Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-05-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:107
Zaaknummer
16-135/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Van een advocaat mag worden verwacht dat deze inhoudelijk en in begrijpelijke taal reageert op goed onderbouwde voorstellen en berekeningen van de (de advocaat van de) wederpartij. Door in het geheel niet, dan wel in cryptische formuleringen, te reageren op voorstellen van de advocaat van klager, was klager genoodzaakt een procedure aanhangig te maken.
Inhoudsindicatie
klacht gegrond, waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 29 mei 2017
in de zaak 16-135/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 22 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 15 februari 2016 met kenmerk K15-075 , door de raad ontvangen op 16 februari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 april 2017 in aanwezigheid van klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 15 februari 2016, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan inzake een alimentatiekwestie, de vermogensrechtelijke afwikkeling en het gezag over en de omgang met de kinderen van klager en de cliënte van verweerster na verbreking van het samenlevingscontract.
2.2 De rechtbank heeft bij beschikking van 24 december 2014 de hoogte bepaald van de door klager per 1 februari 2014 te betalen kinderalimentatie. Verweerster heeft op basis van deze beschikking een berekening gemaakt van de door klager verschuldigde (achterstallige) kinderalimentatie en deze per email van 7 januari 2015 aan klagers advocaat gestuurd, waarop deze bij email van 8 januari 2015 heeft gereageerd.
2.3 De advocaat van klager heeft vervolgens vanwege het kindgebonden budget per 1 januari 2015 en het wegvallen van het fiscale voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrek een herberekening van de door klager verschuldigde kinderalimentatie gemaakt en deze bij email van 30 januari 2015 aan verweerster toegezonden met het verzoek hem te berichten of haar cliënte met de berekening kon instemmen. De advocaat van klager heeft verweerster per email d.d. 26 februari 2015 verzocht op zijn email van 30 januari 2015 te reageren met het verzoek zich ook uit te laten over de tot 1 januari 2015 gedane betalingen. Per email d.d. 27 februari 2015 antwoordde verweerster dat het verboden was te verrekenen met kinderalimentatie en dat klager het correcte bedrag aan haar cliënte diende te voldoen, bij gebreke waarvan het LBIO zou worden ingeschakeld. De advocaat van klager heeft per email van 2 maart 2015 verweerster opnieuw verzocht op de berekening van 30 januari 2015 te reageren. Verweerster reageerde per email dd. 3 maart 2015 als volgt :”De achterstand becijferd, gecorrigeerd per 1 januari 2015.” De advocaat van klager heeft per email dd. 6 maart 2015 aan verweerster bericht haar bericht van 3 maart 2015 niet te begrijpen. Hij heeft vervolgens appel ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 24 december 2014 en daarvan op 20 maart 2015 een afschrift van het appelrekest aan verweerster toegezonden. Verweerster antwoordde op 20 maart 2015 als volgt: “Het zal wel aan mij liggen, maar wij hebben overeenstemming over het bedrag per 1 januari 2015. Tot 1 januari 2015 moet de achterstand worden voldaan en er mag niet worden verrekend met kinderalimentatie.”
De advocaat van klager schreef per email van 23 maart 2015 het volgende aan verweerster: “Uw e-mail van 20 dezer heb ik doorgezonden aan cliënt. Naar ik van cliënt begreep is zijn maat vol. Hij zal zich beklagen bij de deken.”
Verweerster heeft per email d.d. 29 april 2015 aan de advocaat van klager bericht dat de hoger beroepsprocedure overbodig was omdat partijen de bedragen waren overeengekomen zoals door haar cliënte per 1 januari 2015 van klager ontvangen. Verweerster heeft op 30 april 2015 in appel uitstel verzocht wegens onderhandelingen tussen partijen. De advocaat van klager heeft per email van 1 mei 2015 aan verweerster bericht dat, zoals zij uit het appelrekest kon afleiden, er ook nog twee andere gronden waren geformuleerd. Hij stelde voor dat hierop in het verweerschrift zou worden ingegaan en dat het vervolgens aan zijn cliënt was of de zaak schriftelijk zou kunnen worden afgedaan. Hij berichtte voorts dat zijn cliënt niet instemde met uitstel. Verweerster heeft op 29 mei 2015 een verweerschrift ingediend.
Verweerster schreef per e-mail van 14 juli 2015 het volgende: “Het is geld en tijd verslindend om naar het hof Den Bosch te gaan op 13 oktober a.s. om 11/30 uur. Ik verzoek u thans voor de derde keer het hof te berichten omtrent de wijziging die partijen uitvoeren sedert 1 januari 2015. Zo niet, is het tijd voor een proceskostenveroordeling.”
