Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:121

Zaaknummer

17-118/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager in eerste instantie voorgehouden dat klager een zeer kansrijke zaak had. Na het verkrijgen van meer informatie, heeft verweerder zijn standpunt echter moeten wijzigen en klager bericht dat het geen zin had om verder actie te ondernemen, waarna verweerder zijn werkzaamheden heeft neergelegd. Gelet op de beleidsvrijheid die een advocaat toekomt, stond het verweerder vrij om zijn werkzaamheden te beëindigen. Verweerder heeft klager direct over zijn gewijzigde mening geïnformeerd en heeft uitvoerig verslag gedaan van zijn contacten met de wederpartij en over de van hen verkregen informatie.

Inhoudsindicatie

klacht ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 19 juni 2017

in de zaak 17-118 DB LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 30 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 13 februari 2017 met kenmerk K16-105 , door de raad ontvangen op 14 februari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor bedoelde brief van de deken met daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder is ingeschakeld door X. X was op haar beurt ingeschakeld door klager om te achterhalen of de wederpartij van klager, houder van een octrooi op een vinding die het mogelijk maakt om frisdrankblikjes na opening weer te hersluiten, een grote deal met een derde partij had gesloten. Klager was er van overtuigd dat dit het geval was en dat hij recht had op provisie op grond van een overeenkomst met deze wederpartij uit 2011. Verweerder heeft met X en klager afgesproken dat hij X als mede-opdrachtgever naast klager zou aanmerken en tevens als debiteur. Op 9 februari 2016 heeft verweerder zijn opdrachtbevestiging aan X verzonden. Een dag later, op 10 februari 2016, heeft verweerder klager een e-mail gestuurd waarin hij ook aan hem de opdracht bevestigde. In de betreffende e-mail wordt door verweerder opgemerkt dat hij er vanuit gaat dat de rechtbank klager zonder meer gelijk zou geven.

2.2      Verweerder heeft vervolgens een conceptbrief aan de wederpartij opgesteld en heeft deze brief, na goedkeuring van zowel X als klager, aan de wederpartij verzonden. Op 22 februari 2016 werd verweerder door de voormalig bestuurder van de wederpartij gebeld. Deze gaf kort wat achtergrondinformatie. Verweerder zond een bevestiging van het telefoongesprek aan X en klager toe. Op 23 februari 2016 belde de huidige bestuurder van de wederpartij van klager met verweerder en gaf een uitgebreide toelichting over de stand van zaken.

2.3      Verweerder vond het relaas van de bestuurder van de wederpartij van klager plausibel en vond in zijn dossier geen aanwijzing voor enige succesvolle werkzaamheid van klager. Verweerder kreeg daarnaast het gevoel dat klager probeerde een voordeel te behalen met een oude overeenkomst waar niets concreets op was gevolgd. In een e-mail van 23 februari 2016 heeft verweerder aan X en klager een samenvatting van zijn gesprek gestuurd en heeft hij partijen geadviseerd om de zaak te laten rusten en geen verdere kosten meer te maken. Klager kon zich daarin niet vinden en heeft verweerder verzocht om toch aan te sturen op verdere informatieverstrekking door de wederpartij. Verweerder heeft daarop onderzoek in de openbare registers gedaan en geconcludeerd dat hem nog altijd niet was gebleken van substantiële inkomsten, noch van aanwijsbare verkoop of exploitatie van de relevante octrooien.

2.4      Bij e-mail van 29 maart 2016 heeft verweerder nogmaals geadviseerd om zo min mogelijk verdere kosten te maken, aangezien er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat de vinding door de wederpartij überhaupt is geëxploiteerd. Verweerder heeft in zijn e-mail aangegeven dat hij het gezien deze constateringen niet verstandig en niet zinvol vindt om rechtsmaatregelen te nemen.

2.5      Klager is het daarmee oneens en wendt zich vervolgens bij brief van 30 juni 2016 met de onderhavige klacht tot de deken.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         hij klager heeft voorgehouden dat hij een kansrijke zaak had en de wederpartij een sommatiebrief heeft verzonden om daarna de zaak neer te leggen omdat deze hem achteraf kansloos bleek.

2.         hij de zaak neerlegt waardoor de belangen van klager worden geschaad.

3.         hij geen openheid van zaken heeft gegeven over de informatie die hij heeft verkregen van derden.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder betwist dat hij in de behandeling van de zaak is tekort geschoten. Verweerder geeft aan wel van mening te zijn dat hij eigenlijk in de verkeerde volgorde is begonnen door meteen actie richting de wederpartij te ondernemen. Normaliter adviseert een advocaat eerst over de positie en de mogelijkheden gevolgd door een plan van aanpak. Dat zou in dit geval niet tot een wezenlijk andere gang van zaken hebben geleid, aangezien verweerder ook in dat geval uiteindelijk zou hebben geadviseerd een brief aan de wederpartij te sturen om aan meer informatie te komen. De van de wederpartij verkregen informatie en de inlichtingen die hij van zijn cliënt ontving, samen met zijn eigen research, leverden voor verweerder het beeld op van een cliënt die met alle geweld probeert bewijs te verzamelen voor een transactie die feitelijk niet heeft plaatsgevonden, als gevolg van bemiddeling die hij niet heeft verleend. Verweerder moest concluderen dat klager en hij dat fundamenteel anders zien, waardoor sprake is van een onoverbrugbaar verschil van inzicht over de behandeling van de zaak. Verweerder heeft om die reden de behandeling van de zaak neergelegd en was daartoe ook gerechtigd.

4.2      Verweerder benadrukt dat hij zich niet enkel heeft gebaseerd op telefonische aannames en informatie van de wederpartij, maar dat hij zich tevens heeft gebaseerd op het onderzoek dat hij zelf heeft verricht in de diverse openbare registers. Daarnaast kreeg verweerder een “gut feeling” door de manier van optreden van klager, die steeds met hele grote woorden belt, maar geen bewijs van zijn stellingen kon leveren.

4.3      Verweerder benadrukt tot slot dat X, zijn mede-opdrachtgever, wel tevreden is over de door hem verrichte werkzaamheden en zijn advies om de zaak te laten rusten volgt. Dat geeft verweerder nog een reden om zijn werkzaamheden voor klager neer te leggen, aangezien voortzetting van zijn werkzaamheden voor klager een acuut tegenstrijdig belang met X zou opleveren. Verweerder betwist dat hij door neerlegging van de zaak de positie van klager heeft geschaad. Het staat klager vrij een andere advocaat in te schakelen en de draad weer op te pakken. Verweerder betwist eveneens dat hij geen openheid van zaken zou hebben gegeven over de informatie die hij van derden heeft gekregen. Alle ontvangen informatie is zorgvuldig en uitgebreid per e-mail aan klager doorgeleid. Verweerder is dan ook van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

 

5          BEOORDELING

5.1      Klager verwijt verweerder dat hij hem heeft voorgehouden dat hij een kansrijke zaak had, terwijl verweerder die later kansloos vond. Klager verwijt verweerder daarnaast de zaak te hebben neergelegd en geen openheid van zaken te hebben gegeven. De drie klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2      Voorop dient te staan dat een advocaat voor het te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad. De advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en moet vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Voorwaarde is wel dat de advocaat aan zijn cliënt duidelijk moet maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Er bestaat voor advocaten geen rechtsplicht om ieder die daarom verzoekt rechtsbijstand te verlenen. Is er sprake van een verschil van inzicht tussen de advocaat en de cliënt, dan heeft de advocaat het recht om de behandeling van de zaak neer te leggen. Dit is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline en het is met in acht name van deze criteria dat de raad de klacht van klager zal beoordelen.

5.3      Verweerder heeft de zaak van klager aangenomen en heeft op 9 februari 2016 een opdrachtbevestiging gezonden aan X waarin hij heeft bevestigd dat hij met juridische middelen zou proberen te achterhalen of er een mogelijke transactie is geweest die zou kunnen dienen als basis voor een eventuele vordering van klager op zijn wederpartij. Op 10 februari 2016 heeft verweerder per e-mail aan klager nog een korte opdrachtbevestiging gezonden waarin hij aangeeft een brief aan de wederpartij te sturen om de nodige informatie te achterhalen. In die mail wordt door verweerder aangegeven dat hij ervan uitgaat dat de rechtbank klager zonder meer gelijk zal geven.

5.4      Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht aangegeven dat hij zijn mail aan klager niet zo stellig had moeten formuleren, en benadrukt dat hij wel de overeengekomen werkzaamheden heeft uitgevoerd, want hij heeft onderzoek in de openbare registers gedaan en brieven aan de wederpartij van klager gestuurd. De wederpartij van klager heeft vervolgens telefonisch contact met verweerder gezocht en heeft verweerder van de nodige informatie voorzien. Deze informatie heeft er bij verweerder toe geleid dat de zaak van klager niet zo kansrijk was als verweerder in eerste instantie dacht. Verweerder heeft dit direct aan klager laten weten en heeft klager uitvoerig geïnformeerd over de informatie die hij van de wederpartij van klager heeft ontvangen.

5.5      Het feit dat verweerder de zaak in eerste instantie, op basis van te weinig informatie, anders heeft ingeschat dan nadat hij meer informatie had verkregen, betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het ware beter geweest indien verweerder zijn mail aan klager wat minder stellig zou hebben geformuleerd, maar verweerder heeft, direct na het ontvangen van de relevante informatie, klager geïnformeerd over de verandering van zijn standpunt over de kans van slagen van de zaak. Verweerder heeft bovendien uitvoerig verslag gedaan van zijn contacten met de wederpartij en heeft derhalve wel degelijk openheid van zaken gegeven over de informatie die hij van derden heeft verkregen.

5.6      Gelet op het verschil van inzicht tussen verweerder en klager, had verweerder het recht om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. Zulks geldt temeer nu de medeopdrachtgever het advies van verweerder om de zaak te laten rusten wel wilde volgen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is derhalve geen sprake. De klacht is ongegrond.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond;

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2017.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2017

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl