Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:96

Zaaknummer

16-1000

Inhoudsindicatie

In het onderhavige  geval werden er twee strafzaken van een cliënt, achter elkaar, in hoger beroep bij hetzelfde hof behandeld. Verweerder stond de cliënt bij in de eerste zaak en klager in de tweede zaak. Verweerder mocht bij de behandeling van de eerste zaak op een vraag van het hof over de rechtsbijstand in de tweede zaak, niet meedelen dat hij de cliënt ook in de tweede zaak bijstond, nu hij daartoe geen opdracht had. Hij had zich er in ieder geval van moeten vergewissen of er geen andere advocaat voor de cliënt in de tweede zaak optrad, temeer daar hij in het geheel niet bekend was met de inhoud van die zaak. Van belang is dat de cliënt zelf niet ter zitting was verschenen. De collega-advocaat (klager) is niet-ontvankelijk in zijn klacht over de kwaliteit van het pleidooi van verweerder in de tweede zaak. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels gegrond. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 15 mei 2017

in de zaak 16-1000

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 11 januari 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 26 oktober 2016 met kenmerk 2016 KNN010, door de raad ontvangen op 27 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2017 in aanwezigheid van klager. Verweerder is zonder opgaaf van reden niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager trad op basis van een toevoeging op als advocaat van M. die voor de politierechter moest verschijnen op verdenking van rijden onder invloed. De politierechter heeft M. bij vonnis d.d. 17 september 2014 onder meer tot een voorwaardelijke geldboete van € 350,- veroordeeld.

2.2    Klager heeft voor M. hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld bij het gerechtshof [naam] te [plaats]. Klager heeft een toevoeging voor dit hoger beroep verkregen en de processtukken in appèl ontvangen.

2.3    In hoger beroep is de cliënt van klager gedagvaard tegen 16 december 2015. Een afschrift van de appèldagvaarding is aan klager als raadsman toegezonden. Klager heeft zich schriftelijk gesteld.

2.4    Op 16 december 2015 heeft klager zich bij de bode van het paleis van justitie gemeld. De zaak van M. zou om 9.40 uur worden behandeld; klager stond als raadsman voor M. genoteerd.

2.5    Op 16 december 2015 vond om 9.00 uur (eveneens bij het gerechtshof [naam] te [plaats]) de behandeling in hoger beroep plaats van een andere strafzaak (winkeldiefstal) tegen dezelfde M., waarbij verweerder optrad als advocaat van M. M. was bij de mondelinge behandeling niet aanwezig.

2.6    Tijdens de behandeling van de zaak van 9.00 uur heeft één van de raadsheren aan verweerder gevraagd of hij ook gemachtigde was in de tweede zaak. Verweerder heeft bevestigend geantwoord. De advocaat-generaal heeft vervolgens beide zaken van M. voorgedragen.

2.7    Verweerder heeft tijdens de behandeling ter zitting (in de zaak die om 9.40 uur zou worden behandeld) meegedeeld dat het hoger beroep zich met name richtte op de strafmaat.

2.8    Bij arrest van 16 december 2015 heeft het gerechtshof in de hierboven onder 2.4 vermelde zaak M. veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 250,-. 

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zich ter zitting van het gerechtshof [naam] te [plaats] als gemachtigd advocaat van M. heeft gepresenteerd en als zodanig is opgetreden in een zaak waarin klager als (toegevoegd) advocaat optrad.

Toelichting

Klager had zich in de strafzaak bij het gerechtshof [naam] die op 16 december 2015 om 9.40 uur zou worden behandeld, als advocaat van M. gesteld en had ook de stukken van de zaak ontvangen. Daaraan voorafgaand, om 9.00 uur, vond de behandeling van een andere zaak van M. plaats bij het gerechtshof, waarin verweerder als advocaat van M. optrad. Bij de behandeling van de zaak van 9.00 uur heeft verweerder echter, (desgevraagd) ten onrechte aan het gerechtshof meegedeeld dat hij ook gemachtigd was voor M. op te treden in de zaak die om 9.40 uur zou worden behandeld. Het gerechtshof heeft in beide zaken einduitspraak gedaan en M. in de zaak van 9.40 uur veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 250,-.

b)    verweerder in strijd met de zorg, die hij als advocaat behoort te betrachten, onvoldoende heeft gepleit en daardoor M. heeft benadeeld.

Toelichting

Verweerder heeft slechts een strafmaatverweer gevoerd. Ten onrechte is nagelaten om het alcoholslotprogramma bij het pleidooi te betrekken, terwijl er in de jurisprudentie inmiddels een ontwikkeling was ten voordele van cliënt. M. is in hoger beroep geconfronteerd met een uitspraak met een zwaardere sanctie dan in het vonnis waarvan beroep.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder staat al een aantal jaren een vriendin van M. en haar zus bij als advocaat. Destijds had M. klager als advocaat, maar op enig moment heeft M. ook zijn strafzaken bij verweerder neergelegd.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Door een toevallige samenloop van omstandigheden zijn de beide onder 2.4. en 2.5 genoemde zaken direct na elkaar behandeld. Verweerder had de opdracht om voor M. op de zitting van 16 december 2015 te verschijnen en een strafmaatverweer te voeren. M. heeft direct na de zitting aan verweerder bevestigd dat verweerder die dag voor alle zaken aanwezig moest zijn. Verweerder zou nimmer als advocaat naar een zitting gaan en zich als advocaat stellen als er een andere advocaat bekend is. Tijdens de zitting is niet gemeld dat klager zou komen of dat hij zich al had gemeld. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    In de zaak waarin klager, namens M., hoger beroep heeft ingesteld, heeft verweerder ter zitting aangegeven niets inhoudelijks te kunnen meedelen, maar hooguit iets over de persoonlijke omstandigheden van M.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Beoordeeld moet worden of verweerder heeft gehandeld zoals een behoorlijk betaamt. Vaststaat dat verweerder op de zitting van het gerechtshof [naam] te [plaats] desgevraagd aan het hof heeft meegedeeld dat hij niet alleen in de zaak van 9.00 uur, waarin hij zich voor M. had gesteld, optrad maar ook in de volgende zaak van M. die om 9.40 uur werd behandeld en die betrekking had op een ander vermeend strafbaar feit, terwijl niet gebleken is dat M. hem daartoe opdracht had gegeven. Integendeel, vaststaat dat M. klager opdracht had gegeven hem bij te staan in die zaak. Verweerder heeft erkend dat hij inhoudelijk niets van die zaak wist. Hoewel niet is komen vast te staan dat verweerder ook wist dat klager in de zaak van 9.40 uur de belangen behartigde van M., oordeelt de raad het in de geschetste omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder, zonder zich ervan te vergewissen of er geen andere advocaat voor M. optrad, aan het hof heeft meegedeeld dat hij ook in die zaak van 9.40 uur voor M. optrad, terwijl hij niets van die zaak afwist. Daardoor is klager niet in staat is gesteld de belangen van M. in die zaak te behartigen. Verweerder was niet de advocaat van M. in die zaak en heeft het hof onjuist geïnformeerd, wat des te ernstiger is omdat een advocaat op zijn woord wordt geloofd. Het feit dat M. achteraf akkoord is gegaan met deze gang van zaken maakt het oordeel van de raad niet anders. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    De raad overweegt dat het klachtrecht slechts toekomt aan degene die in een eigen belang is getroffen. Klager heeft als advocaat geen eigen belang bij de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder aan M. Daarover kan slechts de cliënt klagen. De raad is dan ook van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in dit klachtonderdeel wegens een gebrek aan eigen belang.

 

6    MAATREGEL

6.1    De raad houdt rekening met de ernst van de gedraging en de omstandigheden van het geval, waarbij de raad zwaar laat wegen dat verweerder in strijd met de waarheid aan het hof heeft meegedeeld dat hij de advocaat van M. was, terwijl hij daartoe geen opdracht had van M. en ook niet is gebleken van omstandigheden waaruit een (impliciete) opdracht zou kunnen worden afgeleid. Daardoor is klager niet in staat geweest de belangen van zijn cliënt in de zaak van 9.40 uur te behartigen, terwijl verweerder bovendien inhoudelijk niets van die zaak afwist. Op grond van bovenstaande oordeelt de raad onderstaande maatregel passend.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b niet-ontvankelijk;

-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, E.H. de Vries, E.A.C. van de Wiel, M.A. Pasma, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2017.

 

Griffier                                                                      Voorzitter

 

Verzonden d.d. 15 mei 2017