Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:123

Zaaknummer

17-206/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerder is een Nederlandse advocaat, die adviseert over Duits recht. Wanneer in Duitsland wordt geprocedeerd werkt verweerder samen met een Duitse Rechtsanwalt. Verweerder heeft klager een volmacht laten tekenen waarin hij zichzelf Rechtsanwalt noemt, terwijl hij dat niet is. Daardoor heeft verweerder bij klager onduidelijkheid veroorzaakt en verwarring gezaaid. Klachtonderdeel 1 gegrond, waarschuwing. Klager verweet verweerder daarnaast een Duitse advocaat te hebben ingeschakeld, zonder vooraf met hem te overleggen, een zaak te behandelen zonder bevoegd te zijn en te hoge declaraties te hebben gestuurd. Door het inschakelen van een Rechtsanwalt heeft klager juist niet zelf opgetreden voor de Duitse rechtbank. Klager heeft, vooraf, een volmacht voor de Duitse advocaat getekend, dus is er geen sprake van het inschakelen van een Duitse advocaat zonder goedkeuring van klager. Tot slot zijn geen te hoge declaraties gestuurd omdat klager en verweerder hadden afgesproken aan te sluiten bij het Duitse Rechtsanwaltvergütingsgesetz, waaraan verweerder zich heeft gehouden.

Inhoudsindicatie

klacht ged. gegrond; waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 19 juni 2017

in de zaak 17-206 DB LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 20 april 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 9 maart 2017 met kenmerk K16-067 , door de raad ontvangen op 10 maart 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor bedoelde brief van de deken met daarbij behorende bijlagen en van de nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klager.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager heeft zich begin 2014 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan als advocaat in een gerechtelijke procedure betreffende de incasso van een geldvordering in Duitsland. Op deze procedure was Duits recht van toepassing en de Duitse rechter was bevoegd om van geschillen kennis te nemen. Bij brief van 25 maart 2014 heeft verweerder zijn opdrachtbevestiging aan klager doen toekomen. Bij die brief waren twee volmachten naar Duits recht gevoegd die door klager zijn ondertekend. Blijkens de tekst van de eerste volmacht treedt verweerder als Rechtsanwalt namens klager op. Blijkens de tekst van de tweede volmacht wordt aan een Duitse advocaat volmacht gegeven om de procedure in Duitsland te voeren.  

2.2      Verweerder heeft vervolgens overeenkomstig het Duitse Rechtsanwaltvergütungsgesetz een factuur voor zijn werkzaamheden aan klager gezonden, welke factuur door klager is voldaan.

2.3      Door verweerder zou een Mahnverfahren worden gevoerd, maar dit is nimmer gebeurd. Verweerder heeft uiteindelijk wel een normale procedure namens klager aanhangig gemaakt. Bij brief van 14 oktober 2014 heeft verweerder aan klager aangegeven dat hij de Mahnverfahren-procedure nimmer heeft doorgezet. Verweerder biedt in die brief voor zijn nalaten en handelen zijn welgemeende excuses aan en heeft een bedrag van € 1.000,00 als financiële compensatie aan klager aangeboden.

2.4      Op 8 november 2014 is de bodemprocedure bij de rechtbank in Keulen gestart. Deze procedure is op 26 oktober 2015 geëindigd door het treffen van een minnelijke schikking. De schikking is vastgelegd in een besluit van de rechtbank Keulen van 1 november 2015. Door het treffen van de schikking had klager nog recht op een teruggave van griffierechten. Het aan klager toekomende bedrag is op 11 februari 2016 aan verweerder uitbetaald en op diezelfde dag door verweerder aan klager uitbetaald.

2.5      Klager heeft zich vervolgens bij brief van 20 april 2016 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         hij klager niet heeft geïnformeerd dat hij geen Rechtsanwalt was, maar bij klager de schijn heeft gewekt dat hij in Duitsland bevoegd was als advocaat op te treden;

2.         hij klager bijgestaan heeft zonder dat hij bevoegd was in Duitsland als Rechtsanwalt op te treden en zonder dat hij verzekerd is voor beroepsfouten in Duitsland;

3.         hij een Rechtsanwalt ingeschakeld heeft zonder klager hierover vooraf te informeren en zijn goedkeuring te vragen;

4.         hij klager opzettelijk heeft misleid ten aanzien van het Mahnverfahren;

5.         klager tegen zijn zin een regeling heeft moeten treffen terwijl verweerder hem aanvankelijk had voorgehouden dat hij een spijkerharde vordering had;

