Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:90

Zaaknummer

16-678

Inhoudsindicatie

Klacht tegen deken. Wrakingsverzoek niet in behandeling genomen. Verzet ongegrond. De voorzitter van de raad is niet gehouden om nader onderzoek te verrichten zoals klager heeft gesteld. Van een simpeltjes afdoen van de klacht is geen sprake geweest. Klager heeft voldoende gelegenheid gehad om (nadere) stukken in te dienen.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 april 2017

in de zaak 16-678

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 30 augustus 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

mr. [M}

deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement [plaats]

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mails van 13 augustus 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [plaats] beklaagd over verweerder.

1.2    Bij beslissing van 7 september 2015 heeft het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.

1.3    Bij brief aan de raad van 14 juli 2016 met kenmerk 15-0342/TRC/fh, door de raad ontvangen op 15 juli 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.4    Bij beslissing van 30 augustus 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 augustus 2016 is verzonden aan klager.

1.5    Bij brief van 28 september 2016, door de raad ontvangen op 29 september 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft zijn verzetschrift aangevuld:

-    per e-mail van 29 september 2016 om 12:24 uur;

-    per e-mail van 1 oktober 2016 om 13:57 uur;

-    per e-mail van 30 september 2016 om 10:52 en 18:38 uur.

1.6    Bij e-mail van 3 oktober 2016 te 0:25 uur heeft klager aangegeven op voorhand te willen wraken omdat hem geen gelegenheid zou zijn geboden om stukken in te dienen. Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de griffier aan klager bericht dat klager nog tot 14 dagen voor de (nog te plannen) zitting - in het kader van zijn verzet - de gelegenheid zou hebben om nadere stukken in te dienen. Klager heeft per e-mail van 5 oktober 2016 om 14:14 uur en per e-mail van 6 oktober 2016 om 13:57 uur te kennen gegeven zijn wraking te willen handhaven.

1.7    Bij brief van 11 oktober 2016 heeft de griffier aan klager bericht dat de wraking overeenkomstig het - openbare - wrakingsprotocol voor de raden van discipline, niet in behandeling zou worden genomen omdat er nog geen zittingscombinatie bekend was. In dezelfde brief is klager opgeroepen te verschijnen ter zitting van 30 januari 2017, ter behandeling van het door hem ingestelde verzet.

1.8    Op vrijdag 27 januari 2017 heeft klager per e-mail van 14:22 uur aan de raad bericht de gehele raad van discipline, alsmede het gehele ressort Arnhem, te willen wraken in de onderhavige klachtzaak alsmede in een andere klachtzaak van klager, bij de raad bekend onder zaaknummer 16-576, welke klachtzaak eveneens ter zitting van 30 januari 2017 door de raad zou worden behandeld.

1.9    Per e-mail van 28 januari 2017 om 10:13 uur heeft klager, met een verwijzing naar zijn wrakingsverzoek van een dag eerder, doorgegeven verhinderd te zijn vanaf 29 januari 2017 tot 1 juni 2017.

1.10    Aan klager is de ontvangst van zijn wrakingsverzoek per e-mail van 30 januari 2017 om 11:13 uur door de raad bevestigd. In dezelfde e-mail is aan klager medegedeeld dat het wrakingsverzoek ter zitting van 13:30 uur (diezelfde dag), door de raad zou worden besproken en dat, afhankelijk van de beslissing van de raad, de zaak al dan niet inhoudelijk zou worden behandeld.

1.11    De zitting van 30 januari 2017 heeft buiten aanwezigheid van klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder is met kennisgeving vooraf niet verschenen.

1.12    Na het uitroepen van de zitting heeft de raad de zitting geschorst voor overleg in de raadkamer over het wrakingsverzoek van klager. De raad vermeldt hierna de in dat kader genomen beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering.

Wrakingsverzoek klager

1.13    Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad. In het - openbare - wrakingsprotocol van de raden van discipline zijn de procedurele uitgangspunten vastgelegd die de raden van discipline in acht nemen bij de toepassing van de wettelijke regels over wrakingsverzoeken.

1.14    Klager heeft blijkens zijn e-mail van 27 januari 2017 - kort gezegd - de navolgende gronden voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd:

-    de raad geeft geen antwoord op de door klager gestelde vragen;

-    de raad stuurt te laat correspondentie door waardoor klager niet voor de termijn kan reageren met contrastukken;

-    de raad heeft verzuimd het dossier over behandelde klachten van verweerder op te vragen;

-    de raad van discipline is vooringenomen.

