Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:76

Zaaknummer

17-100/DH/RO

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing, klacht tegen de advocaat van de advocaat-wederpartij in de klachtzaak met nummer 17-099/DH/RO

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 11 mei 2017

in de zaak 17-100/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

1.    Klager sub 1

2.    Klaagster sub 2

3.    Klager sub 3

klagers

gemachtigde: S.

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 30 januari 2017 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager sub 1 is bestuurder van klaagster sub 2. Klaagster sub 2 is eigenaresse (geweest) van een bedrijfsgebouw met daarin gevestigd een restaurant en een partycentrum. Het bedrijfsgebouw is verwoest als gevolg van een brand in de nacht van 15 juli 2013. Klaagster sub 2 was voor brandschade aan het bedrijfsgebouw verzekerd bij twee verzekeringsmaatschappijen (hierna: de verzekeraars). Klaagster sub 2 heeft in diverse instanties geprocedeerd tegen de verzekeraars over uitbetaling van (een voorschot op) een schadevergoeding. De verzekeraars werden in de procedures bijgestaan door mr. M, kantoorgenoot van verweerder.

1.2    Bij brief van 3 juli 2016 hebben klagers sub 1 en 2 bij de deken een klacht ingediend over mr. M. Klager sub 3 treedt in die klachtprocedure op als hun gemachtigde. Die procedure is thans ook bij de raad aanhangig en bekend onder zaaknummer 17-099/DH/RO.

1.3    In de klachtzaak met nummer 17-099/DH/RO treedt verweerder op als gemachtigde van mr. M.

1.4    Bij volmacht van 14 maart 2014 heeft klager sub 1 klager sub 3 gevolmachtigd om hem als bestuurder van klaagster sub 2 te vertegenwoordigen. In de volmacht is onder meer vermeld dat de volmacht zich uitstrekt tot alle handelingen waartoe de volmachtgever (klager sub 1) zelf gerechtigd is.

1.5    Uit een volmacht van 4 april 2014 blijkt dat de heer L. pandhouder is van de mogelijk door de verzekeraars aan klaagster sub 2 uit te keren schadevergoeding. De volmacht behelst, zakelijk weergegeven, het in rechte vorderen van die schadevergoeding door klaagster sub 2.

1.6    Bij brief van 17 juli 2016 is bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

a)    Klagers verwijten verweerder dat hij, zakelijk weergegeven, onjuiste en vooringenomen standpunten heeft ingenomen en daarmee jegens klagers onrechtmatig heeft gehandeld.

b)    Klager sub 3 verwijt verweerder dat hij hem bespottelijk maakt door hem te beschrijven als “a man on a mission”.

c)    Klager sub 3 verwijt verweerder dat hij hem onterecht heeft beschuldigd van het bedreigen van de verzekeraars met een strafrechtelijke aangifte wegens laster en van het manipulatief selecteren uit een tegen de verzekeraars ingediende klacht.

2.2    Op hetgeen klagers aan de klacht te grondslag hebben gelegd zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Op zijn verweer zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    Uit het over en weer gestelde leidt de voorzitter af dat tussen partijen onduidelijkheid bestaat over het antwoord op de vragen of de gemachtigde van klagers ook zelf klager is, of hij bevoegd is om namens klagers een klacht in te dienen en of de volmacht van de heer L. zich ook uitstrekt tot het indienen van deze klacht.

4.2    De omstandigheid dat klachtonderdeel b ziet op gedragingen van verweerder jegens klager sub 3 in zijn hoedanigheid van gemachtigde in de klachtzaak met nummer 17-099/DH/RO brengt met zich dat hij in deze klachtprocedure niet slechts gemachtigde is van klagers sub 1 en sub 2, maar ook klager.

4.3    Dat klager sub 3 gevolmachtigd is om (ook) namens klagers sub 1 en 2 een klacht tegen verweerder in te dienen, blijkt naar het oordeel van de voorzitter voldoende uit de hiervoor in 1.4 weergegeven algemene volmacht.

4.4    Voor de ontvankelijkheid van klagers is verder niet van belang dat uit de hiervoor in 1.5 bedoelde volmacht niet blijkt dat die volmacht zich tot deze klacht uitstrekt; een tuchtrechtelijke klacht kan zonder instemming van een pandhouder worden ingediend.

4.5    De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. Als maatstaf bij de beoordeling van de klacht geldt daarom dat aan verweerder een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Deze vrijheid is niet onbegrensd en kan onder meer worden beperkt indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij of feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn. Bij dat laatste moet in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De vrijheid van een advocaat wordt verder beperkt in deze zin dat de advocaat bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden, zonder daarmee een redelijk doel te dienen.

4.6    Klachtonderdeel a komt er in de kern op neer dat klagers verweerder verwijten dat hij onjuiste standpunten heeft ingenomen in de klachtprocedure tegen mr. M. De voorzitter stelt voorop dat de standpunten door verweerder zijn ingenomen namens mr. M en overweegt verder dat de juistheid van de stellingen die partijen in die klachtprocedure hebben ingenomen ter beoordeling is aan de tuchtrechter die in die zaak beslist. De (on)juistheid van de stellingen van verweerder in de klachtprocedure tegen mr. M. zullen daarom in deze beslissing niet besproken worden.

4.7    Het door klagers gestelde geeft de voorzitter geen grond om vast te stellen dat sprake is van een uitzonderingsgeval dat met zich brengt dat verweerder de juistheid van de verweren die hij namens mr. M. heeft gevoerd had behoren te verifiëren. De slotsom is dat klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is.

4.8    Wat betreft klachtonderdeel b is de voorzitter van oordeel dat de aanduiding “a man on a mission” op zichzelf bezien en in de context van het verweer in de klachtprocedure tegen mr. M. geen beledigend karakter heeft en niet als onnodig grievend kan worden aangemerkt. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

4.9    Reeds op de grond dat in de procedure tegen mr. M. door klagers naar voren is gebracht dat (een) aangifte(s) tegen de verzekeraars in voorbereiding was/waren kan een gelijkluidende mededeling van de zijde van wederpartij in dezelfde procedure niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar worden aangemerkt. Voor zover het door verweerder (namens mr. M.) in die procedure overgelegde gedeelte van het klaagschrift al een beperkt of vertekend beeld zou geven van de aard en inhoud van de klacht tegen de verzekeraars, geldt dat het klaagschrift integraal is overgelegd door klagers, zodat zij niet in hun belangen zijn geschaad. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 11 mei 2017.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 mei 2017 verzonden