Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-09-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2018:302
Zaaknummer
18-571
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheidings- en aanverwante procedure(s) kennelijk ongegrond. Van enig misbruik of een onjuiste houding jegens klager is de voorzitter niet gebleken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 26 september 2018
in de zaak 18-571
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 27 juli 2018 met kenmerk 17-0293/MV, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is verwikkeld (geweest) in gerechtelijke procedures met zijn ex-partner. Deze procedures betroffen onder meer het gezag over en de omgang met hun twee minderjarige kinderen.
1.2 Verweerder heeft de ex-partner van klager bijgestaan.
1.3 Op 2 november 2016 heeft verweerder namens de ex-partner een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank tot verkrijging van het eenhoofdig gezag. In het verzoekschrift heeft verweerder namens de ex-partner onder meer gesteld dat klager niet geschikt of kennelijk niet in staat is tot omgang met de kinderen.
1.4 (De advocaat van) klager heeft verweer gevoerd.
1.5 Bij tussenbeschikking van 28 maart 2017 heeft de rechtbank de eis van de ex-partner pro forma aangehouden in afwachting van de resultaten van een ouderschapsbemiddelingstraject.
1.6 Partijen hebben zich vervolgens gemeld bij de in het vonnis genoemde maatschappelijke organisatie Geijnwijs, die partijen vervolgens heeft doorverwezen naar de organisatie ‘Kind en ik’ voor ouderschapsbemiddeling.
1.7 Op 8 september 2017 heeft een gezinstherapeut van ‘Kind en ik’ partijen een conceptverslag toegestuurd waarin het ouderschapsbemiddelingstraject zoals dat tot dan toe is gevolgd, staat beschreven.
1.8 Klager heeft nog diezelfde dag aan de gezinstherapeut het volgende bericht:
“In aansluiting op de telefonisch ingesproken boodschap van hedenmiddag rond 16:00 uur, bevestig ik hierbij dat alle machtigingen om met mijn kinderen te overleggen en zaken voor mij te behandelen, bij deze zijn ingetrokken.
De aanleiding is de gang van zaken omtrent de wijze van verslaglegging, de procedurele fouten en met name de inhoud van zowel het trajectvoorstel als de tussentijdse verslaglegging. Op een later moment zal ik hierop inhoudelijk verder ingaan.”
1.9 Ook de ex-partner heeft op het conceptverslag gereageerd. De gezinstherapeut heeft beide reacties aan het verslag gehecht en dit verslag op 11 september 2017 aan partijen toegestuurd.
1.10 Op 15 september 2017 heeft verweerder de rechtbank gemeld:
“In bovengenoemde zaak treft u bijgaand aan een F9 formulier met een kopie van het verslag d.d. 11-09-2017.
Er is geen overeenstemming tussen partijen vanwege de houding van de man. Moeder verzoekt om beschikking omdat het lang genoeg heeft geduurd. Langer aanhouding biedt geen hoop. Geijnwijs weigert om verder te gaan met de man (zie verslag).”
1.11 Bij brief van 16 oktober 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) zonder enige voorafgaande minnelijke poging namens de ex-partner een verzoekschrift tot eenhoofdig gezag heeft ingediend;
Toelichting:
Klager werd plotsklaps geconfronteerd met het verzoekschrift dat hij via de rechtbank ontving. Verweerder heeft klager niet eerst in de gelegenheid gesteld om op dit voornemen te reageren. Verweerder heeft hiermee iedere mogelijkheid tot het vinden van een passende oplossing op voorhand uitgesloten. Dit heeft de broze gezondheid van klager geen goed gedaan.
b) een zeer negatieve houding heeft aangenomen jegens klager en zijn cliënte iedere constructieve suggestie heeft ontraden;
Toelichting:
Verweerder heeft zonder controle alle door de ex-partner aangeleverde argumenten aangevoerd. Het boeken van succes heeft voor verweerder kennelijk zwaarder gewogen dan het evenwichtig benaderen van de zeer kwetsbare positie van (onder meer) klager. De aangevoerde feiten zijn onjuist, overdreven en zwaar aangezet. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de gedragscode voor advocaten in het personen en familierecht. Volgens deze gedragscode dient een advocaat zijn cliënt te overtuigen van de noodzaak van een constructieve en oplossingsgerichte benadering. Dat heeft verweerder niet gedaan.
c) in het verzoek van 15 september 2017 aan de rechtbank heeft gemeld dat klager niet heeft willen meewerken.
Toelichting:
Verweerder heeft zich gebaseerd op en misbruik gemaakt van een uiterst kwalijk rapport van het bureau ‘Kind en Ik’. In dit rapport ontbreekt niet alleen een reactie van klager maar uit het rapport blijkt ook dat het een en ander mis was gegaan tussen klager en dit bureau. Verweerder heeft hieraan ten onrechte de conclusie verbonden dat klager niet heeft willen meewerken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. Verweerder verzoekt de klacht niet-ontvankelijk te verklaren nu niet helder is welke gedragsregel geschonden zou zijn. Verweerder betwist (subsidiair) tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Toen de ex-partner zich bij verweerder meldde, speelden er al jaren moeilijkheden binnen het gezin. Er is diverse hulpverlening aan te pas gekomen. Er was geen communicatie tussen partijen. Volgens de cliënte van verweerder is klager niet geschikt of kennelijk niet in staat tot omgang met de kinderen. Om die reden wenste zij het eenhoofdig gezag en heeft zij zich tot verweerder gewend. Het indienen van een verzoekschrift is in zo’n situatie de beste methode om ook de Raad voor de Kinderbescherming er bij te betrekken. Onjuist is dat klager niet op de hoogte was. Voordat verweerder in beeld kwam was er al het nodige aan vooraf gegaan. Niets stond klager in de weg om een voorstel tot een minnelijke regeling te doen, ook het verzoekschrift niet. Klager heeft zelf niets ondernomen om tot communicatie of een regeling te komen.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Verweerder heeft zich aan de gedragsregels voor advocaten gehouden. Daarin staat geen specifieke regeling voor advocaten in het personen en familierecht. Verweerder heeft slechts de belangen van zijn cliënte behartigd en de feiten weergegeven zoals hij die van zijn cliënte heeft vernomen en zoals die volgen uit de beschikbare rapporten. Verweerder betwist een zeer negatieve houding te hebben aangenomen jegens klager en ook dat hij zijn cliënte iedere constructieve suggestie heeft ontraden. Klager heeft dit ook niet aangetoond. Bovendien heeft klager zelf het ouderschapsbemiddelingstraject beëindigd.
Ad klachtonderdeel c)
3.4 Klager wilde niet meer meewerken nu hij het ouderschapsbemiddelingstraject heeft beëindigd. Om die reden heeft verweerder de rechtbank verzocht om een beschikking te wijzen respectievelijk om de procedure te vervolgen.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter dient eerst het niet-ontvankelijkheidsverweer van verweerder te beoordelen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat klager niet (voldoende) helder heeft gemaakt welke gedragsregel door verweerder geschonden zou zijn. De voorzitter overweegt dat dit geen grond is voor het niet-ontvankelijk verklaren van een klacht. Voor de vraag of een klager in zijn klacht kan worden ontvangen is van belang of klager een rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval en daarmee is klager ontvankelijk in zijn klacht. Of klager zijn stellingen, waaronder die dat sprake is van een schending van een gedragsregel of -code, voldoende aannemelijk heeft gemaakt is een vervolgvraag die hierna, bij de (inhoudelijke) beoordeling van de klacht, aan de orde zal komen.
4.2 Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline brengen de gedragsregels de normen onder woorden die door een advocaat bij de uitoefening van zijn beroep in acht moeten worden genomen. Deze normen zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. De tuchtrechter dient het aan de advocaat verweten gedrag te toetsen aan de normen zoals omschreven in artikel 46 Advocatenwet. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.3 De voorzitter stelt vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
4.4 Niet kan worden gezegd dat verweerder gehouden was om zich eerst tot klager te wenden voordat hij het verzoekschrift bij de rechtbank zou indienen. Een wettelijke regeling daartoe ontbreekt. Ook de (destijds van toepassing zijnde) Gedragsregels 1992 kennen hiervoor geen regeling. Verweerder heeft een afweging gemaakt die hij mocht maken in het belang van zijn cliënte. Volgens verweerder was er al het nodige tussen partijen gebeurd en geprobeerd voordat de ex-partner van klager verweerder heeft ingeschakeld en verzocht om een verzoekschrift in te dienen. Verweerder heeft toegelicht dat en waarom hij en zijn cliënte meenden dat dit de juiste route was, ook omdat er geen communicatie mogelijk was. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat verweerder hierbij de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Dat klager zich door de gang van zaken overvallen heeft gevoeld en dat dit zijn gezondheid niet ten goede is gekomen kan zo zijn, maar dit doet aan het voorgaande niet af. Als klager daadwerkelijk een minnelijke regeling had voorgestaan, dan stond het hem uiteraard vrij om – ook na ontvangst van het verzoekschrift – hiertoe zelf het initiatief te nemen. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen aan de zijde van verweerder is de voorzitter niet gebleken. Klachtonderdeel a oordeelt de voorzitter kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.5 De voorzitter overweegt dat het verweerder vrijstond om de stellingen aan te voeren zoals hij heeft gedaan. Verweerder mocht afgaan op de feiten en argumenten die zijn cliënte hem heeft aangeleverd. Een advocaat is in zijn algemeenheid niet gehouden om de juistheid van die informatie bij zijn cliënt te verifiëren, behoudens uitzonderingsgevallen. Van een uitzonderingssituatie is de voorzitter niet gebleken. Verweerder behoefde de juistheid dus niet te controleren zoals klager heeft gesteld. Dat klager zich in die stellingen en/of argumenten niet heeft kunnen vinden, kan zo zijn maar dit is over het algemeen inherent aan het voeren van een juridische procedure waarbij partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het is dan aan de wederpartij om daarop gemotiveerd verweer te voeren, zoals hier ook is geschied. Het is vervolgens aan de rechter om die stellingen te wegen en daarover te oordelen.
4.6 Of verweerder zijn cliënte een constructieve suggestie heeft ontraden, zoals klager heeft gesteld, heeft de voorzitter niet kunnen vaststellen maar is voor de beoordeling van de klacht ook niet relevant. De tussen verweerder en zijn cliënte afgesproken strategie is iets wat zich binnen de vertrouwensrelatie tussen de advocaat en de cliënt afspeelt en waar derden – zoals klager – buiten staan. Klager kan zich daar dan ook niet over beklagen. De door klager genoemde gedragscode voor advocaten in het personen en familierecht kan hem evenmin baten. Op welke code klager precies doelt, is de voorzitter niet helder nu klager deze niet heeft gespecificeerd en niet heeft overgelegd. Zoals hiervoor in 4.2 is overwogen, toetst de tuchtrechter het aan de advocaat verweten gedrag aan de normen zoals omschreven in artikel 46 Advocatenwet. Daarvan maakt de door klager genoemde gedragscode, wat daar verder ook van zij, geen deel uit. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende ruime vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager niet overschreden. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.7 De voorzitter stelt vast het bureau ‘Kind en ik’ klager en de ex-partner in de gelegenheid hebben gesteld om op het conceptverslag van 8 september 2017 te reageren. Klager en de ex-partner hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en hun reacties zijn aan het verslag van 11 september 2017 gehecht. Onjuist is dus dat klager niet op het rapport heeft gereageerd of heeft mogen reageren. Dat klager het niet eens was met de manier van werken van het bureau, kan zo zijn maar dit maakt het voorgaande niet anders. Niet valt in te zien dat en waarom verweerder geen gebruik van dit verslag heeft mogen maken. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld en gemotiveerd. Verweerder mocht dit rapport in het belang van zijn cliënte toesturen met de mededeling dat er geen overeenstemming was bereikt ‘vanwege de houding’ van klager. Niet kan worden gezegd dat verweerder hiermee evidente onwaarheden heeft verkondigd. Immers, uit de stukken volgt dat klager - na ontvangst van het conceptrapport - niet meer met de gezinstherapeut wilde werken. Verweerder mocht de rechtbank dus berichten zoals hij heeft gedaan. Bovendien heeft klager daarna nog de gelegenheid gehad om in het kader van de gerechtelijke procedure zijn visie op het rapport nader toe te lichten. Het is vervolgens aan de rechter om de waarde van het rapport te beoordelen, niet aan één der partijen. Van enig misbruik door verweerder is de voorzitter dan ook niets gebleken. Klachtonderdeel c is eveneens kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 26 september 2018.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 26 september 2018.