Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:91

Zaaknummer

R.4642/14.227

Inhoudsindicatie

dekenbezwaar; coachingstraject zonder resultaat, financiën niet op orde, dossier niet overgedragen aan opvolgende advocaat, niet reageren op verzoeken van de deken in klacht 17-090, schending gedragsregel 37; onvoorwaardelijke schorsing van twee maanden

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 22 mei 2017

in de zaak R.4642/14.227

naar aanleiding van de klacht van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

 

ambtshalve

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief met bijlagen van 14 oktober 2014 heeft de toenmalig deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) bij de raad een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief van 12 januari 2015 aan de raad heeft de deken meegedeeld dat verweerder had ingestemd met een coachingstraject en verzocht om aanhouding van de behandeling van de tuchtzaak. In zijn brief van 16 april 2015 aan de raad heeft de deken opnieuw verzocht om de behandeling van de tuchtzaak aan te houden.

1.3    Bij brief met bijlagen van 9 februari 2017 aan de raad heeft de deken enkele aanvullende klachten tegen verweerder ingediend.

1.4    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 maart 2017 in aanwezigheid van mr. H. S., lid van de raad van de orde, namens de deken. Verweerder was daarbij niet aanwezig, hoewel hij behoorlijk was opgeroepen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

Hoofdelijke omslag 2014, 2015 en 2016

2.1    Op 18 maart 2014 is de aan de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de Haagse orde) verschuldigde hoofdelijke omslag over 2014 bij verweerder in rekening gebracht met een betalingstermijn van 30 dagen. Op 26 augustus en 6 oktober 2014 zijn betalingsherinneringen aan verweerder gezonden.

2.2    Op 4 februari 2015 is de door verweerder aan de Haagse orde verschuldigde hoofdelijke omslag over 2015 gefactureerd met een betalingstermijn van een maand. Verweerder heeft de factuur op 17 april 2015 voldaan.

2.3    Op 22 januari 2016 is de door verweerder aan de Haagse orde verschuldigde hoofdelijke omslag over 2016 gefactureerd met een betalingstermijn van een maand. Op 6 april 2016 en 3 juni 2016 heeft de deken betalingsherinneringen verzonden. Verweerder heeft de factuur op 13 juni 2016 voldaan.

Coaching

2.4    De ten behoeve van verweerder ingeschakelde coach heeft hem nota’s gezonden met een gezamenlijk beloop van circa € 1.400,-. De eerste van twee nota’s is verzonden in november 2015. Verweerder heeft de nota’s meer dan een jaar onbetaald gelaten.

Financiële bijdrage NOvA

2.5    Op 15 januari 2015 is de nota van € 832,- voor de financiële bijdrage voor 2015 die advocaten op grond van artikel 32 lid 2 van de Advocatenwet verschuldigd zijn aan de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de NOvA) aan verweerder verzonden. Op 16 april 2015 is een herinnering aan verweerder verzonden en op 27 mei 2015 een aanmaning. Op enig moment na de verzending van de aanmaning is de vordering ter incasso overgedragen aan de deurwaarder. De deurwaarder heeft de NOvA op 4 augustus 2015 bericht dat de nota was voldaan.

2.6    Op 25 januari 2016 is de nota voor de aan de NOvA verschuldigde financiële bijdrage voor 2016 aan verweerder verzonden. Op 22 maart 2016 en 3 juni 2016 zijn aan verweerder aanmaningen verzonden. Op 3 november 2016 is de vordering ter incasso overgedragen aan de deurwaarder. Op de schriftelijke vraag van 29 november 2016 van de deken aan verweerder om toe te lichten waarom betaling uitbleef, heeft verweerder niet gereageerd.

Overdracht dossier

2.7    Bij brief van 18 oktober 2016 heeft mr. D. aan verweerder meegedeeld dat een cliënte van verweerder hem had verzocht om de behandeling van haar echtscheidingszaak over te nemen. Mr. D. schrijft onder meer:

“(…) Cliënte en haar hulpverleenster (…) hebben reeds lange tijd tevergeefs getracht contact met u te verkrijgen om de stand van zaken te vernemen.

Naar aanleiding van het verzoek van cliënte had ik eerder telefonisch contact met u, maar kon u geen nadere informatie verstrekken. U zegde mijn toe binnen een dag terug te bellen, maar inmiddels is alweer ruim een week verstreken. (…)”

2.8    Op 25 oktober 2016 heeft mr. D. verweerder een afschrift gestuurd van zijn brief van 18 oktober 2016 met het verzoek om spoedig te reageren. Mr. D. schrijft aan verweerder onder meer:

“(…) Namens cliënte nam mevrouw (…) recent contact met u op en u deelde haar mee het dossier op korte termijn te zullen overdragen.

Op mijn fax van 18 oktober jl. en mijn e-mail van 26 oktober jl. ontving ik van u geen enkele reactie en evenmin ontving ik het gevraagde dossier (…).

Behoudens een snelle reactie van u op deze mail, zie ik mij genoodzaakt bemiddeling van de deken te vragen, bij de door cliënte gewenste overdracht. (…)”

2.9    Op 9 november 2016 heeft mr. D. de deken verzocht te bemiddelen bij de overdracht van het dossier van verweerder aan mr. D. De deken heeft verweerder op 9 en 18 november 2016 schriftelijk verzocht het dossier aan mr. D. over te dragen.

Tuchtrechtelijk onderzoek na klacht cliënte

2.10    Op 22 mei 2016 heeft een cliënte van verweerder een klacht tegen hem ingediend bij de deken. De deken heeft verweerder verzocht te antwoorden. Pas na een aantal herinneringen van de deken heeft verweerder op 16 september 2016 geantwoord. Op 25 september 2016 heeft de klaagster vervolgens gerepliceerd. Ondanks schriftelijke verzoeken daartoe van 28 september 2016, 21 oktober 2016 en 17 november 2016 heeft verweerder niet gereageerd op de repliek.

2.11    Bij brief van 29 november 2016 heeft de deken verweerder meegedeeld een dekenklacht tegen hem in te dienen.

3    BEZWAAR

3.1    De bezwaren van de deken houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder komt zijn betalingsverplichtingen aan de NOvA en de Haagse orde stelselmatig te laat na.

b)    Verweerder heeft het tuchtrechtelijk onderzoek in de zaak die bij de raad bekend is onder nummer 17-090/DH/DH vertraagd.

c)    Verweerder heeft niet gereageerd op verzoeken tot overdracht van een dossier, ook niet nadat bij de deken een bemiddelingsverzoek was ingediend.

d)    Verweerder heeft de rekeningen van de ten behoeve van hem en zijn kantoor ingeschakelde coach gedurende meer dan een jaar onbetaald gelaten.

3.2    Op de stellingen die de deken aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht, nu deze zijn oorsprong vindt in het dekenbezwaar van 14 oktober 2014. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    Verweerder heeft het door de deken ingediende bezwaar niet weersproken. Hij heeft geen (schriftelijk) verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen. Nu het bezwaar voldoende is onderbouwd, wordt de juistheid daarvan aangenomen.

Bezwaren a en d

4.3    In de omstandigheid dat bezwaren a en d beide zien op het betalingsgedrag van verweerder ziet de raad grond om deze bezwaren gelijktijdig te behandelen.

4.4    Ter zitting is gebleken dat verweerder de hoofdelijke omslag voor 2014 en de financiële bijdrage aan de NOvA voor 2016 heeft voldaan. De raad stelt aldus vast dat verweerder zijn betalingsverplichtingen jegens de NOvA en de Haagse Orde die zien op 2014, 2015 en 2016 heeft voldaan. Verweerder heeft ook voldaan aan zijn betalingsverplichtingen jegens de coach. Verweerder is echter steeds te laat geweest met het voldoen aan deze verplichtingen en ten minste twee maal is een deurwaarder ingeschakeld om de incasso van verschuldigde bedragen te bewerkstelligen.

4.5    De raad is van oordeel dat verweerder daardoor niet heeft voldaan aan de normen voor een goede financiële praktijkvoering en heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. De raad heeft in aanmerking genomen dat na het eerste bezwaar ten aanzien van het uitblijven van betaling van de hoofdelijke omslag voor 2014 een coach is ingeschakeld teneinde verweerder te begeleiden bij verbetering van zijn praktijkvoering, maar dat ook deze situatie verweerder klaarblijkelijk niet heeft bewogen om zijn betalingsgedrag te verbeteren. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Bezwaar b

4.6    Verweerder heeft niet voldaan aan diverse verzoeken van of namens de deken tot het verstrekken van inlichtingen met betrekking tot een tuchtrechtelijk onderzoek. Door geen uitvoering te geven aan de verzoeken van de deken, heeft verweerder gedragsregel 37 geschonden. Deze gedragsregel strekt er onder meer toe de deken in staat te stellen onderzoek te doen naar een ingediende klacht. Dergelijk onderzoek is essentieel voor het vertrouwen in de advocatuur. Wanneer een advocaat geen medewerking verleent aan een tuchtrechtelijk onderzoek, frustreert hij daarmee de met het tuchtrecht te dienen belangen. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Bezwaar c

4.7    Verweerder heeft niet (voortvarend) gereageerd op het verzoek van mr. D. tot overdracht van het dossier van een cliënte van verweerder. Verweerder heeft daarmee gehandeld in strijd met gedragsregel 22, waarin wordt voorgeschreven dat advocaten in geval van overname van een dossier onderling overleg voeren met het oogmerk dat de opvolgende advocaat wordt ingelicht over de stand van de zaak. Verweerder heeft vervolgens ook niet (voortvarend) gereageerd op het verzoek van de deken om het betreffende dossier aan mr. D. over te dragen. Deze gang van zaken is evenzeer tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.8    De slotsom is dat alle bezwaren van de deken gegrond zijn.

5    MAATREGEL

5.1    Uit het gegrond verklaarde dekenbezwaar volgt dat verweerder de door hem verschuldigde hoofdelijke omslag stelselmatig te laat betaalt. Ook aan zijn betalingsverplichtingen jegens de NOvA en zijn coach heeft hij niet stipt voldaan. Verweerder heeft daarnaast gehandeld in strijd met het bepaalde in gedragsregels 22 en 37. Dat zijn ernstige vergrijpen, die het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen.

5.2    Verweerder is in het verleden ook al veroordeeld door de raad voor vergelijkbare en andere gedragingen.

5.3    Verweerder heeft, zo stelt de raad vast, niet geleerd van eerdere fouten en eerder opgelegde maatregelen. Keer op keer maakt hij zich schuldig aan gedragingen waaruit blijkt dat hij zijn praktijk niet voert op een wijze zoals een behoorlijk advocaat betaamt en waarmee een risico in het leven wordt geroepen voor de behartiging van de belangen van zijn cliënten. De raad acht daarom de maatregel van schorsing voor de duur van twee maanden passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a tot en met d gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, R. de Haan, P.J.E.M. Nuiten en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2017 verzonden.