Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:125

Zaaknummer

17-323/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang en deels kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 30 mei 2017

in de zaak 17-323/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 25 april 2017 met kenmerk td/md/16-433, door de raad ontvangen op 26 april 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgeno-men van de brief van klager aan de raad van 11 mei 2017.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de vol-gende feiten uitgegaan.

1.1 In augustus 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Peruaanse echtgenote van klager (hierna ‘de echtgenote’), bijgestaan door haar zus, en verweerder. In dat gesprek heeft de echtgenote verweerder gevraagd om namens haar een echtscheidingsprocedure op te starten.

1.2 Verweerder heeft vervolgens namens de echtgenote bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzie-ningen ingediend. Omdat in geval van echtscheiding de echtgenote pas over ruim twee jaar het Nederlanderschap zou kunnen verkrijgen, terwijl dat in de situatie waarin zij nog met klager getrouwd is enige maanden zou zijn, heeft de echtgenote besloten om de echtscheiding uit te stellen. Verweerder heeft het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen vervolgens ingetrok-ken.

1.3 Bij brief van 11 november 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk ver-wijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) onzorgvuldig en in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld;

b) klager grote schade heeft toegebracht.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager heeft dit klachtonderdeel aldus toegelicht dat verweerder onzorgvuldig en in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld doordat hij er niet voor heeft gezorgd dat er een beëdigd tolk aanwezig was bij het gesprek met de echtgenote in augustus 2016, door zonder overleg met en tegen de wil van de echtgenote in een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in te dienen en door de echtgenote niet te wijzen op de gevolgen van de echt-scheiding voor de verblijfsvergunning van haar en haar twee oudste dochters.

4.2 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in dit klachtonderdeel.

4.3 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.4 Vast staat dat klager geen cliënt van verweerder is of is geweest en dat klager de klacht namens zichzelf heeft ingediend en niet namens de echtgenote, de cliënte van verweerder. Klager kan als wederpartij echter niet klagen over de kwaliteit van de door verweerder aan zijn cliënte verleende dienstverlening. Hij heeft daarbij een onvoldoende rechtstreeks belang als bedoeld in de Advocatenwet. Klager is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a).

Ad klachtonderdeel b)

4.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat zijn handelen tot grote emotionele en financiële schade heeft geleid, omdat hij niet alleen een te hoog bedrag aan alimentatie heeft geëist, maar ook omdat hij verlangde dat klager onmiddellijk het huis zou verlaten en dat de dochter van klager en de echtgenote aan de echtgenote zou worden toegewezen. Ook heeft klager advocaatkosten moeten maken, een bedrag dat zijn gezin eigenlijk niet kan missen.

4.6 De voorzitter overweegt als volgt. De klacht ziet op het handelen van ver-weerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is daarom dat aan verweerder een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van de echtgenote te behartigen op een wijze die hem, uiteraard gelet op de inhoud van de opdracht van de echtgenote, passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van klager als tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.7 De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bij de behar-tiging van de belangen en de uitvoering van de opdracht van de echtgenote de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Dat klager advocaatkosten heeft moeten maken als gevolg van het door verweerder namens de echtgenote ingediende verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen, valt verweerder voorts niet tuchtrechtelijk te verwijten. Klacht-onderdeel b) is kennelijk ongegrond.

4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klager, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a);

- klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk onge-grond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 30 mei 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift verzonden op 30 mei 2017.