Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:102

Zaaknummer

17-014 DB/LI

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij zich onterecht en ontijdig heeft teruggetrokken. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Verweerder had het recht om zich terug te trekken aangezien hij, door de wijziging van het standpunt van klager, een tegenstrijdig belang had doordat verweerder niet alleen voor klager optrad, maar ook voor zijn moeder. Door zich 1 week voor een zitting bij het hof terug te trekken, heeft verweerder de belangen van klager geschaad. Verweerder had zich eerder moeten onttrekken en had klager daar eerder over moeten informeren. Geen sprake van onbehoorlijke taakuitoefening. Onvoldoende onderbouwd door klager. Klacht deels gegrond. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 15 mei 2017

in de zaak 17-014/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 8 maart 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 6 januari 2017 met kenmerk K16-155 (voorheen AB16-032), door de raad ontvangen op 7 januari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 maart 2017 in aanwezigheid van verweerder . Klager heeft de raad per e-mail bericht niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen en van de nagekomen brief van klager van 12 februari 2017 met de daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder trad op als advocaat van klager in diverse procedures tegen de ex-vrouw van klager. Verweerder trad eveneens op voor de moeder van klager in procedures tegen de ex-vrouw van klager. Onderdeel van discussie in al die procedures was de vraag of door de moeder van klager aan klager en zijn ex-vrouw geldleningen waren verstrekt of schenkingen. De moeder van klager en klager stelden zich op het standpunt dat sprake was van geldleningen. De ex-vrouw van klager stelde zich echter op het standpunt dat sprake was van schenkingen. Klager heeft zijn verklaring hierover in november 2015 gewijzigd en zich toen op het standpunt gesteld dat toch geen sprake was van geldleningen, maar van schenkingen.

2.2      Op 8 december 2015 heeft verweerder aan klager een e-mail gestuurd waarin hij heeft aangegeven dat het hem wegens omstandigheden niet gelukt is om inhoudelijk op een verzoek van klager om informatie over de voortgang in zijn dossiers te reageren, maar dat dat later die week nog zal gebeuren. Op 9 december 2015 is in een van de procedures (de boedelscheidingsprocedure) vonnis gewezen. Dit vonnis heeft verweerder per mail van 11 december 2015 aan klager gezonden.

2.3      Op 8 maart 2016 heeft verweerder zich als advocaat van klager teruggetrokken. Bij brief van 14 maart 2016 heeft verweerder dit nog schriftelijk bevestigd. Op 15 maart 2016 stond een zitting bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gepland. Klager had zich bij e-mail van 8 maart 2016 reeds tot de deken gewend met het verzoek om te bemiddelen. Nu verweerder zich heeft onttrokken en klager niet heeft bijgestaan op de zitting van 15 maart 2016, heeft klager op 6 april 2016  de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

 

3          KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    hij op onterechte gronden de belangenbehartiging van klager heeft beëindigd;

2.    hij zich ontijdig heeft teruggetrokken;

3.    hij de aan hem verstrekte opdrachten niet naar behoren heeft uitgevoerd.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder is van mening dat hij zich terecht heeft onttrokken als advocaat van klager. Verweerder wijst op het feit dat hij zowel de moeder van klager als klager bijstond in verschillende procedures tegen de ex-vrouw van klager. In eerste instantie stelden zowel de moeder van klager als klager zich op het standpunt dat de door de moeder van klager aan klager en zijn ex-vrouw verstrekte gelden geldleningen waren. De ex-vrouw van klager stelde zich echter op het standpunt dat sprake was van schenkingen, welk standpunt klager later ook heeft ingenomen. Op het moment dat klager zijn standpunt aldus heeft gewijzigd, ontstond voor verweerder een tegenstrijdig belang. Verweerder kan immers niet in de procedure die hij namens klager voert stellen dat de verstrekte gelden een schenking zijn, om vervolgens in de procedure die hij namens de moeder van klager voert te stellen dat die zelfde bedragen als geldlening zijn verstrekt. Verweerder zag zich daarom genoodzaakt om de belangenbehartiging van klager te beëindigen.

4.2      Verweerder is van mening dat hij zich niet ontijdig heeft teruggetrokken. Verweerder stelt dat klager hem in november 2011 per SMS al had laten weten dat verweerder geen werkzaamheden meer voor hem moest verrichten. Wat verweerder betreft is de relatie derhalve reeds op dat moment beëindigd. Verweerder wijst daarnaast op het feit dat de verklaring van klager, waarin hij zijn mening over de door zijn moeder verstrekte gelden verandert, dateert van 11 november 2015, zodat in ieder geval op die datum sprake was van een tegenstrijdig belang en verweerder derhalve genoodzaakt was zijn werkzaamheden te beëindigen.

4.3      Verweerder geeft aan dat hij heeft gewacht tot 8 maart 2016 alvorens hij zich definitief heeft teruggetrokken omdat hij de verklaring eerder niet op schrift in zijn bezit had. Verweerder had slechts vernomen dat klager een andere verklaring over de geldleningen/schenkingen had afgelegd en wilde eerst de verklaring op papier zien, om te kunnen beoordelen of er inderdaad sprake was van een tegenstrijdig belang. Verweerder heeft begin maart de verklaring, niet ondertekend door klager, in zijn bezit gekregen en heeft toen besloten zich te onttrekken en dat ook toen pas aan klager doorgegeven. Dat kon eerder niet, omdat verweerder vóór die tijd de verklaring nog niet had gezien.

4.4      Verweerder ontkent tenslotte dat hij de door hem verrichte werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Verweerder heeft steeds zijn best gedaan om de belangen van klager zo goed mogelijk te behartigen.

 

5          BEOORDELING

5.1      Verweerder trad op als advocaat van klager. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat een advocaat voor het, in overleg met zijn cliënt, te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen eerst sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Aan deze beleidsvrijheid is wel de voorwaarde verbonden dat de cliënt naar behoren wordt geïnformeerd over wat de advocaat wel of niet gaat c.q. wil doen, zodat de cliënt de keuze heeft of hij zich daarbij neerlegt of zijn belangen door een andere advocaat laat behartigen. Het handelen van de advocaat wordt getoetst aan de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal de klacht op grond van deze criteria beoordelen.

Ad klachtonderdeel 1

5.2      Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder zich op onterechte gronden als zijn advocaat heeft onttrokken. Verweerder stelt dat sprake was van een tegenstrijdig belang. Door klager wordt niet betwist dat klager zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld dat de door zijn moeder verstrekte gelden leningen waren, maar dat hij later, in november 2015, zijn standpunt heeft gewijzigd en heeft verklaard dat die gelden schenkingen zouden zijn.

5.3      Verweerder heeft terecht aangegeven dat hij niet in de procedure die hij namens moeder voert zich op het standpunt kan stellen dat sprake is van geldleningen, terwijl hij zich in de namens klager te voeren procedures juist op het standpunt zou moeten stellen dat sprake zou zijn van schenkingen. Door de gewijzigde verklaring van klager over de door zijn moeder verstrekte gelden, was inderdaad sprake van een tegenstrijdig belang, hetgeen met zich meebrengt dat verweerder genoodzaakt was om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. Gedragsregel 7.1 verbiedt het een advocaat immers om zich met de behartiging van belangen van twee of meer partijen bezig te houden indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is. Verweerder heeft zich derhalve terecht onttrokken. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.4      Het tweede klachtonderdeel betreft het tijdstip waarop verweerder zich heeft onttrokken. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder zich ontijdig heeft teruggetrokken. Verweerder betwist dat en geeft aan dat juist klager in november 2015 de samenwerking per sms al had beëindigd.

5.5      Uit het dossier blijkt dat verweerder op 8 december 2015 klager nog heeft bericht dat hij later die week inhoudelijk zou reageren op een verzoek van klager om informatie over de voortgang van de bij verweerder in behandeling zijnde dossiers. Ook heeft verweerder op 11 december 2015 nog een kopie van het vonnis van de rechtbank Limburg van 9 december 2015 aan klager gezonden. In geen van beide brieven wordt door verweerder met een woord gerept over het beëindigen van de samenwerking of over het feit dat klager een sms zou hebben gestuurd met het verzoek aan verweerder om geen nadere werkzaamheden te verrichten. In december 2015 mocht klager er dus in ieder geval nog vanuit gaan dat verweerder zijn belangen zou behartigen.

5.6      Verweerder stelt dat hij zich op 8 maart 2016 heeft onttrokken als advocaat van klager. De mail die op dat moment door verweerder is gestuurd, bevindt zich niet in het dossier. Nu klager echter niet heeft betwist dat op 8 maart 2016 door verweerder zou zijn aangegeven dat hij de belangen van klager niet langer zou behartigen, gaat de raad er vanuit dat verweerder inderdaad op 8 maart 2016 zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd. Op 15 maart 2016 stond een zitting bij het gerechtshof gepland in het door klager aanhangig gemaakte hoger beroep. Dit betekent dat verweerder zich één week voor een zitting in hoger beroep heeft onttrokken. De raad is van oordeel dat zulks ontijdig is. Zulks geldt temeer nu verweerder, desgevraagd, tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij al sinds november 2015 bekend was met het feit dat klager zijn standpunt over de door zijn moeder verstrekte gelden had gewijzigd en al sinds die datum worstelde met de vraag of hij nog wel voor klager op zou kunnen blijven treden. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager deelgenoot van die worsteling te maken en tijdig aan te geven dat verweerder zich (mogelijk) zou moeten onttrekken als advocaat van klager. Door dat niet te doen en klager derhalve in de veronderstelling te laten verkeren dat verweerder als advocaat van klager kon optreden, heeft verweerder bij klager op zijn minst genomen onduidelijkheid laten bestaan.

5.7      Het past een redelijk handelend en bekwaam advocaat niet om zich één week voor een geplande zitting bij het hof te onttrekken. Zeker nu klager in Amerika woonachtig is en dus niet in de gelegenheid was om op korte termijn een andere advocaat in te schakelen. Door zich toch zo kort voor de zitting nog te onttrekken heeft verweerder de belangen van klager (mogelijk) geschaad. Het tweede klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.8      Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder de aan hem verstrekte opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. Verweerder betwist dit ten stelligste en geeft aan dat hij altijd zijn best voor klager heeft gedaan en de belangen van klager zo goed mogelijk heeft behartigd. Door klager wordt niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd waarom verweerder zijn werk niet goed zou hebben gedaan. Zonder die nadere onderbouwing kan de raad niet concluderen dat verweerder zijn werkzaamheden niet naar behoren zou hebben verricht. Het derde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      Gelet op de aard en de ernst van de aan verweerder verweten gedraging, zal aan verweerder de maatregel van berisping worden opgelegd.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

7.1     Aangezien de klacht (deels) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

7.2     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond;

-        legt aan verweerder op de maatregel van berisping;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, W.H.N.C. van Beek , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2017.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 mei 2017

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen, hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl