Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:304

Zaaknummer

17-610

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing: verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 13 augustus 2018

in de zaak 17-610

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline van 29 november 2018 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 8 december 2016 heeft klager zich bij verweerder en het Hof van Discipline beklaagd over verweerder. Bij verwijzingsbeslissing van 9 december 2016 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken in het arrondissement Midden-Nederland.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 augustus 2017 met kenmerk 17-0009/FH/sd, door de raad ontvangen op 9 augustus 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 november 2017 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde dag aan klager is verzonden.

1.4    Bij brief van 20 december 2017, door de raad op diezelfde dag per fax en op 27 december 2017 ook per post ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 december 2017.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op. 

 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    de voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld;

b)    de beslissing van de voorzitter is niet voorzien van een deugdelijke motivering en in strijd met jurisprudentie van de raad;

c)    de klacht is voldoende duidelijk en dient inhoudelijk te worden behandeld en niet te worden afgedaan op het ontbreken van feiten;

d)    de opmerking van de voorzitter dat klager weinig coöperatief zou zijn geweest (4.14) is vooringenomen.

3.2    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen het verzet verweerd.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. H. Dulack, K.F. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2018.

 

Griffier                                                                      Voorzitter

 

Verzonden d.d. 13 augustus 2018.