1.15    Het wrakingsverzoek van klager richt zich tegen de gehele raad van discipline en derhalve niet concreet tegen (een van) de leden die zijn klachtzaak behandelen. Conform artikel 512 Sv kunnen alleen rechters die de zaak behandelen worden gewraakt. Wraking van de gehele raad van discipline is niet mogelijk. Op die grond moet, gezien artikel 2 lid 1 sub e van het wrakingsprotocol,  het verzoek van klager buiten behandeling blijven.

1.16    Wanneer klager zijn verzoek had gericht tegen de leden van de raad die op 30 januari 2017 zitting hadden, had hem ook dat niet gebaat. Het wrakingsverzoek van klager bevat immers stellingen over de communicatie en correspondentie door of namens de raad in beide klachtzaken van klager en de algemene stelling dat de raad vooringenomen is. Kennelijk bedoelt klager hiermee dat de raad van discipline partijdig is. Echter, feiten of omstandigheden waaruit dit zou kunnen blijken, zijn door klager niet aangevoerd. Onduidelijk is dus op basis waarvan de raad de vereiste objectiviteit zou missen. De enkele mededeling dat de raad vooringenomen is, kan, nu concretisering of nadere toelichting ontbreekt, niet gelden als een weergave van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het door klager in zijn e-mail van 27 januari 2017 gedane verzoek zou in bedoeld geval daarom, gezien artikel 1 lid 4, in verbinding met artikel 2 lid 1 onder g, eveneens buiten behandeling zijn gebleven, als niet onderbouwd.

1.17    Klager en verweerder zijn over het besluit het verzoek van klager buiten behandeling te laten, bericht bij brief van 31 januari 2017.

1.18    De raad komt toe aan de inhoudelijke behandeling van het verzet van klager.

1.19    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 28 september 2016, aangevuld per e-mails van 29 september 2016, 1 oktober 2016 en 30 september 2016 als voornoemd.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    De voorzitter heeft de feiten niet onderzocht en klager is niet in de gelegenheid gesteld om nadere stukken in te dienen zoals dat wel blijkt te kunnen in de zaak 16-576. Dat is tegenstrijdig.

b)    Klager heeft gespreksopnamen gestuurd van gesprekken met het personeel van verweerder en andere documenten die de raad niet heeft gekregen van verweerder. Klager verzoekt de raad deze informatie op te vragen.

c)    Verweerder heeft toegestaan dat zijn personeel het dossier van klager heeft ontvangen, vertrouwelijke stukken tot zich heeft genomen en vervolgens, maanden later, de cassatie van de wederpartij van klager is gaan behandelen. Dit is in strijd met de advocatenregels.

d)    De voorzitter heeft de klacht ‘simpeltjes’ afgedaan. Het is gewoon een interne afspraak dat alle klachten moeten worden afgepoeierd. Klager heeft de Nationale Ombudsman gevraagd dit te onderzoeken.

e)    Klager verzoekt de raad om de klachtdossiers tegen de bij verweerder, in zijn hoedanigheid van deken, beklaagde advocaten op te vragen en te onderzoeken hoe het zit.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Daartoe is nog van belang dat de deken in het arrondissement Midden-Nederland de klacht van klager heeft onderzocht en klager en verweerder in het kader van het vooronderzoek in de gelegenheid heeft gesteld om relevante stukken in te dienen. Op grond van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kan de voorzitter van de raad van discipline de klacht zonder zitting afdoen en kennelijk ongegrond oordelen. De voorzitter heeft zich dan voldoende geïnformeerd geacht op basis van het vooronderzoek door de deken. De voorzitter is in dat kader niet gehouden tot enig nader onderzoek, zoals klager suggereert. Klager heeft voldoende gelegenheid gehad om relevante stukken in te dienen, ook met het oog op de behandeling ter zitting van zijn verzet. Van een ‘simpeltjes’ afdoen door de voorzitter is geen sprake (geweest). Conform artikel 46j lid 2 Advocatenwet is de beslissing van de voorzitter met redenen omkleed.

4.3    De verwijzing van klager naar zijn klachtzaak met nummer 16-576 treft geen doel omdat die klacht niet bij voorzittersbeslissing is afgedaan maar naar zitting is verwezen. Die gang van zaken is in de onderhavige klachtzaak niet aan de orde.

4.4    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. M.W. Veldhuijsen, P.J.F.M. de Kerf, leden en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2017.

griffier    voorzitter