Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:110

Zaaknummer

17-018/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Een advocaat is gehouden een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk te bevestigen.

Inhoudsindicatie

Van advocaat had, gelet op zijn eerdere toezegging aan (de gemachtigde van) zijn cliënt deze nader te zullen informeren over  reeds gemaakte en te verwachten kosten van zijn werkzaamheden, na staking en hervatting van zijn werkzaamheden, verwacht mogen worden, conform zijn eerdere toezegging, duidelijkheid over de kosten te geven.  De ten gevolge van het nalatig handelen van verweerder ontstane onduidelijkheid komt voor risico van verweerder en valt hem tuchtrechtelijk aan te rekenen. Trage afhandeling van interne klacht door kantoorgenoot valt de advocaat tegen wie de klacht zich richt tuchtrechtelijk niet te verwijten.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond, waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  29 mei 2017

in de zaak 17- 018/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 3 juni 2016 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 9 januari 2017 met kenmerk K16-074 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 april 2017 in aanwezigheid van klaagster, mevrouw C. (contactpersoon/tolk), de gemachtigde van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 9 januari 2017, met bijlagen;

-       de brief van de gemachtigde van klaagster van 27 februari 2017, met bijlage.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder heeft klaagster bijgestaan inzake de afhandeling van de nalatenschap van haar in september 2015 overleden echtgenoot. Omdat klaagster de Nederlandse taal onvoldoende beheerst trad mevrouw C. voor klaagster op als contactpersoon en tolk. Zij communiceerde met verweerder in de Engelse taal.

2.2      Mevrouw C. vatte bij email van 16 november 2015, 13.02 uur, aan verweerder de door deze te verrichten werkzaamheden samen en verzocht hem om toelichting op een voorschotnota en factuur. Met name verzocht zij verweerder te laten weten of de betaalde bedragen genoeg waren om al verweerders werkzaamheden te dekken en voorts haar zijn mededeling dat dit zo was, bij email te bevestigen. Verweerder bevestigde bij email van 16 november 2015, 13.32 uur, dat de samenvatting in de mail van mevrouw C. klopte en verder dat als meer dingen te doen zouden zijn, hij dit eerst met klaagster zou afstemmen. Mevrouw C. antwoordde per email van 16  november 2015, 13.54 uur: “Sure, inform me in advance of extra activities and cost. Ms Wei will tell you to go ahead or not.”

2.3      Vervolgens berichtte mevrouw  C. verweerder  per email van 28 november 2015 als volgt: “Ms Wei informs you that she got the ING bank account already, so you can go ahead with the mortgage and SVB”.

2.4      Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden op 1 maart 2016 een factuur ad € 1.107,27 aan klaagster verzonden.

2.5      De gemachtigde van klaagster heeft per email van 14 april 2016 namens klaagster een klacht ingediend bij mr. L., kantoorgenoot van verweerder.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder voor zijn werkzaamheden die hij voortzette na 28 november 2015 ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht;

2.    verweerder zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd en onnodige werkzaamheden heeft verricht. Dit blijkt onder meer uit het volgende:

a.    het afsluiten van een gunstiger hypotheek is niet dankzij de inspanningen van verweerder tot stand gekomen;

b.    verweerder heeft verzuimd om de wijziging tenaamstelling van het pand/ de hypotheek aan het kadaster door te geven;

c.    de ASR-polis zou ook zonder de inspanningen van verweerder zijn uitgekeerd;

d.    aangaande de SVB behoefde niets te worden afgestemd, omdat duidelijk was dat klaagster daar geen recht op had;

3.    verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de

kwetsbaarheid van klaagster;

4.    de klacht die klaagster op 14 april 2016 indiende niet in behandeling is genomen.

 

 

4          VERWEER

4.1      Klaagster heeft zich in september 2015 tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot. Omdat klaagster de Nederlandse taal niet goed beheerst, waren er meerdere mensen die namens klaagster met verweerder communiceerden. Verweerder heeft veel tijd besteed aan de communicatie met al deze mensen. Deze tijd is niet allemaal in rekening gebracht.

4.2      Aan verweerder waren meerdere deelopdrachten verstrekt. Verweerder heeft enkele bankzaken voor klaagster geregeld, waaronder een nieuwe hypotheek en hij heeft ervoor gezorgd dat een ASR-polis werd uitgekeerd.

4.3      Mevrouw C. heeft verweerder per email van  16  november 2015 wel verzocht zijn werkzaamheden op te schorten, maar op 28 november 2015 verzocht zij verweerder om de kwestie betreffende de hypotheek te regelen. Verweerder heeft dat gedaan. Hij heeft ook zaken geregeld met de SVB en de ASR.

 

5          BEOORDELING

5.1         De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten.

5.2         Daarnaast is een advocaat ingevolge het bepaalde in artikel 7.11 van de Verordening op de Advocatuur gehouden om de cliënt voorafgaande aan de opdracht schriftelijk tenminste te informeren over:

a.            de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, van beroep op een particuliere rechtsbijstandsverzekering en van honorering van de advocaat op basis van een te betalen uurtarief ongeacht de uitkomst van de zaak;

b.            het redelijk te verwachten verloop van de zaak;

c.            de redelijkerwijs te verwachten specifieke kosten in de zaak

5.3         De onderdelen 1 en 2 van de klacht hebben betrekking op de wijze waarop de opdracht is uitgevoerd en de kosten die daarvoor in rekening zijn gebracht. De raad zal beide klachtonderdelen, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk beoordelen.

5.4         Vast staat dat verweerder geen schriftelijke opdrachtbevestiging aan klaagster heeft toegezonden noch een bevestiging van de bespreking van de mogelijkheden van gefinancierde rechtshulp en de daaruit voortvloeiende conclusie. De raad stelt op grond van de aan de raad overlegde stukken en het ter zitting verhandelde vast dat de communicatie tussen klaagster en verweerder, mede gelet op het taalprobleem, gebrekkig is geweest. Mevrouw C. heeft weliswaar als contactpersoon/tolk gefungeerd, maar tussen partijen is nimmer duidelijk overeengekomen wat de opdracht aan verweerder precies omvatte. Het had op de weg van verweerder gelegen om schriftelijk vast te leggen welke opdracht hem was verleend en welke kosten daarvoor in rekening zouden worden gebracht. Dit geldt te meer  in een situatie waarin door een taalprobleem sprake is van een taalbarrière. Ontstane onduidelijkheden en mogelijke misverstanden komen, bij gebrek aan een schriftelijke opdrachtbevestiging voor risico van verweerder.

5.5         In november 2015 is tussen mevrouw C. en verweerder over de inhoud en de voortzetting van de opdracht gecorrespondeerd, waarbij deze per email van 16 november 2016 de werkzaamheden van verweerder heeft samengevat en verzocht haar nader te informeren over de kosten en de verzonden facturen. Verweerder heeft hierop geantwoord dat de samenvatting correct was en dat hij verdere werkzaamheden eerst met mevrouw C. zou afstemmen.  Vervolgens heeft mevrouw C. verweerder per e-mail van 28 november 2015 bericht dat hij verder kon gaan met de hypotheek  en SVB. Verweerder heeft daarop zijn werkzaamheden in die kwesties hervat zonder dat hij duidelijk had gemaakt welke werkzaamheden hij zou gaan verrichten en welke de te verwachten kosten hiervoor zouden zijn.

5.6         De raad is van oordeel dat verweerder, door de opdracht en de daarmee samenhangende kosten in het geheel niet schriftelijk te bevestigen respectievelijk te begroten, niet heeft gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Gelet op het voorgaande had het, na het verzoek namens klaagster van 28 november 2015 tot hervatting van zijn werkzaamheden, op de weg van verweerder gelegen duidelijkheid te verschaffen over de reeds gemaakte kosten en de kosten die met voortzetting van zijn werkzaamheden gemoeid zouden zijn.  De ten gevolge van het nalatig handelen van verweerder ontstane onduidelijkheid komt voor risico van verweerder en valt hem tuchtrechtelijk aan te rekenen. De raad zal de klachtonderdelen 1 en 2 daarom gegrond verklaren. 

5.7         Het derde onderdeel van de klacht heeft betrekking op de kwetsbaarheid van klaagster. Nu de communicatie verliep via mevrouw C., door klaagster aangewezen als contactpersoon/ tolk, valt niet goed in te zien op welke wijze verweerder meer rekening had moeten houden met de kwetsbare positie van klaagster. Het derde onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.8         Het vierde onderdeel van de klacht heeft betrekking op de afhandeling van de interne klacht bij het kantoor van verweerder. Een advocaat is tuchtrechtelijk enkel verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen dan wel nalaten. Nu verweerder geen rol heeft gespeeld bij de afhandeling van de klacht door zijn kantoorgenoot –althans daarvan is de raad niet gebleken-, kan hem hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt gemaakt worden. Het vierde onderdeel van de klacht is derhalve ook ongegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op €1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klachtonderdelen 1 en 2  gegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,00 , binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. I..J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2017.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 mei 2017

 

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klaagster

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl