Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-05-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:111
Zaaknummer
16-853/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Termijn ex artikel 46g lid 1 sub a, anders dan voorzitter heeft geoordeeld, eerst aangevangen op 7 februari 2013 omdat klager eerst toen kennis heeft kunnen nemen van het procesdossier in de zaak tegen P en daarmee van de concrete feiten en omstandigheden waarop de onderhavige klacht betrekking heeft. Klager kan wel in klacht worden ontvangen: verzet gegrond. Inhoudelijke behandeling van de klacht wordt aangehouden.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 29 mei 2017
in de zaak 16-853/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 oktober 2016 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 6 januari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 12 september 2016, door de raad ontvangen op 13 september 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 21 oktober 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a van de Advocatenwet de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 oktober 2016 is verzonden aan klager.
1.4 Bij per telefax en per gewone post verzonden brief d.d. 17 november 2016 heeft klagers gemachtigde verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 april 2017 in aanwezigheid van klager, klagers gemachtigde en verweerder. Van de met de zaak 16-852/DB/ZWB gevoegde behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 17 november 2016, het e-mailbericht van de gemachtigde van klager met bijlage d.d. 24 maart 2017 en het e-mailbericht van verweerder in de klachtzaak met bijlage d.d. 7 april 2017.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder, tezamen met verweerder in de zaak met kenmerk 16-852/DB/ZWB, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. in de procedure tegen klager bewust standpunten hebben ingenomen waarvan zij wisten dat deze onjuist waren (verweerders hebben het bestaan van de koopovereenkomst (factuur) van 20 juli 2002 bewust verzwegen en willens en weten in twee nauw met elkaar samenhangende procedures tegenstrijdige standpunten ingenomen, waardoor in elk geval in een van de twee zaken niet de waarheid is gesproken);
2. op valse gronden procedures hebben gevoerd, met als doel een kostbaar schilderij aan hun cliënt te laten toekomen;
3. in strijd met de waarheid bij het gerechtshof hebben aangevoerd dat de rechtbank zich in haar vonnis had vergist, terwijl de rechtbank zich - zo later is gebleken - had gebaseerd op de stellingen van verweerders en de door hen ingebrachte documenten;
4. hebben getracht te voorkomen dat klager zijn - voor verweerders kenbaar juiste - standpunten kon bewijzen door tegen te houden dat informatie uit de zaak van de cliënt van verweerders tegen P bekend zou worden in de procedure van de cliënt van verweerders tegen klager (verweerders hebben in augustus 2006 desgevraagd toestemming aan (de advocaat van) klager onthouden om het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 mei 2006 in de procedure tegen klager te overleggen en in 2011/2012 desgevraagd geweigerd medewerking te verlenen aan de afgifte van het procesdossier in de zaak van hun cliënt tegen P);
5. bewust hebben getracht te voorkomen dat de rechters recht zouden spreken op grond van de juiste feiten.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
De voorzitter heeft ten onrechte de klacht met toepassing van art. 46g eerst lid, aanhef en sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaard.
4 BEOORDELING
4.1 Beoordeling van het verzet
Anders dan de voorzitter bij beslissing d.d. 21 oktober 2016 heeft geoordeeld, is de raad van oordeel dat de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet genoemde termijn een aanvang heeft genomen op 7 februari 2013. Blijkens hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en de overgelegde stukken, waaronder meer specifiek de Conclusie van A-G mr. X. d.d. 24 maart 2017, zijn de factuur d.d. 20 juli 2002 en de in de zaak P afgelegde getuigenverklaring van de cliënt van verweerder eerst op 7 februari 2013 ter kennis gekomen van klager. Klager heeft eerst op 7 februari 2013 kennis kunnen nemen van het procesdossier in de zaak tegen P en daarmee van de concrete feiten en omstandigheden waarop de onderhavige klacht betrekking heeft. Pas vanaf dat moment kan bij klager de wetenschap van klachtwaardig handelen verondersteld worden.
4.2 Nu klager bij brief d.d. 6 januari 2016 tegen verweerder een klacht heeft ingediend bij de deken, is de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn niet verstreken en kan klager, anders dan de voorzitter heeft geoordeeld, worden ontvangen in zijn klacht. Het verzet is derhalve gegrond.
4.3 Beoordeling van de klacht
Nu het verzet gegrond wordt verklaard en klager ontvankelijk is in zijn klacht dient de raad de klacht inhoudelijk te beoordelen. Mede gelet op de complexiteit van de zaak en de ernst van de verweten gedragingen acht de raad zich thans evenwel onvoldoende voorgelicht om een beslissing te geven op de door klager ingediende klacht. De raad zal partijen dan ook op de hierna te noemen wijze in de gelegenheid stellen om de klacht en het verweer nader schriftelijk toe te lichten.In de onderhavige zaak en in de zaak 16-853/DB/ZWB dient klager per verweerder afzonderlijk kenbaar te maken op welk handelen de klacht betrekking heeft. Zowel door klager als verweerders moet en afzonderlijke schriftelijke stukken worden ingediend, nu de raad in de beide zaken ook afzonderlijke beslissingen zal geven.
4.4 De complexiteit van de zaak en de ernst van de verweten tuchtrechtelijke gedragingen in aanmerking genomen is de raad voorts van oordeel dat de onderhavige zaak ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden. De raad zal dan ook op de voet van artikel 47 lid 1 Advocatenwet bepalen dat de behandeling wordt voortgezet door vijf leden, onder wie de (plaatsvervangend) voorzitter.
4.5 Na ontvangst van nadere schriftelijke toelichting van beide partijen zal de raad zich beraden over het verdere verloop van de procedure.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- bepaalt dat klager zijn klacht binnen vier weken na heden nader schriftelijk kan toelichten, waarna verweerder in de gelegenheid zal worden gesteld om binnen een termijn van vier weken na verzending door de griffier van de toelichting van klager daarop schriftelijk te reageren;
- bepaalt op de voet van artikel 47 lid 1 Advocatenwet dat de verdere behandeling van de klacht zal plaatsvinden door vijf leden, onder wie de (plaatsvervangend) voorzitter;
- houdt verder iedere beslissing aan.
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter en mrs. L.J.G. de Haas, P.J.W.M. Theunissen, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West -Brabant