Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:96

Zaaknummer

16-1143 DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht is ingediend in maart 2016, terwijl verweerder al sinds 2008 niet meer voor klager optrad. Voorzitter heeft klager terecht kennelijk niet ontvankelijk verklaard. Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 15 mei 2017

in de zaak 16-1143 DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 december 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 20 maart 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 15 december 2016 met kenmerk K16-108, door de raad ontvangen op 16 december 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 28 december 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is, welke beslissing op 29 december 2016 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 15 januari 2017 , door de raad ontvangen op 17 januari 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 maart 2017 in aanwezigheid van klager en zijn begeleidster mevrouw S. Ook verweerder is verschenen, bijgestaan door mr. Y.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 15 januari 2017, van de nagekomen brief van klager van 24 januari 2017 en van de nagekomen brief van klager van 19 februari 2017 met bijlagen .

 

2          FEITEN en KLACHT

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

2.2      De voorzitter heeft de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1, onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet doorlopen van de interne kantoorklachtregeling en het tijdsverloop.

 

 

 

3          VERZET

3.1    I n deze verzetszaak beoordeelt de raad uitsluitend of de voorzitter in de beslissing terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel staat dat de klacht niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de klacht komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: klager was niet bekend met een mogelijke interne klachtenregeling en verkeerde tot februari 2016 in de veronderstelling dat de zaak nog in behandeling was. Pas toen de Officier van Justitie hem anders berichtte, was voor klager duidelijk dat verweerder helemaal geen werkzaamheden meer voor hem verrichtte. Klager heeft toen direct zijn klacht ingediend. Klager stelt daarnaast dat hij na 2008 nog minstens 40 keer bij verweerder op kantoor is geweest om de zaak te bespreken. Klager wijst op het feit dat hij maar drie lagere schooljaren heeft doorlopen en niet kon lezen. Verweerder zou daarom alles met hem bespreken. Klager is het er dan ook niet mee eens dat hij niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het tijdsverloop.

 

 

4           BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2      Ter zitting van de raad is vastgesteld dat de diverse procedures die gevoerd zijn naar aanleiding van een klager in 1998 overkomen mishandeling, uiterlijk rond 2008 zijn geëindigd. Althans dat verweerder het dossier in 2008 heeft gesloten, nadat hij bij aangetekend schrijven had medegedeeld geen mogelijkheden te zien om in de zaak verder als advocaat van klager op te treden. Daarna heeft verweerder ook geen werkzaamheden meer voor klager verricht. Gelet hierop moet het klager, hoewel in confesso is dat hij jaren later, vanaf omstreeks 2012 (het kantoor van) verweerder nog vele malen heeft bezocht, duidelijk zijn geweest dat de zaak ten einde was en het dossier gearchiveerd. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetsgronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht niet-ontvankelijk geacht.

4.3      Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2017.

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 mei 2017

 

verzonden aan:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

 

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.