Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-06-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:124
Zaaknummer
17-357/DB/LI
Inhoudsindicatie
Declaratie van advocaat is door civiele rechten getoetst en redelijk bevonden. Ook in tuchtrechtprocedure wodt zonder nadere motivering gesteld dat een absurd bedrag in rekening is gebracht. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 21 juni 2017
in de zaak 17- 357/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 10 mei 2017 met kenmerk K16-064, door de raad ontvangen op 11 mei 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een civielrechtelijke procedure in eerste aanleg en in hoger beroep tegen de voormalige werkgever van klager. Verweerder heeft de kosten voor zijn werkzaamheden in de procedure in eerste aanleg aan klager in rekening gebracht, welke kosten door klager zijn voldaan. Klager is verzekerd voor kosten rechtsbijstand bij D. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft de kosten voor de werkzaamheden van verweerder in de procedure in eerste aanleg niet vergoed. De kosten voor de werkzaamheden van verweerder in de procedure in hoger beroep zijn door de rechtsbijstandsverzekeraar wel vergoed, met een maximum van € 12.500,-. Tussen partijen is afgesproken dat de kosten van de werkzaamheden van verweerder boven voormeld maximum bedrag pas bij klager in rekening zouden worden gebracht bij een positief resultaat (een hogere vergoeding dan in eerste aanleg) in de procedure in hoger beroep. Klager heeft zich hiermee akkoord verklaard.
1.2 Verweerder heeft de kosten van zijn werkzaamheden in de procedure in hoger beroep bij declaraties van 31 maart 2014 ad € 5.795,90 en van 28 augustus 2014 ad € 6.704,10 bij de rechtsbijstandsverzekeraar in rekening gebracht, welke declaraties door de rechtsbijstandsverzekeraar aan verweerder zijn voldaan.
1.3 Bij vonnis van 2 oktober 2013 is door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, aan klager ten laste van diens voormalige werkgever een schadevergoeding toegekend van € 16.947,72. Bij arrest van het gerechtshof van 10 november 2015 is het vonnis in eerste aanleg vernietigd en is aan klager ten laste van zijn voormalige werkgever een schadevergoeding van € 27.500,00 toegewezen.
1.4 Op 12 november 2015 heeft verweerder een declaratie ad € 6.655,00 aan klager toegezonden, welke declaratie door klager onbetaald is gelaten. Verweerder heeft na toestemming daartoe door de deken conservatoir beslag gelegd op de derdengeldrekening van zijn kantoor, meer speciaal op het bedrag dat daarop door de voormalige werkgever van klager was gestort ter uitvoering van het arrest van het gerechtshof. Verweerder heeft vervolgens in rechte betaling van het bedrag van € 6.655,00 gevorderd, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten ad € 707,75, gemaakte beslagkosten ad € 1.310,99 en proceskosten, zulks vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten.
1.5 Klager heeft bij brief van 4 april 2016 bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.
1.6 De kantonrechter heeft bij vonnis van 16 november 2016 klager veroordeeld tot betaling van € 6.655,00 en € 1.310,99 en de proceskosten ad €1.048,75, te vermeerderen met de wettelijke rente. De kantonrechter overwoog dat klager de uitgebreide en gedetailleerde specificatie bij de declaratie van verweerder op geen enkele punt concreet heeft betwist en dat hij bleef hangen in algemene opmerkingen als dat het kantoor van verweerder een belachelijk hoog bedrag in rekening had gebracht, maar dit verder niet motiveert op specifieke werkzaamheden of tarieven. De kantonrechter overwoog voorts dat de uitkomst van de procedure bij het gerechtshof wellicht tegenviel maar dat dit aan de verschuldigdheid van de declaratie niet afdeed.
1.7 Verweerder heeft klager bij brief van 18 november 2016 verzocht binnen twee weken vrijwillig aan het vonnis van de kantonrechter te voldoen, bij gebreke waarvan verweerder aankondigde tot het treffen van executiemaatregelen te zullen overgaan. Klager heeft verweerder per email van 16 december 2016 voorgesteld een korting van € 3.500,- toe te passen en de deurwaarderskosten ad € 1.350,- voor zijn rekening te zullen nemen, bij gebreke waarvan de weg naar de tuchtrechter het enige alternatief voor klager was. Verweerder heeft per email van 3 januari 2017 bericht dat inmiddels door de kantonrechter uitspraak was gedaan en dat door deze geoordeeld was dat klager het bedrag van de factuur volledig aan verweerder verschuldigd was vermeerderd met rente en kosten. Verweerder schreef voorts geen enkele reden te zien om een regeling met klager aan te gaan.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder voor zijn werkzaamheden excessief heeft gedeclareerd, in die zin dat het gevorderde bedrag in geen verhouding staat tot het werk dat verweerder heeft verricht.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft de zaak van klager op een gedegen manier aangepakt en naar zijn beste kunnen en naar eer en geweten behandeld. Verweerder is ook ten aanzien van zijn declaraties integer geweest. Verweerder heeft klager voor zijn kosten in de procedure in eerste aanleg een zeer schappelijke vaste prijs gedeclareerd en hem in de procedure in hoger beroep een aanbod gedaan waarbij verweerder zelf een deel van het procesrisico op zich heeft genomen.
3.2 Dat verweerder zijn werkzaamheden, ondanks het klaarblijkelijk voor klager teleurstellende resultaat in hoger beroep, betekent niet dat die declaratie onterecht was en niet betaald hoefde re worden of dat zijn declaratiegedrag daarmee excessief zou zijn. In de civiele procedure is door de Kantonrechter in duidelijke bewoordingen geoordeeld dat klager de declaratie van verweerder volledig dient te voldoen.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op (de hoogte van) de declaratie van verweerder aan klager. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren.
4.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken is hiervan naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft steeds duidelijke prijsafspraken met klager gemaakt en een redelijk uurtarief in rekening gebracht. De gespecificeerde declaratie van verweerder is in een civielrechtelijke procedure door de kantonrechter getoetst, in welke procedure de kantonrecht tot het oordeel is gekomen dat klager het volledige bedrag aan verweerder diende te vergoeden. Evenals in de civielrechtelijke procedure heeft klager ook in de tuchtrechtprocedure enkel in algemene bewoordingen gesteld dat verweerder een absurd bedrag in rekening heeft gebracht dat in geen verhouding staat tot het werk dat verweerder heeft verricht , zonder nadere motivering welke specifieke werkzaamheden door verweerder ten onrechte in rekening zouden zijn gebracht, dan wel welke onjuiste tarieven door verweerder zouden zijn gehanteerd.
4.3 De voorzitter komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van excessief declareren en zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 21 juni 2017
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 22 juni 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl