Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-02-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2017:71
Zaaknummer
16-259
Inhoudsindicatie
Een advocaat is gehouden op grond van art.7 van de Dienstenrichtlijn advocaten een opdrachtbevestiging te sturen aan de cliënt waaruit zijn voorwaarden en zijn tarief blijken. Ook op grond van Gedragsregel 26 lid 1 dient de advocaat de financiële consequenties van zijn opdracht met de cliënt te bespreken. Dat is in dit geval niet gebeurd. Het feit dat verweerder dat heeft verzuimd, waardoor klager meende dat het eerste gesprek gratis was, betekent niet dat de advocaat geen kosten in rekening mocht brengen. De klacht is gedeeltelijk gegrond, maar er wordt geen maatregel opgelegd.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 20 februari 2017
in de zaak 16-259
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
gemachtigde: mr. [ ]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 22 november 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 16 maart 2016 met kenmerk 2015 KNN204, door de raad ontvangen op 17 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder, alsmede de gemachtigde van verweerder, mr. [K.]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Op 23 februari 2015 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek hem te adviseren over de haalbaarheid van een vordering op een vermogensbeheerder. Klager heeft verweerder voorzien van velerlei documentatie en onderliggende correspondentie. Verweerder heeft schriftelijk advies uitgebracht en vervolgens een aanvullend advies. Correspondentie over de juridische positie van klager tegenover de vermogensbeheerder heeft plaatsgevonden in maart, april en mei 2015.
2.2 Het kantoor van verweerder heeft op 9 juni 2015 aan klager een declaratie gestuurd van € 1.501,21. Klager heeft tegen deze declaratie geprotesteerd en geweigerd deze te voldoen.
2.3 Het kantoor van verweerder heeft klager gedagvaard en betaling van de declaratie gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. Klager heeft verweer gevoerd.
2.4 Bij vonnis van de rechtbank [naam] d.d. [datum] heeft de kantonrechter vastgesteld dat de hoogte van het in rekening te brengen loon niet schriftelijk is vastgelegd en geoordeeld dat klager als opdrachtgever een redelijk loon verschuldigd is. Klager is veroordeeld tot betaling van het onder 2.2 genoemde bedrag met rente en kosten.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder in strijd met artikel 7 van de Dienstenrichtlijn advocaten heeft gehandeld door niet voorafgaand aan zijn werkzaamheden met klager overeen te komen wat de aard van de overeenkomst tot dienstverlening was en wat het tarief was. Tevens heeft verweerder verzuimd een opdrachtbevestiging te sturen;
b) verweerder in strijd met Gedagsregel 26 lid 1 de financiële consequenties van de opdracht, bij aanvaarding daarvan, niet met klager heeft besproken;
c) verweerder geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn verzuim. Verweerder had de uit zijn handelwijze voortvloeiende schade voor zijn rekening moeten nemen door geen declaratie te sturen.
Toelichting
3.2 Door het verzuim van verweerder verkeerde klager in de veronderstelling dat verweerder voor zijn eerste advies over de inschattingskansen niets zou declareren, hetgeen volgens klager niet ongebruikelijk is in de advocatuur. Dit bleek een onjuiste veronderstelling. Door het verzuim van verweerder heeft klager gedwaald, want als klager vooraf had geweten dat hij verweerder honorarium verschuldigd was voor het eerste haalbaarheidsadvies, had hij verweerder geen opdracht verstrekt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent dat hij -hoewel daartoe gehouden- klager niet op voorhand heeft geïnformeerd over zijn honorarium c.q. tarief en geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd. Verweerder heeft in verband met zijn verzuim verschillende voorstellen gedaan tot matiging van zijn declaratie.
4.2 Klager heeft verweerder opdracht gegeven een inschatting te maken met betrekking tot een procedure tegen zijn voormalige vermogensbeheerder. Het advies van klager was correct en naar genoegen van klager.
4.3 Klager is jurist en treedt onder meer op als gemachtigde van verschillende overheidsinstellingen. Verweerder is van mening dat het klager niet zozeer te doen is om de tuchtrechtelijke aspecten van overtreding van artikel 7 Dienstenrichtlijn advocaten en Gedragsregel 26 lid 1, maar om het niet betalen van de declaratie. De kantonrechter heeft de vordering van het kantoor van verweerder toegewezen. Klager heeft zich in die procedure niet op dwaling beroepen.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a) en b)
5.1 De raad zal de klachtonderdelen a en b gezamenlijk behandelen, omdat deze onderling samenhangen. Beide hebben betrekking op het feit dat verweerder geen schriftelijke opdrachtbevestiging heeft gestuurd, waaruit blijkt onder welke voorwaarden en tegen welk tarief verweerder zijn werkzaamheden zou verrichten. Verweerder heeft erkend dat hij geen (schriftelijke) opdrachtbevestiging heeft gestuurd waaruit zulks blijkt. Op grond van de Dienstenrichtlijn advocaten is verweerder verplicht een tarief vast te leggen en een omschrijving van de werkzaamheden. Ook op grond van Gedragsregel 26 lid 1 is de advocaat gehouden bij aanvaarding van de opdracht de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken en dient hij deze ter vermijding van misverstanden, schriftelijk vast te leggen. Bovendien heeft klager uitdrukkelijk in zijn e-mail van 22 februari 2015 gevraagd naar de tarieven van verweerder. De handelwijze van verweerder is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Deze klachtonderdelen zijn gegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.2 De raad oordeelt dit klachtonderdeel ongegrond. Het feit dat verweerder heeft verzuimd een opdrachtbevestiging te sturen en de financiële consequenties van de aan hem verstrekte opdracht te bespreken, betekent niet automatisch dat hij daarmee de kosten van zijn werkzaamheden niet in rekening mag brengen. Vaststaat dat klager verweerder opdracht heeft gegeven werkzaamheden te verrichten. Dat brengt mee dat verweerder zijn werkzaamheden in rekening mag brengen, terwijl niet gesteld noch gebleken is dat een onredelijk tarief in rekening is gebracht. Bovendien heeft verweerder aangevoerd dat hij, vanwege zijn verzuim, bereid was een soepele regeling te treffen over de hoogte van zijn declaratie.
Tot slot
5.3 Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de klacht, zoals hiervoor omschreven onder 3.1a en 1b is komen vast te staan. Daarmee oordeelt de raad de klacht deels gegrond, deels ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op alle relevante feiten en omstandigheden en met name het feit dat verweerder zijn verzuim heeft ingezien en erkend en heeft geprobeerd klager in financieel opzicht tegemoet te komen, ziet de raad aanleiding te volstaan met gegrondbevinding van de klacht zonder oplegging van een maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klachtonderdelen a en b gegrond zijn verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c ongegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2017.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 20 februari 2017