Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-05-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:103
Zaaknummer
16-1104/DB/LI
Inhoudsindicatie
Klacht niet-ontvankelijk vanwege verstrijken van de termijn ex artikel 46 g lid 1 sub a van de Advocatenwet. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 22 mei 2017
in de zaak 16-1104/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 december 2016 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 11 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 1 december 2016, door de raad ontvangen op 2 december 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 20 december 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a van de Advocatenwet de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 22 december 2016 is verzonden aan klager.
1.4 Bij per telefax en per gewone post verzonden brief d.d. 20 januari 2017, door de raad per gewone post ontvangen op 23 januari 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 maart 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 januari 2017.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klager heeft ter zitting van de raad betoogd dat onder r.o. 1.1. ten onrechte is vermeld dat A B.V. inmiddels is gefailleerd. De raad overweegt dat een op dat punt gewijzigde vaststelling van de feiten geen invloed heeft op de beoordeling van het verzet.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
A B.V. in de door de gemeente H jegens A B.V. aanhangig gemaakte faillissementsprocedure niet op de juiste wijze heeft vertegenwoordigd.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Klager was niet op de hoogte van de verjaringstermijn van drie jaar zodat het niet gerechtvaardigd is om klager hieraan te houden.
4 BEOORDELING
4.1 De raad overweegt dat artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet dwingendrechtelijk voorschrijft dat een klacht door de voorzitter van de raad niet-ontvankelijk wordt verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Deze wettelijke bepaling is op 1 januari 2015 in werking getreden en is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is op 11 juli 2016 ingediend bij de deken en wordt door de raad derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die sinds 1 januari 2015 geldt.
4.2 De voorzitter heeft terecht vastgesteld dat de in artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn in ieder geval op 23 mei 2013 is aangevangen. Met indiening van de klacht op 11 juli 2016 is de in artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn derhalve overschreden, zodat de voorzitter de klacht terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat klager, zoals hij stelt, niet bekend zou zijn met in Advocatenwet vastgelegde verjaringstermijn, maakt dit niet anders.
4.3 De raad is kortom van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.
4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, en mrs. A. Groenewoud, A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2017.
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is verklaard, geen rechtsmiddel open.