Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:138

Zaaknummer

17-452/DB/OB

Inhoudsindicatie

Klacht niet-ontvankelijk omdat de klacht ziet op een vermeend nalaten van verweerder in augustus 2012 tot medio 2016. Niets ondernomen terwijl van hem mocht worden verwacht dat hij navraag deed.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 4 juli 2017

 

in de zaak 17-452/DB/OB

 

klager

 

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 15 juni 2017 met kenmerk 48/16/120K, door de raad ontvangen op 16 juni 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      In augustus 2011 heeft een voorval tussen (de zoon van) klager en vier meisjes plaatsgevonden. Door de meisjes is aangifte gedaan tegen klager wegens bedreiging met een vuurwapen. Deze aangifte heeft geleid tot een huiszoeking bij klager, welke weer heeft geleid tot een strafzaak tegen klager wegens verboden wapenbezit.

1.2      Klager heeft zich omstreeks medio 2012/augustus 2012 tot verweerder gewend met het verzoek hem in die strafzaak bij te staan. Verweerder heeft klager tijdens de zitting op 25 oktober 2012 bijgestaan.

1.3      De gemachtigde van klager heeft bij brief van 26 augustus 2016 namens klager bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder als voormalig advocaat van klager, naar klager medio 2016 van het Openbaar Ministerie heeft vernomen, ondanks opdracht van klager daartoe, geen aangifte heeft gedaan tegen vier meisjes wegens mishandeling in vereniging van zijn zoon in augustus 2011 en van het doen van een valse aangifte tegen klager.

 

3             VERWEER

3.1      Klager heeft zich medio 2012 tot verweerder gewend met het verzoek hem in de stafzaak bij te staan. Klager heeft verweerder geen opdracht verstrekt om aangifte tegen de vier meisjes te doen. Voor zover klager dat wel gedaan zou hebben, had hij al op 25 oktober 2012, toen verweerder hem bijstond in zijn strafzaak wegens verboden wapenbezit, redelijkerwijs kunnen weten dat er geen aangifte was opgesteld. De strafzaak was immers het gevolg van het gebeuren met de meisjes. Bij een huiszoeking was een vuurwapen aangetroffen. Reden voor de huiszoeking was de aangifte van de meisjes. Het dossier, waarvan geen kopie is behouden, is op 14 augustus 2014 naar de opvolgende advocaat van klager toegestuurd. Ook toen had klager kunnen weten dat er geen aangifte was opgesteld. Klager heeft langer dan drie jaar niets van zich laten horen. Reden waarom de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.2      Verweerder betwist dat klager hem opdracht heeft gegeven aangifte te doen. Uit niets blijkt dat klager verweerder die opdracht heeft verstrekt. Voorzover de klacht ontvankelijk is dient deze ongegrond te worden verklaard.

 

4             BEOORDELING

4.1      Vast staat dat verweerder klager heeft bijgestaan in een strafzaak in de periode augustus-oktober 2012. Klager stelt in die periode aan verweerder opdracht te hebben gegeven om aangifte doen tegen vier meisjes wegens de gebeurtenissen in augustus 2011. Klager stelt medio 2016 desgevraagd van het Openbaar Ministerie te hebben vernomen dat door verweerder geen aangifte is gedaan tegen de vier meisjes.

4.2      Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a wordt een klacht indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard.

4.3      Vooropgesteld wordt dat het klachtdeel dat betrekking heeft op het door verweerder niet gedaan zijn van aangifte tegen vier meisjes wegens mishandeling in vereniging van klager’s zoon in augustus 2011 namens klager is  ingetrokken bij brief van 19 oktober 2016, zodat dit geen bespreking behoeft.

Voor het overige wordt overwogen als volgt. Vast staat dat klager zich medio 2012 tot verweerder heeft gewend met het verzoek hem in een strafzaak bij te staan en dat verweerder klager in die strafzaak op 25 oktober 2012 heeft bijgestaan. Klager stelt dat hij verweerder in of omstreeks augustus 2012 opdracht heeft gegeven om aangifte te doen tegen vier meisjes en dat verweerder zulks heeft nagelaten. Verweerder stelt dat hiertoe geen opdracht is gegeven. Het dossier bevat geen aanwijzingen van het tegendeel. Uitgaande niettemin van de juistheid van de stelling van klager dat hij bedoelde opdracht heeft verleend, wordt overwogen als volgt. Klager heeft zich hierover op 26 augustus 2016, derhalve meer dan drie jaar later, bij de deken beklaagd. De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat de termijn zoals bedoeld in artikel 46g lid 1 sub a pas medio 2016 is ingegaan omdat hij toen pas van het Openbaar Ministerie vernomen heeft dat geen aangifte was gedaan. Voorzover klager in augustus 2012 opdracht aan verweerder heeft verstrekt, had van hem verwacht mogen worden dat hij daarnaar binnen redelijke termijn bij verweerder navraag zou hebben gedaan, hetgeen hij evenwel heeft nagelaten. Dit geldt temeer gelet op de kennelijke samenhang tussen de reeds in oktober 2012 door verweerder voor klager gevoerde strafzaak wegens verboden wapenbezit en de onderwerpelijke aangifte tegen klager wegens bedreiging met een vuurwapen. Nu klager van augustus 2012 tot medio 2016 zelf vier lang niets heeft ondernomen, zal de voorzitter  de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 4 juli 2017

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 juli 2017

                                                                         

verzonden aan:

- klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant   binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl