Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-06-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:97
Zaaknummer
16-744/DH/RO a
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocatenkantoor niet-ontvankelijk. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline geldt dat klachten tegen een vennootschap, dan wel haar bestuurder(s), slechts in bepaalde gevallen ontvankelijk zijn, namelijk wanneer de klacht te maken heeft met de organisatie van het advocatenkantoor als zodanig. Klaagsters hebben in dat verband geen feiten aannemelijk gemaakt op grond waarvan de tuchtrechter tot het oordeel zou kunnen komen dat verweerster zich op een wijze heeft gedragen die als klachtwaardig zou kunnen worden aangemerkt.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 12 juni 2017
in de zaak 16-744/DH/RO a
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster sub 1
en
klaagster sub 2
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 23 juli 2015 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster (een advocatenkantoor) en één van de op dat kantoor werkzame advocaten, genaamd mr. X. De klacht tegen mr. X is bij de raad geregistreerd onder nummer 16-744/DH/RO b.
1.2 Bij brief aan de raad van 3 augustus 2016 met kenmerk R 2016/56 edl/dh, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 april 2017 in aanwezigheid van mr. X, bijgestaan door [gemachtigde]. Zijdens klaagsters zijn [directeur] (directeur van klaagster sub 1) en [gemachtigde] verschenen.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de bij randnummer 1.1 genoemde brief van de deken inclusief de daarin genoemde bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van klaagsters van 27 januari 2017 met bijlagen (waaronder 20 producties);
- de brief van mr. X van 27 januari 2017 met een tweetal producties.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Mr. X heeft vier Filipijnse bemanningsleden (genaamd I.S., R.S., R.P. en P.B.) van Nederlandse binnenvaartschepen bijgestaan in een kwestie met betrekking tot een loonvordering tegen klaagsters. De bodemprocedure is door mr. X namens de bemanningsleden aangevangen bij dagvaarding van 7 juli 2010. Bovendien heeft hij namens de bemanningsleden diverse beslagen gelegd ten laste van klaagsters. Er zijn verschillende gerechtelijke procedures gevoerd. Op enig moment heeft één van de bemanningsleden (de heer P.B.) zich uit de procedure(s) teruggetrokken.
2.2 De rechtbank Breda heeft op 9 februari 2011 een vonnis gewezen. Klaagsters hebben tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
2.3 Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 26 november 2013 een eindarrest gewezen. In dit arrest heeft het gerechtshof het vonnis van 9 februari 2011 vernietigd, de heren I.S., R.S. en R.P. niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en hen in de kosten van de procedure veroordeeld. Rechtsoverwegingen 7.1, 7.2 en 7.3 van het arrest luiden onder meer als volgt:
“7.1 Bij (…) tussenarrest is aan de advocaat van [de heren I.S., R.S. en R.P.] de gelegenheid gegeven nadere stukken te overleggen waaruit het (nog) bestaan van zijn volmacht blijkt (…).
7.2 Vastgesteld moet worden dat van die gelegenheid geen gebruik is gemaakt, zodat het hof uit dient te gaan van de afwezigheid van toereikende volmachten aan [mr. X] in deze procedure. Daarmee slaagt de eerste grief van [klaagsters] tegen het beroepen vonnis.
7.3 Het gevolg van het slagen van de grief is dat er het er rechtens voor gehouden moet worden dat [mr. X] van stond af aan over een ontoereikende volmacht beschikte om namens [de heren I.S., R.S. en R.P.] in rechte op te treden, zodat zij in hun vorderingen niet ontvankelijk moeten worden geacht. (…)”
2.4 Bij brief van 21 mei 2015 heeft de directeur van klaagster sub 1 verweerster en mr. X onder meer het volgende bericht:
“(…)
4. [Klaagster sub 2] en [klaagster sub 1] waren er reeds vanaf juni 2010 van overtuigend dat u zich gedroeg als Don Quixote omdat geen van de vier Filipijnse heren u ooit hadden verzocht, laat staan opdracht gegeven, vorderingen tegen de ondernemingen in te stellen. Dit vermoeden werd bevestigd door schriftelijke, notarieel bevestigde en gelegaliseerde verklaringen van de heren [P.B. en I.S.]. (…)”
2.5 Mr. X heeft daar bij brief van 14 juli 2015 onder meer als volgt op gereageerd:
“(…) De inhoud van het door u gestelde wordt uitdrukkelijk betwist. Vanzelfsprekend beschikte mijn kantoor over opdrachten van de cliënten waarvoor destijds werd opgetreden. Aansprakelijkheid wordt derhalve betwist. (…)”
2.6 Op 23 juli 2015 hebben klaagsters een klacht ingediend tegen verweerster en mr. X. Bij deze klacht hebben zij twee beëdigde verklaringen (affidavits) overgelegd, te weten van de heer P.B. en de heer I.S. De directeur van klaagster sub 1 heeft ter zitting van de raad van 10 april 2017 verklaard dat klaagsters in 2011 kennis hebben gekregen van de affidavits. De inhoud van de affidavits luidt onder meer als volgt:
Affidavit van de heer P.B., ondertekend op 22 februari 2011:
“ (…)
3. Sometime in May 2010 [de heer G.] drove me to the city centre of Rotterdam, the Nederlands, and accompanied me to the law office of [verweerster]. [De heer G.] then had a lengthy talk with attorney [mr. X] of [verweerster]. The conversation was in the Dutch language. I did not take part in the conversation.
4. Since I regretted to have abandoned the employment of [klaagster sub 2]. I visited their office on December 9, 2010. It was only then that I learned that a monetary claim against [klaagster sub 2] was filed in my name by [mr. X].
5. I deny ever having filed a monetary claim against [klaagster sub 2] or against any of its principals, representatives or agents, being it under the name [klaagsters] or otherwise. (…)”
Affidavit van de heer I.S., ondertekend op 25 augustus 2011:
“ (…)
3. Sometime in May 2010 [de heer G.] drove me to the City centre of Rotterdam, the Nederlands, and accompanied me to the law office of [verweerster] with 2 others seafarers by the name of [de heren R.S. en P.B.]. [De heer G.] then had a lengthy talk with attorney [mr. X] of [verweerster]. The conversation was in the Dutch language. I did not take part in the conversation.
4. I regretted to have joined [de heer G.] on his personal undertaking and idea to file monetary claim against [klaagster sub 2].
5. I deny ever having given instruction to [mr. X] or to anybody else to file monetary claim against [klaagster sub 2] or against any of its principals, representatives or agents, being it under the name [klaagsters] or otherwise. (…)”
2.7 Mr. X heeft zich bij brief van 30 september 2015 tegen de klacht verweerd. In zijn verweerschrift heeft hij onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Een slotnoot betreft de vraag omtrent de positie van [gemachtigde van klaagsters]. Hij is ervan in kennis dat mijn cliënten hebben aangegeven onder druk te zijn gezet en bedreigd. In kennis hiervan is het voortzetten van deze zaak, beweerdelijk namens zijn cliënten [klaagsters], van hoogst dubieuze aard. Ik verzoek de Deken ambtshalve hiernaar onderzoek te willen doen. Ik overweeg terzake dezes klachten jegens [gemachtigde van klaagsters] (…) in te dienen. (…)”
2.8 Als bijlage bij zijn verweerschrift heeft mr. X twee powers of attorney overgelegd; van de heer R.P. en de heer R.S. Deze powers of attorney luiden onder meer als volgt:
Power of attorney van de heer R.P., ondertekend op 4 juni 2013:
(…)
- Confirming that I was present in a meeting with my attorney [mr. X], on the 4th of May 2010; that meeting was held at the law office of my attorney at the address (…), at which meeting were also present [de heren P.B., R.S. en I.S].
- [De heren P.B., R.S. en I.S] and myself gave attorney [mr. X] power of attorney to start proceedings against [klaagster sub 2 en klaagster sub 1] instructions and regarding outstanding salaries e.a., and give hem instructions to take all necessary legal actions as our attorney deems fit and necessary tot obtain the goal of collecting our outstanding sallaries e.a.
- I confirm that in our meeting of the 4th May 2010 all parties gave attorney [mr. X] these same instructions; we also agreed that [mr. X] would file requests at the legal aid board (Raad voor Rechtsbijstand) regarding the costs of legal fees. We all handed out to our attorney relevant documents such as identificationpapers (kopie paspoort), labour agreements, and all documents that where necessary to file the claim against [klaagster sub 1 en klaagster sub 2].
- Our attorney [mr. X] confirmed to us accepting the case and starting legal proceedings against [klaagster sub 1 en klaagster sub 2]. [Mr. X] keeps us informed by telephone en per email;
Hereby I reconfirm, my instructions to attorney [mr. X] and confirm the earlier given instructions and power of attorney, to start and this time continue all legal proceedings against [klaagster sub 1 en klaagster sub 2] regarding the outstanding sallaries e.a. This power of attorney includes all actions and proceedings that our attorney [mr. X] deems fit and necessary. (…)
Power of attorney van de heer R.S., ondertekend op 10 september 2013:
(…)
- Confirming that I was present in a meeting with my attorney [mr. X], on the 4th of May 2010; that meeting was held at the law office of my attorney at the address (…), at which meeting were also present [de heren P.B., R.P. en I.S].
- [De heren P.B., R.P. en I.S] and myself gave attorney [mr. X] power of attorney to start proceedings against [klaagster sub 2 en klaagster sub 1] instructions and regarding outstanding salaries e.a., and give hem instructions to take all necessary legal actions as our attorney deems fit and necessary tot obtain the goal of collecting our outstanding sallaries e.a.
- I confirm that in our meeting of the 4th May 2010 all parties gave attorney [mr. X] these same instructions; we also agreed that [mr. X] would file requests at the legal aid board (Raad voor Rechtsbijstand) regarding the costs of legal fees. We all handed out to our attorney relevant document such as identificationpapers (kopie paspoort), labour agreements, and all documents that where necessary to file the claim against [klaagster sub 1 en klaagster sub 2].
- Our attorney [mr. X] confirmed to us accepting the case and starting legal proceedings against [klaagster sub 1 en klaagster sub 2]. [Mr. X] keeps us informed by telephone en per email;
Hereby I reconfirm, my instructions to attorney [mr. X] and confirm the earlier given instructions and power of attorney, to start and this time continue all legal proceedings against [klaagsters] regarding the outstanding sallaries e.a. This power of attorney includes all actions and proceedings that our attorney [mr. X] deems fit and necessary. (…)
2.9 Klaagsters hebben de op 23 juli 2015 ingediende klacht (klachtonderdeel a) vervolgens uitgebreid met twee extra verwijten (de klachtonderdelen b en c).
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) mr. X zonder toereikende volmacht diverse procedures namens de bemanningsleden heeft gevoerd;
b) mr. X zich in zijn verweerschrift in de onderhavige klachtprocedure heeft bediend van onnodig grievende beweringen, te weten de gestelde bedreigingen van de vier bemanningsleden;
c) mr. X heeft gedreigd met het indienen van een klacht tegen de gemachtigde van klaagsters op basis van een valse beschuldiging.
3.2 Ter zitting van 10 april 2017 heeft de gemachtigde van klaagsters verklaard dat klachtonderdeel c tevens namens hemzelf is ingediend.
3.3 Klaagsters hebben klachtonderdeel a als volgt toegelicht. In november 2010 verscheen de heer P.B. uit het niets op het kantoor van klaagster sub 2. Hij had vernomen van een zaak waarin zijn naam genoemd werd en vroeg om uitleg. Hij heeft daarop ten overstaan van een notaris verklaard dat hij nimmer een vordering tegen klaagsters had ingediend of een zaak tegen klaagsters had gevoerd, en dat hij mr. X nooit gesproken had. Dit is nog eens bevestigd ten overstaan van een Nederlandse notaris op 14 november 2016.
3.4 Uit de beëdigde verklaringen (affidavits) van twee van de vier bemanningsleden, te weten de heren I.S. en P.B., blijkt dat geen van de bemanningsleden mr. X of het kantoor waar hij werkzaam is (zijnde verweerster) opdracht hebben gegeven tot het verrichten van rechtshandelingen. Dat mr. X geen volmacht had om op te treden namens de vier bemanningsleden blijkt tevens uit het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 november 2013.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht is gericht tegen een advocatenkantoor. Waar het tuchtrecht voor advocaten uitgaat van klachten over het handelen van een individuele advocaat, leidt dit tot de vraag of de klacht kan worden ontvangen.
4.2 Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline geldt dat klachten tegen een vennootschap, dan wel haar bestuurder(s), slechts in bepaalde gevallen ontvankelijk zijn, namelijk wanneer de klacht te maken heeft met de organisatie van het advocatenkantoor als zodanig. Klaagsters hebben in dat verband geen feiten aannemelijk gemaakt op grond waarvan de tuchtrechter tot het oordeel zou kunnen komen dat verweerster zich op een wijze heeft gedragen die als klachtwaardig zou kunnen worden aangemerkt.
4.3 De klacht is niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, C.A. de Weerdt, P.S. Kamminga en A.B. van Rijn, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2017.
Deze beslissing is in afschrift op 12 juni 2017 verzonden.