Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:101

Zaaknummer

16-936/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet te laat ingediend; niet-ontvankelijk

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 19 juni 2017

in de zaak 16-936/DH/RO

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 januari 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief gedateerd 21 april 2015 (de raad begrijpt 21 april 2016) heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 oktober 2016 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 2 januari 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 2 januari 2017 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 2 maart 2017 aan de raad heeft klager bericht dat hij op 27 januari 2017 verzet heeft ingesteld tegen de beslissing van 2 januari 2017 en dat hij daarover nog niets heeft vernomen van de raad. Klager vraagt de raad in zijn brief naar de stand van zaken.

1.5    Bij brief van 3 maart 2017 heeft de raad klager meegedeeld dat zijn verzetschrift niet op de griffie van de raad is ontvangen.

1.6    Op 8 maart 2017 heeft klager de raad een brief gestuurd met daarbij gevoegd een op 27 januari 2017 gedateerd verzetschrift.

1.7    Bij brief van 13 maart 2017 heeft de raad klager verzocht toe te lichten waarom het verzetschrift van klager niet binnen de daarvoor geldende termijn door de griffie is ontvangen.

1.8    In zijn brief van 15 maart 2017 aan de raad schrijft klager dat hij het verzetschrift per post heeft opgestuurd op vrijdag 27 januari 2017 en dat van een termijnoverschrijding geen sprake is.

1.9    De ontvankelijkheid van het door klager ingestelde verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 mei 2017. Verweerster heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Klager heeft bij e-mail van 25 april 2017 meegedeeld ter zitting aanwezig te zullen zijn, vergezeld van de heer B. Klager is echter zonder nader bericht aan de raad niet ter zitting verschenen.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 46h, eerste lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

2.2    De raad heeft het verzetschrift van klager ontvangen op 10 maart 2017. Dat is te laat, omdat het verzetschrift op grond van het bepaalde in artikel 46h Advocatenwet binnen 30 dagen na 2 januari 2017, dus uiterlijk op 1 februari 2017, ingediend had moeten worden. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De verder niet onderbouwde mededeling van klager dat hij zijn verzetschrift op 27 januari 2017 per post heeft verzonden is daarvoor onvoldoende.

2.3    De raad komt tot de slotsom dat de termijnoverschrijding valt in de risicosfeer van klager en verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2017 verzonden