Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-07-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:135
Zaaknummer
17-490/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verweerder onbereikbaar, onduidelijk of, en zo ja waar, hij kantoor houdt. Niet gebleken dat zijn kantoororganisatie op orde is en dat hij is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid. Deken opnieuw gefrustreerd in zijn toezichthoudende taak. Verzoek tot schorsing met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd toegewezen.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 13 juli 2017
in de zaak 17-490/DB/L/d
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet van
de deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 27 juni 2017 met kenmerk K 17-069 , door de raad ontvangen op 29 juni 2017, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg een verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet bij de raad ingediend.
1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerder bij (aangetekend) schrijven van 29 juni 2017 opgeroepen om ter zitting van de raad van 10 juli 2017 te verschijnen. De oproepingsbrieven zijn verzonden naar de beide bij de raad bekend zijnde adressen van verweerder alsook per e-mail.
1.3 Ter zitting is verschenen de deken, vergezeld van mevrouw mr. H., stafjurist. Verweerder is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 27 juni 2017, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Bij e-mailbericht d.d. 13 april 2017 heeft de deken verweerder verzocht om hem binnen een week te berichten op welk adres verweerder als advocaat feitelijk, digitaal en telefonisch bereikbaar is.
2.2 Omdat verweerder niet op het e-mailbericht van de deken d.d. 13 april 2017 had gereageerd, heeft de deken verweerder bij e-mailbericht d.d. 4 mei 2017 opgeroepen voor een gesprek in de dekenkamer op 11 mei 2017. De deken heeft in zijn e-mailbericht d.d. 4 mei 2017 voorts aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij zich zorgen maakt over verweerders praktijkvoering op basis van signalen die de deken hadden bereikt. Zo had de deken bericht ontvangen dat het kantoorpand te S, alwaar verweerder volgens de in het BAR-systeem geregistreerde gegevens kantoor zou houden, leeg zou staan en dat dit pand reeds op 5 september 2016 zou zijn verkocht. Voorts had de deken bericht ontvangen dat verweerder niet bereikbaar zou zijn en dat hij niet was verschenen in het kader van het project “advocaat voor de klas”.
2.3 Tijdens het gesprek in de dekenkamer op 11 mei 2017 heeft verweerder aan de deken medegedeeld dat hij werkte aan de afwikkeling van zijn advocatenpraktijk. De deken heeft verweerder bij gelegenheid van het gesprek verzocht om diezelfde dag een document te overleggen ten bewijze van een geldende beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Voorts heeft de deken verweerder verzocht om hem binnen een week te verstrekken een plan van aanpak ter afwikkeling van zijn advocatenpraktijk, waarin vermeld de datum van schrapping (op eigen verzoek) van het tableau. De deken heeft de inhoud van het gesprek bevestigd bij e-mailbericht d.d. 11 mei 2017.
2.4 Bij e-mailbericht d.d. 26 mei 2017 heeft verweerder de deken als volgt bericht:
“(…) Ik verzeker u dat er dekking is en hoopte zsm u de polis toe te zenden, deze polis heb ik nog niet ontvangen. Reden waarom ik intussen verwijs naar onderstaand bericht, inmiddels 1 week oud, waarin is bevestigd door N. dat er dekking is.(…)
Bij verweerders e-mailbericht was gevoegd een e-mailbericht van Nationale Nederlanden d.d. 18 mei 2017 waarin aan verweerder werd medegedeeld:
“Zoals telefonisch besproken, kunnen wij u bevestigen dat wij de premie hebben ontvangen en er weer dekking is op de polis! (…)”
2.5 Bij brief d.d. 29 mei 2017 heeft de deken aan verweerder een kantoorbezoek aangekondigd op 1 juni 2017, waarbij een bezoek zou worden gebracht aan het kantoorpand te S, welk pand in het BAR-systeem als kantooradres was geregistreerd. Omdat verweerder aan de deken had medegedeeld dat zijn praktijk echter niet langer vanuit het adres te S werd gevoerd, maar vanuit een adres te M, heeft de deken aangekondigd dat op 1 juni 2017 eveneens een bezoek aan het pand te M zou worden gebracht. De deken heeft verweerder verzocht om bij gelegenheid van het kantoorbezoek een lijst van alle in behandeling zijnde dossiers gereed te hebben evenals de fysiek dossiers zelve. De deken heeft verweerder erop gewezen dat het kantoorbezoek een laatste mogelijkheid bood om in overeenstemming met de deken tot een datum van schrapping op eigen verzoek te komen.
2.6 Verweerder heeft niet op de brief van de deken d.d. 29 mei 2017 gereageerd.
2.7 Bij brief d.d. 30 mei 2017 heeft de deken verweerder opgedragen om binnen acht dagen alsnog met mr. P tot verrekening van een toegekende toevoegingsvergoeding over te gaan en eveneens binnen acht dagen aan de deken uiteen te zetten welke informatie verweerder had verstrekt aan de voorganger van de deken over de toekenning van een vergoeding in de betreffende kwestie. De deken heeft daarbij aan verweerder kenbaar gemaakt dat indien verweerder niet binnen de gestelde termijnen aan de verzoeken van de deken zou voldoen verdergaande dekeninterventie zou volgen. Verweerder heeft niet op de brief van de deken gereageerd en heeft niet binnen de gestelde termijnen aan de verzoeken van de deken voldaan.
2.8 Verweerder was op de voor het kantoorbezoek aangekondigde dag, 1 juni 2017, en het aangekondigde tijdstip noch op het adres te S, noch op het adres te M, aanwezig. Verweerder heeft evenmin gereageerd op het die dag door de deken ingesproken voicemailbericht. Het kantoorpand te S bleek niet meer in gebruik van verweerder en was intussen betrokken door een andere onderneming. Medewerkers van deze onderneming hebben aan de deken verklaard dat voor verweerder bestemde post werd doorgestuurd naar het adres te M, maar ook op dat adres was verweerder niet aanwezig. Op het adres te M bleek een woonhuis te zijn gevestigd en op het naambord was een andere familienaam vermeld dan die van verweerder.
2.9 Ondanks rapellen per e-mail en per telefoon is verweerder in gebreke gebleven met de betaling van de hoofdelijke omslag van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg met factuurdatum 12 april 2017. De landelijke Orde van Advocaten heeft de deken voorts bericht dat de vordering van de landelijke Orde van Advocaten ter zake de jaarlijkse financiële bijdrage ter incasso aan de deurwaarder was overgedragen.
3 VERZOEK EX Artikel 60b Advocatenwet
3.1 De deken verzoekt op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet:
1. verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk, aangezien hij tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen;
2. de volgende voorzieningen te treffen:
a. dat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde de bevoegdheid heeft zich, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(’s) waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot de daarbij behorende voorzieningen, opdat de deken in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen kan nemen, waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kan brengen bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en alle overige voorzieningen kan treffen die de deken nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten;
b. verweerder op te dragen de deken alle medewerking en gevraagde inlichtingen te verschaffen die de deken nodig heeft voor de uitoefening van zijn dekenale taak, waarbij de noodzaak daartoe uitsluitend wordt bepaald door de deken;
3. te bepalen dat indien de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg gehouden is aan de door de deken aan te wijzen gemachtigde kosten te voldoen, zij gerechtigd is deze terug te vorderen van verweerder.
3.2 De deken heeft zijn verzoek als volgt toegelicht:
Verweerder geeft er geen blijk van zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. Niet is gebleken dat verweerder behoorlijk is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid. Niet duidelijk is waar verweerder kantoor houdt. Op het in het BAR-systeem geregistreerde adres is niet verweerders kantoor, maar een andere onderneming gevestigd en op het door verweerder bij de deken opgegeven andere adres heeft de deken bij een bezoek aan dat adres evenmin kunnen constateren dat verweerders kantoor aldaar gevestigd is. Op geen van beide adressen is verweerder aangetroffen. Verweerder is telefonisch niet bereikbaar en reageert niet op terugbelverzoeken. Verweerder heeft niet voldaan aan het verzoek van de deken om over te gaan tot verrekening van een toevoegingsvergoeding met mr. P en heeft evenmin op het verzoek van de deken gereageerd. Verweerder is in gebreke gebleven met de betaling van de hoofdelijke omslag van de plaatselijke orde alsook met de betaling van de jaarlijkse financiële bijdrage aan de landelijke orde. Op basis van al deze omstandigheden neemt de vrees toe dat een behoorlijke rechtshulpverlening aan cliënten in het geding is.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft niet op het door de deken ingediende verzoek ex artikel 60b Advocatenwet gereageerd en is, ofschoon behoorlijk opgeroepen, evenmin ter zitting van de raad verschenen, zodat van verweerder geen verweer bekend is.
5 BEOORDELING
5.1 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat niet duidelijk is of, en zo ja, waar verweerder een advocatenpraktijk uitoefent. Verweerder is voorts niet behoorlijk (telefonisch) bereikbaar gebleken en is in gebreke gebleven met de betaling van de plaatselijke en landelijke ordebijdragen.
5.2 Voorts staat vast dat verweerder heeft nagelaten te reageren op verzoeken van de deken om informatie, zowel ten aanzien van (financiële) aangelegenheden betreffende zijn kantoorvoering als ten aanzien van de kwestie rondom de verrekening van een toevoegingsvergoeding met mr. P. Verder staat vast dat verweerder de poging van de deken om een kantoorbezoek af te leggen heeft gefrustreerd, door op het aangekondigde tijdstip niet op de bij de orde bekende adressen aanwezig te zijn.
5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt bovendien dat verweerder, ondanks de hem wegens het niet informeren van de deken bij beslissing van de raad d.d. 13 oktober 2014 (kenmerk: L190-2014), opgelegde tuchtrechtelijke maatregel, de deken thans opnieuw frustreert in zijn toezichthoudende taak om er op toe te zien dat verweerder zich houdt aan de voor hem als advocaat geldende (financiële) regelgeving. Verweerder is door de deken in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij zich heeft verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid en dat zijn kantoororganisatie op orde is. Verweerder heeft dit echter nagelaten.
5.4 Verweerder is niet verschenen bij de mondelinge behandeling van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet, heeft geen inhoudelijk verweer tegen het verzoek gevoerd en heeft geen stukken aan de raad overgelegd. De raad stelt derhalve vast dat niet is gebleken dat verweerder zijn kantoororganisatie op orde heeft, noch dat hij naar behoren is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid.
5.5 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder er geen blijk van geeft zijn praktijk thans behoorlijk te kunnen uitoefenen, op grond waarvan de raad verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk zal schorsen en de door de deken verzochte voorziening zal treffen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk;
- bepaalt bij wijze van voorziening dat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde de bevoegdheid heeft zich, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(s) waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot de daarbij behorende voorzieningen, opdat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen kan nemen, waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kan brengen bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en alle overige voorzieningen kan treffen die de deken nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten;
- draagt verweerder op de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde alle medewerking en gevraagde inlichtingen te verschaffen die de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde nodig heeft voor de uitoefening van zijn dekenale taak, waarbij de noodzaak daartoe uitsluitend wordt bepaald door de deken;
- bepaalt dat, indien de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg gehouden is aan de door de deken aan te wijzen gemachtigde kosten te voldoen, zij gerechtigd is deze terug te vorderen van verweerder.
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en L.J.G. de Haas, l eden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juli 2017.
griffier voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 13 juli 2017
verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand
Van deze beslissing staat ingevolge het bepaalde in artikel 60b lid 4 Advocatenwet hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl
Het hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing waartegen het is gericht (artikel 60b lid 4 Advocatenwet)