6.         hij klager niet of nauwelijks over de voortgang van de procedures berichtte;

7.         hij hoge declaraties aan klager heeft gestuurd;

8.         hij in strijd met de verordening een bedrag aan griffierecht op zijn zakenrekening heeft ontvangen welk bedrag voor klager bestemd was.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder stelt dat hij op het gebied van internationaal privaatrechtelijke aspecten, zoals in de zaak van klager, over bijzondere deskundigheid beschikt, zeker in combinatie met het Duitse recht. Verweerder heeft in 1995/1996 de opleiding tot Rechtsanwalt gevolgd en heeft in de periode van 2001 tot 2005 mede kantoor gehouden in Aken, Duitsland, en zich daar beziggehouden met de Duitse rechtspraktijk. Verweerder wijst er op dat hij sinds 2001 samenwerkt met een Duitse Rechtsanwalt, waarbij cliënten in grensoverschrijdende kwesties worden bijgestaan. De cliënt krijgt in zo’n situatie altijd juridische bijstand van zowel een Nederlandse advocaat als een Duitse Rechtsanwalt. Procesinhoudelijk wordt de zaak behandeld door de advocaat van het land waar de zaak speelt. In dit geval heeft derhalve niet verweerder, maar de Duitse Rechtsanwalt de zaak zelf behandeld. Verweerder stelt dat het voorgaande ook aan klager kenbaar gemaakt is, zodat over de bevoegdheid en de taakverdeling van de werkzaamheden geen twijfel kan hebben bestaan. Er is geen sprake van opgewekte schijn.

4.2      Verweerder ontkent dat hij rechtsbijstand heeft verleend zonder daarbij verzekerd te zijn tegen beroepsfouten. Verweerder heeft de zaak inhoudelijk niet zelf behandeld, maar deze is behandeld door de Duitse Rechtsanwalt. Die is verzekerd tegen beroepsaansprakelijkheid en ook verweerder is verzekerd tegen beroepsfouten. Dat geldt ook voor de begeleiding en advisering van cliënten op het gebied van Duits recht.

4.3      Klager was van meet af aan er mee bekend dat de procesinhoudelijke kant van de zaak door de Duitse Rechtsanwalt zou worden gedaan. Verweerder ontkent derhalve dat hij de Rechtsanwalt heeft ingeschakeld zonder voorafgaande informatie of goedkeuring van klager. Verweerder verwijst naar zijn schrijven van 3 april 2014 waarin klager de opdrachtbevestiging en volmachten van 25 maart 2014 ondertekend aan verweerder heeft geretourneerd. Daaruit blijkt duidelijk dat klager is geïnformeerd over het feit dat de Rechtsanwalt zou worden ingeschakeld en de procesinhoudelijke kant van de zaak voor zijn rekening zou nemen.

4.4      Verweerder erkent dat hij het oorspronkelijk gestarte Mahnverfahren niet heeft doorgezet. Verweerder heeft hiervoor reeds zijn excuses gemaakt en een compensatie van € 1.000,00 aangeboden.

4.5      Verweerder ontkent dat klager tegen zijn zin een regeling heeft moeten treffen, terwijl hem aanvankelijk was voorgehouden dat hij een spijkerharde vordering had. Verweerder heeft klager nimmer voorgehouden dat er sprake van een spijkerharde vordering zou zijn. Verweerder verwijst in dat verband naar zijn reserves zoals verwoord in de opdrachtbevestiging van 24 maart 2014. Verweerder geeft voorts aan dat het initiatief voor de minnelijke regeling is genomen door de wederpartij van klager op 15 maart 2015. Partijen hebben vervolgens geruime tijd onderhandeld en hebben uiteindelijk op 26 oktober 2015 een akkoord bereikt. Dit akkoord is vastgelegd in een besluit van de rechtbank Keulen van 1 november 2015. Door klager is op 26 oktober 2015 mondeling akkoord voor de betreffende regeling gegeven. De instemming van klager is door verweerder op 27 oktober 2015 nog aan klager bevestigd. Verweerder heeft klager op geen enkele wijze onder druk gezet of gedwongen om met de regeling in te stemmen. Klager heeft daartoe zelf besloten.

4.6      Ten aanzien van het verwijt inzake het informeren over de voortgang van de procedures wijst verweerder op het feit dat het Duitse burgerlijk procesrecht geen rolzitting kent, zoals wij die in Nederland wel kennen. Partijen zijn daardoor aangewezen op berichtgeving van de rechtbank. Verweerder heeft steeds alle berichten die hij ontving aan klager doorgezonden. Verweerder wijst op het feit dat hij in totaal ruim 45 uur aan de zaak van klager heeft gespendeerd, waarvan bijna 13 uur aan besprekingen tijdens 24 persoonlijke contacten bij verweerder op kantoor. Er is dus geen sprake van dat verweerder klager niet voldoende heeft geïnformeerd of op de hoogte heeft gehouden.

4.7      Voor wat betreft de hoogte van zijn declaraties attendeert verweerder klager op het feit dat hij met klager is overeengekomen dat aansluiting zou worden gezocht bij Duitse wetgeving over advocatentarieven (Rechtsanwaltvergütungsgesetz). Alle declaraties sluiten bij het overeengekomen systeem aan en zijn derhalve volgens verweerder zeker niet te hoog. Verweerder wijst daarnaast nogmaals op de vergoeding van € 1.000,00 die hij klager heeft aangeboden in verband met het niet doorzetten van de Mahnverfahrenprocedure.

4.8      Ten aanzien van het verwijt dat verweerder in strijd met de verordening een bedrag aan griffierecht op zijn zakenrekening had ontvangen, merkt verweerder op dat de hoogte van de uiteindelijk verschuldigde griffierechten in Duitsland na afloop van een procedure door de rechtbank definitief worden vastgesteld. Doordat de zaak van klager was geëindigd in een schikking, had klager nog recht op gedeeltelijke terugbetaling. Het terugontvangen van griffierecht is in Duitsland gebruikelijk. Het griffierecht wordt overgemaakt op de rekening van de advocaat. Verweerder heeft het door hem ontvangen bedrag vervolgens direct doorbetaald aan klager, zodat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1       Klager verwijt verweerder dat deze hem niet heeft geïnformeerd dat hij zelf geen Rechtsanwalt was, maar toch bij klager de schijn heeft opgewekt dat hij in Duitsland bevoegd was als advocaat op te treden. Verweerder heeft tijdens de zitting desgevraagd aangegeven dat hij Duits recht heeft gestudeerd en inmiddels wel Rechtsanwalt is. Ten tijde van de behandeling van het dossier van klager was verweerder echter geen Rechtsanwalt, maar slechts een Nederlandse advocaat die adviseerde over het Duitse recht. Verweerder heeft aangegeven dat hij samenwerkt met een Duitse advocaat, die de procedures in Duitsland voor verweerder voert, daarbij, waar nodig, door verweerder geassisteerd.

5.2       Uit de volmacht die verweerder door klager heeft laten ondertekenen blijkt niet duidelijk wat nu precies de hoedanigheid van verweerder is. Verweerder noemt zichzelf in die volmacht namelijk Rechtsanwalt en laat zich machtigen voor procesvoering. Door deze woordkeuze en door vermelding van de term ‘Rechtsanwalt’ in plaats van ‘advocaat’, was voor klager niet duidelijk dat verweerder geen Rechtsanwalt was en dus niet zelf in Duitsland kon procederen. Verweerder heeft aldus bij klager verwarring gezaaid door zich Rechtsanwalt te noemen, terwijl hij enkel “doorgeefluik”was. Verweerder heeft dat onvoldoende duidelijk benoemd en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder had klager hierover juist en volledig moeten informeren. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.3       Klager verwijt verweerder dat hij hem heeft bijgestaan zonder dat hij bevoegd was om in Duitsland op te treden en zonder dat hij verzekerd was voor beroepsfouten. Uit de beoordeling van het eerste klachtonderdeel hiervoor blijkt al dat verweerder niet zelf in Duitsland als advocaat heeft opgetreden. Verweerder heeft klager enkel geadviseerd en heeft, op het moment dat in Duitsland procedures moesten worden gestart, een Duitse advocaat ingeschakeld om die procedures voor hem te voeren. Het is dan ook de Duitse Rechtsanwalt die heeft opgetreden en niet verweerder. Verweerder was bovendien wel verzekerd voor het adviseren over het Duitse recht, aangezien hij daarvoor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.4       Klager verwijt verweerder dat hij een Rechtsanwalt heeft ingeschakeld zonder klager hierover vooraf te informeren. In het dossier bevindt zich een volmacht waarbij klager aan de Duitse Rechtsanwalt een volmacht geeft om voor hem in Duitsland procedures te voeren. Deze volmacht is door klager voor akkoord ondertekend. Dit betekent dat onjuist is dat verweerder een Rechtsanwalt heeft ingeschakeld zonder klager daarover te informeren. Klager had immers door middel van de volmacht al kunnen en moeten weten dat een Duitse Rechtsanwalt zou worden ingeschakeld. Het derde klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 4

5.5       Klager verwijt verweerder dat hij hem opzettelijk heeft misleid ten aanzien van het Mahnverfahren. Verweerder heeft erkend dat hij klager onjuist heeft geïnformeerd. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij met klager had afgesproken dat een Mahnverfahren zou worden aanhangig gemaakt. Op een later moment is besloten om dit niet te doen, aangezien er onvoldoende bewijsmiddelen voor handen waren. Klager heeft toen met verweerder afgesproken dat het Mahnverfahren zou worden ingetrokken en dat een bodemprocedure zou worden gestart. Toen vervolgens toch voldoende bewijsmiddelen bleken te bestaan, heeft verweerder in eerste instantie toegezegd alsnog het Mahnverfahren op te starten. Verweerder heeft dat echter niet gedaan en heeft dat klager niet direct laten weten. Dat was onjuist. Verweerder heeft dit ook erkend, heeft zijn excuses aangeboden voor de door hem gemaakte fout en heeft met klager een passende regeling getroffen door een bedrag van € 1.000,00 als compensatie aan klager te retourneren. De raad is, mede gelet op dit handelen van verweerder, van oordeel dat door verweerder wel een fout is gemaakt, maar dat die niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 5

5.6       Klager verwijt verweerder dat hij tegen zijn zin een regeling heeft moeten treffen. Verweerder heeft, onweersproken door klager, gesteld dat klager zelf akkoord is gegaan met een regeling. De wederpartij heeft het initiatief tot de onderhandelingen genomen. Nadat een aantal maanden is onderhandeld, hebben partijen uiteindelijk een regeling getroffen. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat klager deze regeling niet wilde aangaan. Van dwang is geen sprake geweest. De uitkomst van een procedure is bovendien altijd onzeker, zodat niet gezegd kan worden dat het treffen van een regeling niet verstandig was. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 6

5.7       Klager verwijt verweerder dat hij niet of nauwelijks op de hoogte is gehouden over de voortgang van de procedures. Verweerder heeft verwezen naar zijn urenspecificatie, waaruit blijkt dat diverse uren zijn besteed aan besprekingen met klager en aan correspondentie met klager. Gelet op deze hoeveelheid aan uren, kan de raad niet vaststellen dat klager niet op de hoogte is gehouden. Er zijn immers tussen verweerder en klager regelmatige contacten geweest. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 7

5.8       Klager verwijt verweerder hoge declaraties te hebben gestuurd, zonder onderbouwing. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd aangegeven dat hij met klager de afspraak had gemaakt dat zou worden aangesloten bij het Duitse Rechtsanwaltvergütungsgesetz, een wet op basis waarvan de vergoeding waarop advocaten aanspraak kunnen maken in het geval van gerechtelijke procedures wordt berekend. Verweerder heeft zich aan de bepalingen van dit Rechtsanwaltvergütungsgesetz gehouden en heeft derhalve geen declaraties gezonden die hoger waren dan door klager mochten worden verwacht. De raad begrijpt dat het, voor de uitleg van verweerder ter zitting, voor klager moeilijk is geweest om te doorgronden waarom welke declaraties nu precies zijn gestuurd. Het zou verweerder gesierd hebben indien hij dat eerder aan klager had willen uitleggen, zoals ook door de deken werd aangegeven. Desalniettemin is de klacht ongegrond, aangezien verweerder geen kosten in rekening heeft gebracht die niet op voorhand met klager waren besproken.

Ad klachtonderdeel 8

5.9       Klager verwijt verweerder een bedrag aan griffierecht op zijn zakenrekening te hebben ontvangen, welk bedrag voor klager bestemd was. Door verweerder wordt gesteld dat dit bedrag aan klager is doorbetaald en door hem is ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager desgevraagd erkend dat hij het griffierecht inderdaad retour had ontvangen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      Gelet op de ernst van de aan verweerder verweten gedraging, wordt aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht deels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

-        verklaart klachtonderdelen 2 tot en met 8 ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft moeten maken, vastgesteld op € 50,00, binnen 4 weken aan deze te voldoen;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behandeling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2017.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2017

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen, hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl