Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-10-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:314
Zaaknummer
16-742
Inhoudsindicatie
De voorzitter oordeelt dat niet gebleken is dat verweerster de belangen van klaagster in deze zaak niet op de juiste wijze heeft behartigd en dat haar aanpak niet juist is geweest. Niet gebleken dat sprake is geweest van conflicterende handelingen. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van raad van discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 4 oktober 2016
in de zaak 16-742
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland van 2 augustus 2016 met kenmerk K 15/22, door de raad ontvangen op 3 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Bij brief van 14 februari 2015, aangevuld bij brieven van 20 september 2015 en 17 mei 2016, heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.3 Vanaf 2007/2008 heeft klaagster last van waterschade (onder meer vocht- en schimmelvorming) in haar woning als gevolg van lekkage bij de (voormalige) buren. Naast materiële schade kampt klaagster met ernstige gezondheidsklachten.
1.4 Verweerster heeft vanaf eind 2012 de belangen behartigd van klaagster in deze kwestie. In dat kader is gecorrespondeerd met de verzekeraar van klaagster (Achmea) en de verzekeraar van de buren (Reaal).
1.5 Bij brief van 24 december 2012 heeft Reaal bericht dat klaagster een schadeherstelopgave mocht indienen betreffende de schade als gevolg van lekkage in de badkamer van de buren. Reaal stelde dat er wel causaal verband moest zijn tussen de schade en de kosten. Op kosten van Achmea heeft klaagster een expert gezocht die een lekdetectie-onderzoek zou verrichten. Voorts heeft zij bij een door haar gekozen bedrijf een offerte voor het herstel van de schade gevraagd. Op 16 december 2013 zijn de rapportages aan Achmea gestuurd.
1.6 In oktober 2013 heeft Achmea aansprakelijkheid erkend voor een deel van de schade (die van de aanbouw). In november 2013 heeft Achmea klaagster een bedrag van ruim € 14.000,00 aangeboden voor herstel van de schade als gevolg van een gebrek in de aanbouw van de woning. Bij brief van 5 november 2013 heeft verweerster klaagster geadviseerd dit bod te aanvaarden. Klaagster is hier niet mee akkoord gegaan. In december 2013 heeft klaagster de helft van de totale uitkering op haar bankrekening ontvangen.
1.7 Omdat Reaal zich op het standpunt stelde dat er geen causaal verband was tussen de schade in de badkamer en de herstelwerkzaamheden, heeft klaagster verweerster in januari 2014 gevraagd een dagvaarding op te stellen. Bij brieven van 11 en 24 maart 2014 heeft verweerster klaagster bericht dat zij bereid was een procedure te starten, maar dat een schadebedrag van € 13.000,00, zoals klaagster wilde, niet kon worden onderbouwd. Klaagster was het hier niet mee eens.
1.8 Op 12 mei 2014 heeft verweerster een verzoek van een andere advocaat ontvangen om de zaak aan deze advocaat over te dragen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster onvoldoende de belangen van klaagster heeft behartigd.
Toelichting
Dit blijkt onder meer uit het feit dat verweerster Achmea en Reaal verkeerd heeft geïnformeerd over de schadeoorzaak. Klaagster heeft vanaf het begin duidelijk gemaakt dat de schade veroorzaakt werd door de aanbouw. Desondanks richtte verweerster zich op de lekkage in de badkamer van de wederpartij. Bovendien is verweerster niet snel overgegaan tot dagvaarding. Het was klaagsters wens dat direct een dagvaarding werd uitgebracht. Klaagster heeft vanaf het begin alle relevante informatie en bewijsstukken verstrekt. Zij betwist dat het verkrijgen van de rapporten door haar toedoen lang heeft geduurd. Het bevreemdt klaagster dat verweerster volgens eigen zeggen geen ervaring had met het opstellen van een dagvaarding. Voorts heeft verweerster nagelaten om, zoals klaagster had verzocht, afspraken met de verzekeraar schriftelijk vast te leggen. Klaagster heeft zelf contact op moeten nemen met Achmea om haar schade deugdelijk te onderbouwen en er voor te zorgen dat zij de ingeschakelde expert niet hoefde te betalen. Bovendien heeft verweerster tegen de wil van klaagster in het voorschot op het schadebedrag aan haar laten uitkeren. Verder heeft verweerster veel tijd besteed aan het helpen van de nieuwe buren van klaagster.
b) verweerster gebrekkig heeft gecommuniceerd zowel met klaagster als met derden. Verweerster was slecht bereikbaar. Het is onjuist dat klaagster haar in bepaalde perioden dagelijks belde. Klaagster heeft niet steeds kopieën van brieven ontvangen. Zo ontkent klaagster dat zij de brieven van 11 en 24 maart 2014 heeft ontvangen.
c) verweerster er niet voor heeft gewaakt dat er conflicterende belangen ontstonden. Dat is wel gebeurd. Klaagster verwijt verweerster dat zij zonder opdracht van klaagster de verzekeraar heeft verzocht via haar te communiceren en niet rechtstreeks met klaagster. Klaagster vermoedt dat verweerster heeft geluisterd naar derden (onder meer voormalige advocaten van klaagster) en daardoor een verkeerd beeld van klaagster heeft gekregen.
Door deze handelwijze heeft klaagster schade geleden en is in haar zaak geen resultaat geboekt. Doordat verweerster onvoldoende voortvarend is opgetreden zijn de gezondheidsklachten van klaagster toegenomen.
3 VERWEER
3.1 Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.
4 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter stelt vast dat klaagster zich in haar verwijten beperkt tot algemene uitingen van onvrede over het werk van verweerster, maar dat zij haar stellingen niet onderbouwt. Niet gebleken is dat verweerster de belangen van klaagster in deze zaak niet op de juiste wijze heeft behartigd en dat haar aanpak niet juist is geweest. Verweerster heeft partijen aansprakelijk gesteld en met hun verzekeringsmaatschappij gecorrespondeerd. Die aanpak is niet onjuist. Verweerster heeft voorts gemotiveerd aangevoerd dat zij over goed onderbouwde rapportages diende te beschikken alvorens tot dagvaarding over te gaan. Voorts heeft verweerster aangevoerd dat het enige tijd heeft geduurd voordat deze rapportages klaar waren. Bij de stukken zit een aantal e-mails van verweerster aan Reaal en Achmea over de schade, die met name betrekking hebben op de periode van oktober 2012 tot eind 2013, alsmede uitvoerige correspondentie met de buren over de problemen in hun badkamer waaruit voor klaagster schade is voortgevloeid en met het bedrijf dat een offerte heeft uitgebracht betreffende de kosten van herstel van de schade. Bovendien staat vast dat er snel resultaat is geboekt toen de rapportages gereed waren, doordat Achmea klaagster heeft aangeboden een bedrag van ruim € 14.000,00 te betalen. Het feit dat klaagster hier niet mee akkoord was en dat Achmea zelfstandig heeft besloten een deel van het voorschot aan klaagster over te maken, kan verweerster niet worden verweten.
4.2 Vervolgens heeft klaagster in januari 2014 verweerster verzocht een dagvaarding uit te brengen. Verweerster heeft daarop aangegeven dat zij eerst de zaak goed wilde bekijken, maar daar op dat moment wegens persoonlijke omstandigheden geen tijd voor had. Niet gebleken is dat klaagster daar niet mee akkoord is gegaan, terwijl verweerster bovendien bij brieven van 11 en 24 maart 2014 aan klaagster heeft bericht dat zij bereid was een procedure te starten. Klaagster heeft gesteld dat zij die brieven niet heeft ontvangen, maar de voorzitter acht het onaannemelijk dat beide brieven niet zijn aangekomen. Onder de geschetste omstandigheden acht de voorzitter deze periode voor nadere bestudering van de zaak ook niet te lang.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster heeft betwist dat zij gebrekkig heeft gecommuniceerd met klaagster dan wel met anderen. Bij de stukken bevinden zich tal van brieven van verweerster aan klaagster en anderen, waaronder Achmea en Reaal. Daaruit blijkt onder meer dat verweerster klaagster op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken en klaagster advies heeft uitgebracht.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is geweest van conflicterende belangen. Het verzoek van verweerster aan de verzekeraar om via haar, als advocaat van haar cliënte, te communiceren is gebruikelijk. Het is nu juist de advocaat die als aanspreekpunt van de wederpartij fungeert en het standpunt van de wederpartij aan de cliënt overbrengt, met daarop een toelichting en eventueel advies. Verweerster heeft hierin correct gehandeld.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 4 oktober 2016.
griffier voorzitter