Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-05-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:91
Zaaknummer
16-1105/DB/OV/D en 16-1187/DB/OV/D
Inhoudsindicatie
Een advocaat dient onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan een dekenaal tuchtrechtelijk onderzoek naar aanleiding van door de deken ontvangen signalen, alsmede aan het door de deken uit te oefenen proactief toezicht. Het is niet aan de advocaat maar aan de deken om te bepalen of het toezicht door de deken zelf of door een door de deken daartoe aangewezen ander lid van de raad van de orde wordt uitgeoefend. Het enkele feit dat een advocaat een klacht heeft ingediend tegen een deken maakt dit niet anders. Dit zou immers betekenen dat een advocaat, enkel door een klacht tegen een deken in te dienen, de deken in diens toezichthoudende taak zou kunnen frustreren.
Inhoudsindicatie
Bezwaren gegrond, schorsing zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat advocaat binnen een maand na het onherroepelijk worden van de beslissing onvoorwaardelijk medewerking heeft verleend aan het dekenaal onderzoek, de door de deken gestelde vragen heeft beantwoord en de gevraagde jaarcijfers aan het bureau van de orde heeft toegezonden
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 8 mei 2017
in de zaken 16-1105/DB/OV/D en 16-1187/DB/OV/D
naar aanleiding van de bezwaren van:
deken
tegen:
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 juli 2016 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel, verder de deken, bij de raad van discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden een bezwaar ingediend tegen verweerders.
1.2 De griffier van de raad van discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden heeft bij brief van 22 september 2016, met kenmerk 16-690/AD, aan de voorzitter van het Hof van Discipline verzocht de behandeling van het bezwaar naar een andere raad van discipline te verwijzen. De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 30 november 2016 de behandeling van het bezwaar van de deken verwezen naar de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, verder de raad.
1.3 Bij brief aan de raad van 30 november 2016, met kenmerk 160277, heeft de griffier van het Hof van Discipline onder toezending van de aan het Hof van Discipline overgelegde stukken het bezwaar ter kennis van de raad gebracht. De raad heeft het bezwaar in behandeling genomen onder referentienummer 16-1106/DB/OV/D.
1.4 De deken heeft bij brief van 22 december 2016 een aanvullend bezwaar tegen verweerders bij de raad ingediend. De raad heeft dit bezwaar in behandeling genomen onder referentienummer 16-1187/DB/OV/D.
1.5 De bezwaren zijn behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2017 in aanwezigheid van verweerder . Klagers zijn aanvankelijk wel ter zitting verschenen, maar zij hebben de zittingzaal verlaten nadat de raad het door hen ingediende wrakingsverzoek buiten behandeling heeft gesteld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. .
1.6 Verweerders hebben bij brief dd. 24 maart 2017 een verzoek ingediend strekkende tot wraking van de voorzitter en de leden samen vormend de kamer van de raad, die ter zitting van de raad d.d. 13 maart 2017 de bezwaren van de deken hebben behandeld. Voormeld verzoek tot wraking (bij de raad bekend onder referentienummer 17-253/DB/OB) is ter zitting d.d. 10 april 2017 door de wrakingskamer van de raad mondeling behandeld. De wrakingskamer van de raad heeft het verzoek tot wraking bij beslissing van 1 mei 2017 afgewezen.
1.7 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de griffier van het Hof van Discipline van 30 november 2016, met bijlagen;
- de brief van de griffier van het Hof van Discipline van 9 december 2016, met aanvullende stukken;
- de brief van de deken dd. 22 december 2016;
- de brieven van verweerders van 4 januari, 9 en 24 februari 2017, met bijlagen;
- de brief van de deken van 23 februari 2017, met bijlagen;
- de brief van verweerders van 24 februari 2017, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerders staan de familie K, verder te noemen K, sinds 2005 bij in diverse civielrechtelijke– en bestuursrechtelijke procedures tussen K en de gemeente X, verder te noemen X. Het geschil tussen K en X heeft betrekking op bestemmingsplanwijzigingen betreffende onroerende zaken van K. Het geschil tussen partijen ving aan met een bezwaar van K tegen een voorbereidingsbesluit van X in 2005. Er zijn procedures gevoerd bij de rechtbank, gerechtshof en de Raad van state.
2.2 Op 16 september 2014 heeft X met een machtiging tot binnentreden een controle uitgevoerd bij K in verband met de naleving van het bestemmingsplan. Door verweerders is namens K vooraf bezwaar gemaakt tegen het aangekondigde controlebezoek. Door partijen is over en weer aangifte gedaan van incidenten die tijdens voormeld controlebezoek hebben plaatsgevonden.
2.3 De bestuursadviseur van de gemeente X heeft de deken per email van 7 oktober 2014 verzocht een afspraak met de burgemeester te maken. Dit in verband met ambtsbelemmering door verweerders op 16 september 2014, doordat door hen, althans door verweerder sub 2, fysiek was getracht de controle te belemmeren waarbij een ambtenaar omver was geduwd. Voorts werden vraagtekens geplaatst bij de directe en persoonlijke betrokkenheid van verweerders bij het geschil tussen K en X. Tussen de deken en de burgemeester van X heeft vervolgens telefonisch contact plaatsgevonden.
2.4 De deken heeft verweerders bij brief dd. 27 oktober 2014 verzocht met hem een afspraak te maken om van gedachten te wisselen over hetgeen op 16 september 2014 was voorgevallen. Klagers hebben verweerder bij brief van 7 november 2014 nader geïnformeerd en bericht dat de burgemeester onrechtmatig had gehandeld door een machtiging tot binnentreden in de woning van de cliënten van verweerders af te geven.
2.5 De deken heeft de burgemeester van X bij brief van 2 december 2014 bericht op dat moment onvoldoende gronden te zien om een dekenbezwaar bij de tuchtrechter in te dienen. De deken heeft de burgemeester van X bij brief van 23 december 2014 onder verwijzing naar hun gesprek op 15 december 2014 bericht de uitkomsten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie te willen afwachten. De deken heeft ook verweerders bij brief dd. 23 december 2014 bericht vooralsnog de uitkomst van het onderzoek van het Openbaar Ministerie af te wachten.
2.6 De burgemeester heeft bij brief van 8 april 2015 de strafbeschikking dd. 2 februari 2015, waarbij aan verweerder sub 2 een boete ad €150,- is opgelegd, toegezonden. De burgemeester heeft de deken verzocht een onderzoek in te stellen en zo nodig een klacht bij de raad van discipline in te dienen. De deken heeft verweerder sub 2 bij brief van 14 april 2015 verzocht hem nader te informeren over de stand van zaken in zijn strafdossier. Verweerder sub 2 heeft de deken bij brief van 16 april 2015 bericht dat door hem verzet was aangetekend tegen de beschikking van 2 februari 2015. De deken heeft bij brief van 23 april 2015 aan de burgemeester van X voorgesteld het verdere verloop in de strafzaak af te zullen wachten.
2.7 Verweerders hebben bij brief van 30 december 2015 een kopie van de uitspraak van de bestuursrechter van de rechtbank van 23 december 2015 aan de deken toegezonden. De bestuursrechter heeft onder meer het volgende overwogen: “ De rechtbank is voorts van oordeel dat er minder ingrijpende middelen waren om te kunnen vaststellen dat of er sprake was van overtreding van het bestemmingsplan (…..).” De bestuursrechter heeft het beroep van de cliënten van verweerders tegen het besluit tot afwijzing van het bezwaar van K tegen een voorbereidingsbesluit van X gegrond verklaard. Verweerders hebben de burgemeester van de gemeente X bij brief van 28 januari 2016 aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade wegens onterechte aangifte en aantijgingen aan het adres van verweerder sub 2.
2.8 Verweerders hebben bij brief van 28 december 2015 middels een WOB-verzoek de correspondentie tussen de burgemeester van X en de deken opgevraagd. De gemeente X heeft de deken op 6 januari 2016 verzocht om zijn zienswijze naar aanleiding van dit verzoek. De deken heeft verweerder sub 1 per e-mail van 15 januari 2016 bericht zich met oog op de vertrouwelijkheid van klacht- en toezichtdossiers, te verzetten tegen openbaarmaking van de correspondentie met de burgemeester en hem in overweging gegeven zijn WOB-verzoek in te trekken en de afspraak met de deken af te wachten. De deken heeft op 19 januari 2016 zijn zienswijze gegeven.
2.9 Per e-mail van 21 januari 2016 is namens de deken een met verweerders gemaakte afspraak tot inzage van het dossier op 22 januari 2016 afgezegd, wegens een benoeming van de deken tot curator in een aantal faillissementen en de sluiting van het bureau van de orde op vrijdag waardoor er ook niemand aanwezig was die verweerders inzage zou kunnen geven in de stukken. Verweerders hebben de deken bericht niet in te stemmen met de annulering van de afspraak, waarop de deken heeft bericht dat er geen mogelijkheid bestond de afspraak door te laten gaan. Verweerders hebben per email van op 21 januari 2016 aan de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten bericht dat de deken weigerde verweerders onvoorwaardelijke inzage te geven in een dossier dat hen aanging en hem verzocht de deken te bewegen de afspraak op 22 januari 2016 door te laten gaan of ervoor te zorgen dat de informatie aan verweerders werd toegezonden.
2.10 Verweerders hebben zich op 25 januari 2016 gemeld bij het bureau van de deken. Aan verweerders is toen inzage verleend in het beschikbare dossier.
2.11 Verweerders hebben zich bij brief van 26 januari 2016 bij de rechtbank beklaagd over het optreden van een van de rechters. Deze brief heeft geleid tot (email)correspondentie met de sectorvoorzitter civiel en de President van de rechtbank.
2.12 Verweerders hebben op 26 januari 2016 een klacht tegen de deken ingediend.
2.13 De deken heeft bij brief van 23 maart 2016 aan verweerders bericht een onderzoek te starten en hun verzocht de door hem in die brief gestelde vragen te beantwoorden. Verweerders hebben de deken bij brief van 25 maart 2016 bericht zich niet te willen onttrekken aan het onderzoek, maar slechts mee te willen werken aan een onderzoek door een andere deken.
2.14 Verweerders hebben de algemeen deken per email van 25 maart 2016 verzocht te bewilligen in het verzoek tot aanwijzing van een andere deken, welke email door het college van toezicht op 12 april 2016 is beantwoord. Het college van toezicht heeft verweerders bericht niet in individuele zaken te kunnen treden. Het college heeft verweerders er voorts op gewezen dat de deken bepaalde taken kan laten uitoefenen door leden van de raad en/of medewerkers van het bureau.
2.15 De deken heeft verweerders op 21 april 2016 verzocht de in zijn brief van 23 maart 2016 gestelde vragen te beantwoorden en hen gewezen op hun verplichting mee te werken aan een dekenaal onderzoek.
2.16 Verweerders hebben de algemeen deken bij brief van 25 april 2016 verzocht in de kwestie te interveniëren. De algemeen deken heeft voormelde brief doorgestuurd naar het college van toezicht, welk college de brief bij brief van 20 mei 2016 heeft terugverwezen naar de algemeen deken. De algemeen deken heeft verweerders bij brief van 5 juli 2016 bericht niet aan hun verzoek te zullen voldoen.
2.17 Bij brief dd. 27 oktober 2016 is namens de deken aan het kantoor van verweerders een kantoorbezoek door een lid van de raad van de orde en een medewerker van het bureau van de orde aangekondigd. Aan het kantoor van verweerders werd verzocht een aantal stukken toe te sturen. Per e-mail dd. 31 oktober 2016 is aan verweerder sub 1 bericht dat abusievelijk een verkeerde standaarduitnodiging aan het kantoor van verweerders was verzonden. Bericht werd dat het kantoorbezoek niet namens de deken maar door de deken zou worden gebracht, samen met de directeur van het bureau. Verweerder sub 2 heeft per e-mail dd. 1 november 2016 de verhinderdata van verweerders doorgegeven. Per e-mail dd. 3 november 2016 is aan verweerder sub 2 bericht dat het kantoorbezoek door de deken en de bureaudirecteur op 6 december 2016 zou plaatsvinden. Verweerders hebben per e-mail van 10 november 2016 aan de bureaudirecteur bericht dat een notaris bij het kantoorbezoek aanwezig zou zijn, door wie een verslag van het bezoek zou worden gemaakt. Per e-mail dd. 29 november 2016 heeft de bureaudirecteur aan verweerder sub 2 bericht dat ook een lid van de raad van de orde bij het kantoorbezoek aanwezig zou zijn. Zij verzocht voorts de eerder verzochte complete jaarrekening over 2015 alsnog toe te sturen. Verweerders hebben per e-mail dd. 29 november 2016 aan de bureaudirecteur bevestigd dat het de deken niet vrij stond om bij het kantoorbezoek aanwezig te zijn. De bureaudirecteur heeft per e-mail dd. 29 november 2016 bericht dat het kantoorbezoek zou plaatsvinden door de deken, een lid van de orde en de bureaudirecteur. Zij verzocht nogmaals om toezending van de complete jaarrekening over 2015. Verweerders hebben bij brief dd. 1 december 2016 aan de algemeen deken, de deken en het college van toezicht verzocht om verhinderdata in verband met een aanhangig te maken kort geding. De deken heeft verweerders per e-mail van 2 december 201 verzocht hem te berichten of hem op 6 december 2016 de toegang tot het kantoor zou worden geweigerd, in welk geval het kantoorbezoek geen doorgang zou vinden en door hem een aanvullend dekenbezwaar zou worden ingediend. De deken heeft per e-mail dd. 2 december 2016 aan verweerders bericht dat hij bij uitblijven van een reactie op zijn eerdere e-mail op 6 december 2016 op het kantoor van verweerders aanwezig zou zijn. Verweerders hebben per e-mail dd. 2 december 2016 aan het college van toezicht de e-mailcorrespondentie met de deken toegezonden en bericht dat de aanvraag voor een kort geding die middag naar de rechtbank was verzonden. De bureaudirecteur heeft verweerders per e-mail dd. 5 december 2016 opnieuw verzocht de complete jaarrekening 2015 toe te zenden. Verweerders hebben hierop geantwoord dat zij kennelijk nog niet op de hoogte was van het kort geding en haar verwezen naar de deken. De deken heeft verweerders per e-mail dd. 5 december 2016 bericht dat het kantoorbezoek op 6 december 2016 zou plaatsvinden en dat de aanzegging van een kort geding daarin geen verandering bracht. Verweerders hebben per e-mail dd. 5 december 2016 bericht dat zij totdat de rechter een oordeel had gegeven niet konden meewerken aan een kantoorbezoek door de deken en dat het kantoorbezoek op 6 december 2016 derhalve niet zou plaatsvinden. De deken heeft per e-mail dd. 5 december 2016 bevestigd dat verweerders medewerking aan het kantoorbezoek weigerden en dat dit daarom niet zou plaatsvinden. De deken kondigde aan een dekenbezwaar in te zullen dienen. De bureaudirecteur heeft per e-mails dd. 6 en 13 december 2016 namens de deken aan verweerders verzocht om beantwoording van een aantal vragen en om toezending van de complete jaarrekening over 2015.
2.18 Verweerders hebben bij brief van 13 december 2016 klachten tegen de deken bij het Hof van Discipline ingediend.
2.19 De deken heeft bij brief dd. 22 december 2016 een aanvullend dekenbezwaar tegen verweerders bij de raad ingediend.
3 bezwaren
3.1 De bezwaren houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
Klachtzaak 16-1105/DB/OV/D:
verweerders weigeren conform de vigerende regeling mee te werken aan een dekenaal onderzoek naar hun functioneren en hun werkwijze.
De deken heeft voormeld bezwaar als volgt toegelicht:
3.2 De feiten en omstandigheden hebben de deken aanleiding gegeven een onderzoek in te stellen naar het functioneren van verweerders in het dossier rondom K. Bovendien heeft de President van de rechtbank de deken bij brief van 17 maart 2016 gevraagd dekenaal onderzoek in te stellen naar het functioneren van verweerders.
3.3 De deken heeft verweerders bij brief van 23 maart 2017 verzocht hem in verband met bovenstaande nader te informeren. De deken heeft hierop geen reactie ontvangen. Verweerders stellen ten onrechte voorwaarden aan dekenaal onderzoek, te weten dat dit onderzoek door een andere deken of een ander lid van de raad van de orde zal worden ingesteld.
Klachtzaak 16-1105/DB/OV/D:
1. verweerders weigeren mee te werken aan een voorgenomen kantoorbezoek door de deken, met dien verstande dat die bereidheid wellicht wel zou bestaan indien dat bezoek zou worden afgelegd door een lid van de raad van de orde van advocaten in plaats van door de (persoon van de) deken;
2. verweerders weigeren om informatie te verschaffen naar aanleiding van gestelde vragen, daaronder begrepen het toezenden van de complete jaarrekening 2015.
De deken heeft voormeld bezwaar als volgt toegelicht:
3.4 Het enkele feit dat over gedragingen van een toezichthouder klachten zijn ingediend kan geen aanleiding zijn te stellen dat de toezichthouder ten aanzien van de klager zijn toezichthoudende taak niet meer kan en mag uitoefenen totdat deze klachten zijn behandeld.
3.5 Verweerders weigeren hun medewerking aan het kantoorbezoek wegens persoonlijke betrokkenheid van de deken bij de wederpartij van de cliënten van verweerders. Hiervan is geen sprake. Ook anderszins zijn er geen (zwaarwegende) argumenten die aanleiding zouden kunnen vormen tot het begin van een conclusie dat de deken zijn toezichthoudende functie niet zou kunnen uitoefenen.
3.6 Door het expliciet weigeren medewerking te verlenen aan een kantoorbezoek door de deken en bij herhaling gevraagde stukken niet aan de deken toe te sturen frustreren verweerder een behoorlijke toezichtuitoefening door de deken.
4 VERWEER
4.1 De deken is niet-ontvankelijk in zijn bezwaren vanwege het ontbreken van een objectieve formulering van zijn bezwaren, althans het ontbreken van de vereiste vooraankondiging met daarin de feiten en de gronden van het dekenbezwaar en een termijn voor het geven van een zienswijze
4.2 De deken is niet objectief, niet integer en onbetrouwbaar. De deken neemt de stellingen van de wederpartij van de cliënte van verweerders zonder wederhoor voor waar aan. De deken heeft geen oog voor de positie van verweerders als advocaten, in welke hoedanigheid zij voor de belangen van hun cliënten dienen op te komen.
4.3 Door een bezwaar tegen verweerders in te dienen heeft de deken zichzelf onderdeel gemaakt van het geschil tussen de cliënte van verweerders en de gemeente X.
4.4 Het toezicht dient door een andere deken te worden uitgeoefend. De deken heeft de, zonder hoor- en wederhoor achter de rug van verweerders verzamelde correspondentie tussen hem en de wederpartij van de cliënt van verweerders, aan het dekenbezwaar ten grondslag gelegd.
4.5 De deken weigert zijn wettelijke plicht na te leven om de belangen van verweerders te behartigen. De deken verzamelt heimelijk informatie tegen het kantoor van verweerders. Het gaat verweerders bij het kantoorbezoek niet om de uitoefening van toezicht, maar om informatie te vergaren behoeve van de wederpartij van de cliënten van verweerders.
5 BEOORDELING
5.1 De raad volgt verweerders niet in hun verweer dat de deken niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn dekenbezwaren, wegens het ontbreken van een objectieve formulering en door hen vermeende vormvereisten. Aan een deken komt de bevoegdheid toe tegen een advocaat gerezen bezwaren, waaronder het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak, bij de raad in te dienen. De advocatenwet heeft aan de indiening van een dekenbezwaar geen vormvereisten, zoals door verweerders naar voren gebracht en die tot niet-ontvankelijkheid dienen te leiden, verbonden. De raad ziet dan ook geen redenen aanwezig om de deken in zijn dekenbezwaren niet-ontvankelijk te verklaren.
5.2 Vast staat dat verweerders de door de deken in zijn brieven van 23 maart en 21 april 2016 geformuleerde verzoeken om nadere informatie onbeantwoord hebben gelaten. Verweerders hebben zich op het standpunt gesteld wel mee te willen werken aan een onderzoek, maar enkel indien het onderzoek door een ander persoon dan de deken zou worden uitgevoerd.
5.3 In de advocatenwet is aan de raden van de orde van advocaten en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen. Bovendien heeft de wetgever in het tuchtrecht belangijke taken voor de deken weggelegd. Zo heeft de deken de taak om een onderzoek in te stellen naar klachten die hem bereiken dan wel indien hem buiten een klacht signalen bereiken die voor hem aanleiding kunnen vormen om een dekenbezwaar bij de raad in te dienen. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, is het voor de deken van belang om alle feiten en omstandigheden te kennen. De advocaat tegen wie een klacht is ingediend dan wel over wie de deken signalen van mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen bereiken, is daarom gehouden desgevraagd de nodige inlichtingen aan de deken te verstrekken. Het was in dat kader dat de deken verweerders vroeg hem nader te informeren. Door niet op de verzoeken van de deken om inhoudelijk op de door hem ontvangen signalen te reageren, noch zijn vragen daarover te beantwoorden, althans aan de medewerking aan het dekenale onderzoek nadere voorwaarden te stellen, hebben verweerders de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening belemmerd .
5.4 Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij onvoorwaardelijk meewerkt aan een onderzoek door de deken. Aan een advocaat komt geen bevoegdheid toe om nadere voorwaarden te stellen aan een door de deken tegen hem in te stellen onderzoek. Het is voorbehouden aan de deken om te bepalen of hij een onderzoek zelf uitvoert dan wel of hij hiertoe een ander lid van de raad van de orde van advocaten aanwijst. Het enkele feit dat door een advocaat een klacht is ingediend tegen een deken maakt dit niet anders. Dit zou immers betekenenen dat een advocaat, enkel door een klacht tegen een deken in te dienen, de deken daardoor in diens toezichthoudende taak zou kunnen frustreren. Door medewerking aan een door de deken gestart onderzoek te weigeren hebben verweerders zich niet gedragen zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht, wat hen tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen.
Klachtzaak 16-1187/DB/OV/D
5.5 In de advocatenwet is aan de raden van de orde van advocaten en daarmede aan de deken opgedragen toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat die hem bij de Verordening op de Advocatuur zijn opgelegd. Het was in het kader van voormelde toezichthoudende taak, dat door het bureau van de orde was aangekondigd dat een onderzoek zou worden uitgevoerd bij het kantoor van verweerders en dat op 6 december 2016 een kantoorbezoek zou plaatsvinden. Aangekondigd werd dat bij het kantoorbezoek de deken, een lid van de raad van de orde van advocaten en de brueaudirecteur aanwezig zouden zijn. Aanvankelijk hebben verweerders geen bezwaar gemaakt tegen het aangekondigde kantoorbezoek, maar kort voordat het kantoorbezoek zou plaatsvinden, hebben verweerders zich op het standpunt gesteld geen medewerking aan een kantoorbezoek door de deken te zullen verlenen. De raad overweegt dat ook hier geldt dat een advocaat medewerking dient te verlenen aan pro-actief toezicht door of namens de deken. Het staat een advocaat evenmin vrij hieraan nadere voorwaarden te verbinden. Het is de deken die bepaalt of het proactief toezicht door hem zelf of door een door hem daartoe aan te wijzen ander lid van de raad van de orde wordt uitgevoerd. Ook hier geldt dat het enkele feit dat een advocaat, aan wie in het kader van proactief toezicht een kantoorbezoek is aangekondigd, .een klacht tegen de deken heeft ingediend, dit niet anders maakt. Nu vast staat dat verweerders medewerking aan een kantoorbezoek door de deken hebben geweigerd, hebben zij zich niet gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden, wat hen tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen.
5.6 Voorts staat vast dat verweerders, ondanks meerdere verzoeken daartoe, hebben nagelaten de jaarrekening over 2015 van hun kantoor aan het bureau van de orde van advocaten te doen toekomen. Ook hierdoor hebben zij de deken in diens (financieel) toezichthoudende taak belemmerd, waarvan hen eveneens een ernstig tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
6 MAATREGEL
6.1 Nu verweerders de deken stelselmatig hebben gefrustreerd in zijn toezichthoudende taak en hem nog steeds belemmeren toezicht op hun praktijk uit te oefenen, waardoor onder meer signalen van de President van de rechtbank over vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerders, niet nader kunnen worden onderzocht, noch proactief toezicht mogelijk is op de naleving van de Verordening op de Advocatuur, is naar het oordeel van de raad het opleggen van een zware tuchtrechtelijke maatregel geboden. Nu verweerders er geen blijk van hebben gegeven bereid te zijn, alsnog onvoorwaardelijk medewerking aan de toezichthoudende taak van de deken mee te zullen werken, op een wijze zoals de deken goeddunkt, zal de raad naast het onvoorwaardelijke gedeelte van de schorsing, tevens een gedeeltelijke voorwaardelijke schorsing opleggen, met als bijzondere voorwaarde, zoals hierna vermeld. dat verweerders alsnog onvoorwaardelijk meewerken aan het dekenaal onderzoek op een wijze die de deken goeddunkt.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 De raad ziet aanleiding om overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet, verweerder sub 1 en verweerder sub 2, nu aan hen beiden een maatregel is opgelegd, ieder afzonderlijk te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van beide zaken. Deze kosten worden vastgesteld op €1.000 per zaak en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken in klachtzaak 1105/DB/OV/D jegens verweerders sub 1 en 2 gegrond;
- verklaart het bezwaar van de deken in klachtzaak 1187/DB/OV/D in beide onderdelen jegens verweerders sub 1 en 2 gegrond;
- legt aan verweerders sub 1 en 2 ieder afzonderlijk op de maatregel van schorsing voor de duur van zes maanden op;
- bepaalt dat vijf maanden van voormelde schorsing niet ten uitvoer zullen worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder sub 1 en/of verweerder sub 2 een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet hebben nageleefd;
- de raad stelt als algemene voorwaarde dat verweerder sub 1 en/of verweerder sub 2 zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- de raad stelt als bijzondere voorwaarden dat verweerder sub 1 en/of verweerder sub 2 binnen één maand nadat onderhavige beslissing onherroepelijk is geworden:
a) de deken antwoord hebben gegeven op de door de deken in zijn brief van 23 maart 2016 aan hen gestelde en bij brief van 21 april 2016 herhaalde vragen;
b) een volledige jaarrekening over 2015 aan het bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel hebben doen toekomen;
c) onvoorwaardelijk medewerking hebben verleend aan het afleggen van een kantoorbezoek door de deken en /of andere leden van de raad dan wel medewerkers van het bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel, althans op een wijze die de deken goeddunkt;
- bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing in de uitoefening van de praktijk van verweerder sub 1 en verweerder sub 2 ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder sub 1 respectievelijk verweerder sub 2 niet op het tableau staat ingeschreven];
- stelt de duur van de proeftijd op twee jaren;
- veroordeelt verweerder sub 1 tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaken 16-1105/DB/OV/D en 16-1187/DB/OV/D ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 per zaak, derhalve in totaal € 2.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;
- veroordeelt verweerder sub 2 tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaken 16-1105/DB/OV/D en 16-1187/DB/OV/D ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 per zaak, derhalve in totaal € 2.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. L. R.G.M. Spronken, A. Houtakkers, L. de Haas en J.J.F.E. Kikken , leden, bijgestaan door mr. I. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2017
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2017
verzonden aan:
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder sub 1 en 2
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is:.
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl