Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-07-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:129
Zaaknummer
17-066/DB/OB
Inhoudsindicatie
Klagers niet ontvankelijk omdat ze niet in hun eigen belang zijng geschaad.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 3 juli 2017
in de zaak 17-066/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 7 september 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 januari 2017 met kenmerk 48/16/124K , door de raad ontvangen op 25 januari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2017 in aanwezigheid van klager sub 1, mede namens klaagster sub 2, en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 24 januari 2017, met bijlagen;
- de brief van klagers dd. 23 februari 2017, met bijlagen, ontvangen op 2 maart 2017.
1.5 De raad heeft bij tussenbeslissing van 8 mei 2017 klagers in de gelegenheid gesteld om aan te geven op grond waarvan zij, anders dan het uitoefenen van klachtrecht in het algemeen belang, zij menen door het handelen van verweerder in hun eigen belang te zijn getroffen en verweerder om daarop te reageren. Klagers hebben bij brief van 19 mei 2017 gereageerd en verweerder bij brief dd. 30 mei 2017.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de tussenbeslissing van de raad van 8 mei 2017.
3 BEOORDELING
3.1 De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De raad zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.
3.2 Klagers hebben in hun reactie van 19 mei 2017 betoogd dat de raad in zijn beslissing van 8 mei 2017 ten onrechte heeft vastgesteld dat de klacht door klagers op persoonlijke titel en niet (mede) namens hun cliënt is ingediend. De raad overweegt hierop het volgende. De (tucht)rechter die in een tussenbeslissing een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist is hieraan, in beginsel, in het verdere verloop van het geding gebonden. Deze gebondenheid heeft een op beperking van het debat gerichte functie (HR 4 mei 1984, nr 12141,LJN AG 4805, NJ 1985/3). Enkel indien de (tucht)rechter is gebleken dat een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing, berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, is bevoegd om, nadat partijen de gelegenheid hebben gehad zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing. Hiervan is in deze geen sprake, zodat de raad gebonden is aan de bij beslissing van 8 mei 2017 gegeven eindbeslissing ten aanzien van de vraag door wie de klacht is ingediend. Voor zover klagers zich met dit oordeel niet kunnen verenigen, staat de mogelijkheid voor het instellen van hoger beroep tegen deze beslissing bij het Hof van Discipline tegelijk met het instellen van hoger beroep van de onderhavige beslissing open.
3.3 Ter beoordeling aan de raad ligt voor de vraag of klagers door het handelen van verweerder in hun eigen belang zijn getroffen. Klagers hebben hun eigen belang als volgt verwoord: “Willen wij als advocaten-scheidingsmediators in ons werk goed voor onze cliënten kunnen functioneren, dan moeten collegae advocaten-scheidingsmediator zich aan de regels houden. (……) Partijen en hun advocaten moeten erop kunnen vertrouwen dat deze bepalingen worden nageleefd. Wanneer dat niet gebeurt (zoals in de zaak …..) wordt daardoor niet alleen het belang van de cliënt ( in casu de heer … ) in ernstige mate getroffen, maar ook het belang van de advocaten. Zij kunnen gedupeerden (zoals de heer ….) niet adequaat adviseren. (…… Niet alleen de heer … namens wie mede de klacht is ingediend, als klagers zijn in hun eigen belang getroffen en hebben dan ook een eigen belang bij een uitspraak. Natuurlijk is daarmee ook het algemeen belang gediend. Maar dat algemeen belang is geen doel op zich.”
3.4 De raad overweegt dat hetgeen door klagers naar voren wordt gebracht nu juist het algemeen belang betreft, ter zake waarvan het klachtrecht aan de deken toekomt, dan wel een als advocaten van hun cliënt afgeleid belang, waardoor niet klagers in hun eigen belang zijn geschaad, maar waardoor hun cliënt in zijn belang kan zijn getroffen.
3.5 De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. L. R.G.M. Spronken en J.J.F.E. Kikken , leden, bijgestaan door mr. I. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2017
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2017
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl