Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-07-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2017:111
Zaaknummer
16-934/DH/DH
Inhoudsindicatie
Vrijheid advocaat wederpartij. Advocaat mag in beginsel afgaan op de juistheid van de door zijn cliënt verstrekte informatie. Onjuistheid overgelegde verklaring en inhoud akte niet vast komen te staan. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 3 juli 2017
in de zaak 16-934/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 16 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 3 oktober 2016 met kenmerk K147 2016 dk/ksl, door de raad ontvangen op 3 oktober 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met voorafgaande kennisgeving niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder staat de wederpartij van klager bij in een kwestie omtrent verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen en schulden van klager en zijn ex-echtgenote, alsmede over de verrekening tussen hen van over en weer gemaakte kosten.
2.2 Met name over de verkoop van de (voormalig) echtelijke woning van klager en zijn ex-echtgenote zijn tussen hen al diverse procedures gevoerd, onder meer een procedure in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Bosch.
2.3 In deze procedure heeft verweerder een e-mail overgelegd van een makelaar, de heer K., aan hem d.d. 15 januari 2016, waarvan de inhoud als volgt luidt
“Zoals telefonisch besproken bevestig ik hierbij het volgende. Ik heb de afgelopen maanden diverse malen bij het [adres] voor een dichte deur gestaan. De bewoner heeft nooit de deur voor mij opgedaan. Ik heb één maal [klager] telefonisch gesproken maar hij wilde mij geen toegang verlenen.”
2.4 Klager heeft naar aanleiding hiervan contact opgenomen met de heer K. en is op 18 januari 2016 bij hem op kantoor langs geweest.
2.5 Bij e-mail van 19 januari 2016 heeft klager aan de heer K. onder meer het volgende bericht:
“Ik heb in ons gesprek naar u het vermoeden uitgesproken dat [verweerder] u er toe aangezet heeft deze e-mail als zodanig op te stellen met als doel deze in te brengen in de juridische procedure. Hetgeen u bevestigd heeft. Naar aanleiding daarvan heeft u mij toegezegd de inhoud van deze e-mail richting [verweerder] te zullen rectificeren.”
2.6 De heer K. heeft de verzochte rectificatie ondanks herhaald verzoek daartoe niet aan klager doen toekomen.
2.7 In de procedure bij het Gerechtshof Den Bosch heeft verweerder in een antwoordakte het volgende gesteld:
“(…) Ook recent is weer gebleken dat [klager] (nog steeds) weigert om bezichtigingen toe te staan, terwijl de opdracht die aan [de makelaar is] gegeven nu zelfs heeft geleid tot een concreet bod van maar liefst € 315.000,- k.k., zulks onder voorbehoud van technische inspectie.
Het probleem is dus nu nog steeds (of: wederom) dat [klager] ook deze bezichtiging niet toestaat waardoor de potentiele koper dreigt af te haken. Er is dus nu serieuze belangstelling. Door de houding van [klager] is de woning nu nog steeds niet verkocht.
5. Onjuist en gezocht is verder de stelling van [klager] dat zich nimmer een makelaar heeft aangediend. Dat is dus wel het geval (…) maar ook nu stuit de huidige makelaar op de tegenwerking van [klager] bij de bezichtigingen.”
8. (…) Tegenover de behandelend makelaar (…) heeft [klager] zich (in een gesprek bij de buitendeur van de woning, K. werd niet door [klager] binnengelaten) laten ontvallen dat hij de woning voor ca. € 225.000,- wil verkopen aan een kennis van hem die bereid zou zijn om [klager] vervolgens in de woning te laten zitten tegen betaling van een zeer schappelijke huurprijs. Daarin ligt dus kennelijk het belang van [klager] om niet mee te werken aan de verkoop (…).”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de gedragsregels 1, 3, 5 en 30 heeft overtreden door:
a) in de procedure bij het Gerechtshof Den Bosch de onder 2.3 genoemde e-mail over te leggen, welke e-mail in strijd is met de waarheid en op uitdrukkelijke instigatie van verweerder is opgesteld met als doel die in de procedure over te kunnen leggen;
b) in de in de procedure bij het Gerechtshof ingediende antwoordakte de onder 2.7 geciteerde passages op te nemen, die in strijd zijn met de waarheid.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Verweerder betwist dat hij de makelaar heeft aangezet tot het opstellen van een valse verklaring. Volgens hem is de verklaring juist en waarheidsgetrouw en heeft hij, verweerder, niemand aangezet tot het opmaken van een verklaring in strijd met de waarheid. Klager stelt weliswaar dat de makelaar de verklaring heeft teruggenomen, maar dat blijkt niet uit de zich in het dossier bevindende stukken. Integendeel. Daaruit blijkt dat klager de makelaar weliswaar herhaaldelijk om rectificatie heeft gevraagd, maar dat op dat verzoek door de makelaar nooit is ingegaan. Evenmin blijkt uit de stukken dat de makelaar zelf heeft erkend dat hij, zoals klager stelt, de verklaring op aandringen van verweerder zou hebben opgesteld en rectificatie zou hebben toegezegd.
5.3 Nu derhalve de juistheid van het door klager in dit verband gestelde niet is komen vast te staan, is dit klachtonderdeel naar het oordeel van de raad ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.4 Ten aanzien van de inhoud van de antwoordakte heeft verweerder zich op het standpunt gesteld daarmee slechts het standpunt van zijn cliënte te hebben weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat verweerder op dat moment aan de juistheid van dat standpunt van zijn cliënte moest twijfelen. Ook dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de raad derhalve ongegrond. Eventuele latere ontwikkelingen die de beoordeling van verweerder wellicht anders zouden hebben kunnen maken, spelen bij de beoordeling of klager ten tijde van het indienen van de antwoordakte en het opnemen daarin van de gewraakte passages klachtwaardig heeft gehandeld, naar het oordeel van de raad geen rol.
5.5 Samenvattend is ten aanzien van de beide klachtonderdelen in het onderhavige geval noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, J.H.M. Nijhuis, P. Rijpstra en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2017.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2017 verzonden .