen.
3 VERWEER
3.1 Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht betreft het handelen van de eigen advocaat.
4.2 De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben over de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
4.3 Het handelen van verweerster zal aan deze maatstaf worden getoetst.
Ad klachtonderdeel a)
4.4 Verweerster heeft gemotiveerd betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld ten aanzien van het kort geding. Alle stukken zijn steeds ter goedkeuring en kennisname aan klager verzonden. De opmerking dat klager pas tijdens de zitting een/het dossier zou hebben ontvangen, kan verweerster niet plaatsen.
4.5 Verweerster heeft betwist dat door haar toedoen een fout in het vonnis is geslopen. De breedtemaat van drie meter is genoemd bij dagvaarding en zag op de beplanting aan de voorzijde van het buurperceel. Klager heeft daar nooit enig bezwaar tegen gemaakt. Volgens verweerster is de breedtemaat van drie meter voor de vordering van klager en het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet relevant.
4.6 De voorzitter volgt verweerster in deze stelling. Uit r.o. 3.4 van het kort gedingvonnis volgt immers dat de rechter bij de afwijzing van de vordering heeft laten meewegen dat “...op dit moment onvoldoende zekerheid bestaat over de lengte en de breedte van de strook grond waarover de erfdienstbaarheid moet worden uitgeoefend.” Hieruit blijkt dat in kort geding geen zekerheid is verkregen over de precieze afmetingen. Aldus is niet aannemelijk dat de afmeting van drie meter, wat daar verder ook van zij, in het nadeel van klager heeft gewerkt en dat het vonnis anders zou hebben geluid bij het vermelden van een andere afmeting.
4.7 Verweerster heeft betwist tijdens de zitting te hebben aangedrongen op een schikking. De rechter gaf partijen hiertoe de gelegenheid maar dit liep op niets uit en heeft daarom ook geen effect gehad op het vonnis.
4.8 Op grond van hetgeen verweerster naar voren heeft gebracht en wat zij met stukken heeft onderbouwd, en welke stukken als zodanig niet door klager zijn bestreden, valt niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft.
Ad klachtonderdeel b)
4.9 Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat zij tekortgeschoten is in de communicatie met klager. Zij geeft aan steeds duidelijk te hebben gecommuniceerd en van tevoren de goedkeuring van klager te hebben gevraagd en verkregen.
4.10 Blijkens de overgelegde correspondentie heeft verweerster klager gewezen op diverse factoren waarmee klager in de procedure rekening moest houden, waaronder een lang(er) tijdsbeloop en de invloed van het een en ander op de kosten. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat verweerster alle aan de orde zijnde stappen steeds aan klager heeft voorgesteld en toegelicht.
4.11 Dat voorafgaand aan de procedure wellicht niet alle mogelijke scenario’s zijn besproken, zoals de consequenties van een eenzijdige terugtrekking door klager, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Voldoende is dat verweerster klager op de reguliere procesrisico’s heeft gewezen. Een eenzijdige terugtrekking van de eisende partij hangende de procedure behoort niet zonder meer tot een regulier procesrisico. Van belang is dat verweerster klager steeds heeft geïnformeerd en geadviseerd en daarbij zijn rechtspositie en belangen voor ogen heeft gehouden.
4.12 De bezwaren van klager zijn onvoldoende feitelijk onderbouwd.
Ad klachtonderdeel c)
4.13 De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter niet bevoegd is om over de hoogte van declaraties te oordelen, tenzij sprake zou zijn van excessief declareren. Dat laatste is hier niet gesteld. Indien en voor zover klager een uitspraak wenst te verkrijgen over de hoogte van de declaraties van verweerster dan dient hij zich te wenden tot de geschillencommissie dan wel de burgerlijke rechter.
4.14 Los van de hoogte van de declaraties geldt dat verweerster gemotiveerd heeft betwist dat zij klager verkeerd heeft ingelicht over de kosten voor de bodemprocedure. Uit de correspondentie blijkt dat verweerster vooraf aan klager een schatting van de kosten heeft gegeven en daarbij heeft vermeld dat het uiteindelijke bedrag van diverse factoren zou gaan afhangen.
4.15 Uit het voorliggende klachtdossier is niet gebleken dat klager tegen de veelal maandelijks verzonden facturen heeft geprotesteerd of deze niet heeft voldaan. Wat betreft het bezwaar van klager over het in rekening brengen van de tijd die gemoeid zou zijn met het lezen van correspondentie van de wederpartij die rechtstreeks aan verweerster zou zijn toegezonden, geldt dat verweerster deze kosten aan klager heeft gecrediteerd. In zoverre mist klager belang bij deze klacht.
4.16 Op grond van hetgeen verweerster naar voren heeft gebracht, en wat zij met stukken heeft onderbouwd, en welke stukken als zodanig niet door klager zijn bestreden, valt niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond, althans kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 13 maart 2017.
griffier voorzitter