Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-05-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:90
Zaaknummer
17-253/DB/OB
Inhoudsindicatie
(Vermeende) fouten en onjuistheden in het proces-verbaal van de zitting rechtvaardigen vormen geen grond voor wraking. Verzoek tot wraking afgewezen.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 1 mei 2017
in de zaak 17-253/DB/OB
naar aanleiding van het verzoek tot wraking van:
verzoekers
tegen:
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 24 maart 2017 hebben verzoekers een verzoek ingediend strekkende tot wraking van verweerders, voorzitter en leden van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch samen vormend de kamer van die raad, die ter zitting van de raad d.d. 13 maart 2017 de klachten van verzoekers tegen mr. M in de klachtzaken 16-1106/DB/NN en 17-135/DB/OB alsook de bezwaren van de deken tegen verzoekers in de zaken 16-1105/DB/OV/d en 16-1187/DB/OV/d zou behandelen.
1.2 De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking van verweerders heeft plaatsgevonden op 10 april 2017, waarvoor zowel verzoekers als verweerders door de griffier zijn opgeroepen bij brieven van 28 maart 2017. Verweerders zijn bij voormelde brief eveneens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verzoek tot wraking te reageren.
1.3 Verweerders hebben bij brieven van respectievelijk 28 en 31 maart en 3 en 4 april 2017 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en te kennen gegeven ter zitting niet aanwezig te zullen zijn. Verweerders hebben aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten.
1.4 Bij brief d.d. 6 april 2017 hebben verzoekers op de schriftelijke reacties van verweerders gereageerd.
1.5 Verzoekers zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2 verzoek
2.1 Verzoekers hebben desgevraagd ter zitting naar voren gebracht dat zij van mening zijn dat het volgende bezwaar tegen verweerders het verzoek tot wraking rechtvaardigt:
er is sprake van zodanige fouten en onjuistheden in het proces-verbaal dat in appel de feitelijke context van het wrakingsverzoek niet meer controleerbaar is.
1.2 Toelichting
In het proces-verbaal van de zitting van 13 maart 2017 is vermeld dat verzoeker sub 2 heeft verklaard: “Dan wordt het hele college van de raad gewraakt” en dat hij op de vraag van de voorzitter “U wraakt het hele college van de raad?” heeft geantwoord: “Ja”. Verzoeker sub 2 heeft de woorden “hele” en “van de raad” echter niet gebruikt, zodat de inhoud van het proces-verbaal onjuist is. Verzoeker sub 2 heeft ter zitting d.d. 13 maart 2017 medegedeeld dat de leden van “het college” zijn gewraakt en uit het door verzoekers ter zitting d.d. 13 maart 2017 overhandigde schriftelijke wrakingsverzoek blijkt dat daarmee is bedoeld de leden van het ter zitting voorzittende college.
Verzoekers hebben het proces-verbaal op 24 maart 2017 ontvangen en dit proces-verbaal vormde de directe aanleiding voor het onderhavige wrakingsverzoek. Het proces-verbaal bevat evidente fouten en onjuistheden die zodanig zijn dat zij tot effect hebben dat de context van het wrakingsverzoek wordt verdraaid, zodat in appel het wrakingsverzoek niet meer op de juiste wijze uit de processtukken blijkt. Aldus vormt het proces-verbaal geen objectieve en zuivere weergave van hetgeen ter zitting is voorgevallen.
3 VERWEER
3.1 Verweerders berusten niet in de wraking omdat er geen gerechtvaardigde grondslag is voor het verzoek tot wraking.
3.2 Het verzoek is tardief gedaan. Verzoekers hebben er op 13 maart 2017 voor gekozen om de zitting te verlaten. De gronden voor het verzoek tot wraking waren reeds toen bij hen voorradig en zij hadden dan ook spoorslags dienen te wraken en niet eerst geruime tijd later. Het wrakingsverzoek wordt getroffen door de ter zitting uitgesproken voorziening ex artikel 515 lid 4 SV zodat het verzoek terzijde dient te worden gelegd. Het proces-verbaal van de zitting geeft de gang van zaken weer, zoals deze zich heeft afgespeeld en bevat geen onjuistheden. De zin “Dan wordt het hele college van de raad gewraakt” is bewust in het proces-verbaal opgenomen, juist omdat deze bewoordingen zo markant en feitelijk ook gebezigd zijn. De procesregels zijn correct uitgevoerd en ook al zouden deze niet correct zijn toegepast, dan levert dit nog geen grond voor wraking op. Van een dermate onbegrijpelijke toepassing van de procesregels dat er grond bestaat voor vrees voor vooringenomenheid is geen sprake.
3.3 Er is kortom geen sprake van feiten of omstandigheden waardoor de tuchtrechtelijke onpartijdigheid van verweerders schade zou kunnen leiden of de schijn van vooringenomenheid zou kunnen worden gewekt.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen de voorzitter en de leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer ingevolge artikel 6 lid 1 van het Verdrag tot Bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.
4.3 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
4.4 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de voorzitter en de leden jegens een partij enige vooringenomenheid hebben, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer van de raad zal het wrakingsverzoek aan de hand van deze, in rechtsoverweging 4.3 en 4.4 weergegeven maatstaven beoordelen.
4.5 Verzoekers hebben naar voren gebracht dat het proces-verbaal van de zitting van 13 maart 2017 de aanleiding vormt van het verzoek tot wraking d.d. 24 maart 2017, omdat dit proces-verbaal naar de mening van verzoekers geen correcte weergave bevat van hetgeen ter zitting van 13 maart 2017 door hen is verklaard. Verzoekers hebben in dat verband gesteld dat zij de woorden “hele” en “van de raad” niet hebben gebruikt, maar enkel “het college”, waarmee zij hebben bedoeld de leden van het op dat moment zittende college te wraken.
4.6 Verweerders hebben in hun reacties op het onderhavige wrakingsverzoek naar voren gebracht dat het proces-verbaal een correcte weergave bevat van hetgeen zich ter zitting heeft afgespeeld. In dat verband is door verweerders naar voren gebracht dat de zin “Dan wordt het hele college van de raad gewraakt” bewust in het proces-verbaal is opgenomen, juist omdat deze bewoordingen zo markant zijn en feitelijk ook gebezigd zijn.
4.7 De wrakingskamer overweegt dat de inhoud van het proces-verbaal geen letterlijke, maar een zakelijke weergave is van hetgeen zich ter zitting heeft afgespeeld. De griffier heeft hetgeen zich ter zitting heeft afgespeeld vastgelegd in het proces-verbaal, waarna verweerders zich akkoord hebben verklaard met de inhoud ervan. Aldus moet ervan worden uitgegaan dat het proces-verbaal een weergave is van de gang van zaken op de zitting en de mededelingen van verzoekers, zoals deze door verweerders zijn opgevat.
4.8 De wrakingskamer overweegt dat, indien en voor zover al zou komen vast te staan dat verweerders een andere uitleg hebben gegeven aan de door verzoekers ter zitting gehanteerde terminologie dan verzoekers voorstond, zulks nog niet automatisch tot gevolg heeft dat de inhoud van het proces-verbaal in strijd met de waarheid is, noch dat daarmee sprake is van zodanige onjuistheden dat dit een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid oplevert. De wrakingskamer acht goed voorstelbaar dat de door verzoekers gebezigde bewoordingen voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Tegen de door verweerders op 13 maart 2017 genomen beslissing tot het niet in behandeling nemen van het verzoek tot wraking richt het wrakingsverzoek zich echter niet. Overigens zou die beslissing ook niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden op grond van het bepaalde in artikel 2 lid 3 van het Wrakingsprotocol van de raden. Daarin wordt immers bepaald dat tegen de beslissing tot het niet in behandeling nemen van het wrakingsverzoek geen rechtsmiddel openstaat. De wrakingskamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de tuchtrechtelijke onpartijdigheid van verweerders schade zou kunnen leiden of de schijn van vooringenomenheid zou kunnen worden gewekt. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook afwijzen.
BESLISSING
De wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter en mrs. N.M. Lindhout-Schot, P.J.W.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2017
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 1 mei 2017
verzonden aan:
- verzoekers
- verweerders
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.