De advocaat van klager antwoordde per email van 21 juli 2015 dat de cliënte van verweerster door niet inhoudelijk te reageren in de andere kwesties de zaak naar zitting dreef.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster stelselmatig niet of vertraagd heeft gereageerd op brieven van klagers advocaat;
2. als verweerster al reageerde zij niet duidelijk was in haar antwoord. Verweerster nam geen initiatief om te komen tot een oplossing en stond niet open voor overleg. Verweerster liet het vaak aankomen op een zitting, om vervolgens ter zitting alsnog te erkennen of met een voorstel om te schikken te komen, waardoor klager op onnodige kosten is gejaagd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft de advocaat van klager meerder keren geschreven en aan het gerechtshof gemeld dat partijen vanaf 1 januari 2015 overeenstemming hadden. Klager heeft zelf twee andere gronden aangevoerd in appel, waarop zij in het verweerschrift diende te reageren.
4.2 Er is wel gezocht naar een oplossing in der minne, ook door de vaders van partijen, maar dit is niet gelukt. Partijen waren te verdeeld ten aanzien van de hoogte van de kinderalimentatie en over de verdeling van de vermogensbestanddelen.
4.3 Verweerster diende de belangen van haar cliënte te behartigen. Zij kan, gelet op haar geheimhoudingsplicht, verder niets vertellen over de in overleg met haar cliënte gekozen aanpak van de zaak.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad.
5.2 De raad dient met inachtneming van voormeld uitgangspunt te beoordelen of verweerster door haar wijze van optreden als advocaat van de wederpartij van klager de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Beide onderdelen van de klacht hebben betrekking op de wijze waarop verweerster in de periode vanaf 1 januari 2015 heeft gecorrespondeerd met de advocaat van klager en zij, al dan niet inhoudelijk, op de door deze gedane voorstellen om tot een onderlinge regeling te komen heeft gereageerd. De raad zal de beide onderdelen, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk beoordelen.
5.3 Vast staat dat op 24 december 2014 de kinderalimentatie door de rechtbank was vastgesteld, terwijl de wijzigingen in (fiscale) regelgeving per 1 januari 2015 meebrachten dat de berekening van de hoogte van de kinderbijdrage ingaande deze datum lager diende uit te komen dan door de rechtbank bepaald. De advocaat van klager heeft op 30 januari 2015 een uitvoerig toegelichte herberekening van de kinderalimentatie per 1 januari 2015 aan verweerster gestuurd en haar verzocht hem te berichten of haar cliënte hiermee akkoord kon gaan. Hierna heeft emailcorrespondentie tussen de advocaat van klager en verweerster plaatsgevonden. De raad stelt vast dat de advocaat van klager bij herhaling vergeefs heeft verzocht om een inhoudelijk reactie op zijn met berekeningen onderbouwde voorstel van 30 januari 2015. Verweerster heeft niet, althans niet inhoudelijk, gereageerd, waardoor klager, gelet op de aflopende appeltermijn, genoodzaakt was een appelrekest bij het gerechtshof in te dienen.
5.4 Verweerster heeft ten overstaan van de raad verklaard dat zij de belangen van haar cliënte diende te behartigen en dat zij in overleg met haar cliënte de aanpak van de zaak heeft bepaald. Zij stelt hierover, gelet op haar geheimhoudingsplicht, geen verdere mededelingen te kunnen doen. De raad volgt verweerster in haar stelling dat zij zich bij de aanpak van de zaak in beginsel diende te laten leiden door de belangen en de wensen van haar cliënt. Dit laat echter onverlet dat een advocaat een eigen tuchtrechtelijk verantwoordelijkheid heeft en erop dient toe te zien dat de belangen van de wederpartij niet nodeloos worden geschaad. Van een advocaat mag worden verwacht dat deze inhoudelijk en in begrijpelijke taal reageert op goed onderbouwde voorstellen en berekeningen van de (advocaat van de) wederpartij. Door in het geheel niet dan wel in cryptische formuleringen te reageren op voorstellen van de advocaat van klager, was klager genoodzaakt de appelprocedure aanhangig te maken. Pas daarna heeft verweerster namens haar cliënte verklaard dat deze kon instemmen met de door klager aan haar cliënte per 1 januari 2015 te betalen bedragen. Het moge zo zijn dat de cliënte van verweerster niet eerder akkoord wenste te gaan met de door de advocaat van klager herberekende kinderalimentatie, dit laat onverlet dat van verweerster mocht worden verwacht dat zij hierover duidelijkheid aan de advocaat van klager gaf. Door dit na te laten werd klager onnodig op kosten gejaagd. De raad heeft in de aan de raad overgelegde stukken geen correspondentie aangetroffen waaruit blijkt dat verweerster, zoals zij in haar verweer naar voren heeft gebracht, de advocaat van klager voordat de appelprocedure aanhangig werd gemaakt meerdere keren heeft aangeschreven en heeft gemeld dat partijen per 1 januari 2015 overeenstemming hadden.
5.5 De raad komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat verweerster, door haar nalatige en cryptische wijze van corresponderen met de advocaat van klager, de belangen van klager nodeloos heeft geschaad, wat haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.
6 MAATREGEL
6.1 De raad acht het opleggen van de maatregel waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond en onderdeel 2 ongegrond
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;
- veroordeelt verweerster tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,00, binnen 4 weken aan deze te voldoen;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. I..J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2017
verzonden aan:
- klager
- de gemachtigde van verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl