Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-07-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:140

Zaaknummer

16-1013/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verweerder staat S bij in procedure tegen klaagster. Het enkele feit dat verweerder bestuurder en enig aandeelhouder is van G B.V., die op haar beurt bestuurder is van A B.V., waarin S de aandelen houdt, is onvoldoende om aan te nemen dat vrijheid en onafhankelijkheid van verweerder in het geding zijn. Niet gebleken van belangenconflict, noch van schending van gedragsregel 3. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 10 juli 2017

in de zaak 16-1013/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 20 april 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 31 oktober 2016 met kenmerk K16-057, door de raad ontvangen op 1 november 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 mei 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder, vergezeld van mr. M. L. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken met bijlagen d.d. 31 oktober 2016;

-       de nagekomen brief van klaagster met bijlagen d.d. 1 december 2016.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      De Stichting A&P (hierna: “S”)  is houder van de aandelen in A B.V. Klaagster is certificaathouder van A B.V. De op 6 januari 2005 tussen klaagster en A B.V. gesloten managementovereenkomst is op 28 maart 2014 door A B.V. opgezegd.

2.2      G B.V. is bestuurder van A B.V. Verweerder is bestuurder en enig aandeelhouder van G. B.V.

2.3      Tussen klaagster en S is een geschil ontstaan. Klaagster en S, bijgestaan door verweerder, hebben getracht een regeling in der minne tot stand te brengen, hetgeen niet is gelukt. S, bijgestaan door verweerder, heeft klaagster op 9 oktober 2015 gedagvaard om te verschijnen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda.

2.4      In de gerechtelijke procedure heeft S gevorderd om klaagster te gebieden haar medewerking te verlenen aan de levering van de certificaten van de aandelen van A B.V. tegen een waarde van nihil.

2.5      Bij vonnis d.d. 5 oktober 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, de vordering van S afgewezen.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.   niet onafhankelijk is (gedragsregel 2 lid 1);

2.   een procedure verkiest boven een minnelijke regeling (gedragsregel 3);

3.   zijn eigen belang stelt boven dat van zijn cliënte (gedragsregel 5);

4.   de partner van mevrouw V heeft bijgestaan en daarna is gaan optreden tegen klaagster, terwijl mevrouw V enig bestuurder en aandeelhouder van klaagster is (gedragsregel 7).

 

4          VERWEER

4.1      De klacht is ongegrond. Verweerder treedt in zijn hoedanigheid van advocaat op voor S. Daarbij geniet hij volledige vrijheid en is hij onafhankelijk. Er is geen sprake van belangenverstrengeling. Verweerder heeft geen belang bij de uitkomst van de procedure en maakt een duidelijke scheiding tussen zijn holding en zichzelf als advocaat. De belangen van S staan wel degelijk voorop en verweerder dient deze met alle middelen die hem ten dienste staan. De klacht dat verweerder de belangen van zijn cliënte niet voorop zou stellen is niet nader onderbouwd en is onbegrijpelijk.

4.2      Voorts is wel degelijk getracht een minnelijke regeling te bereiken. De kwestie loopt al vanaf het najaar 2014. Pas nadat diverse pogingen waren gedaan om de zaak te schikken is klaagster in oktober 2015 gedagvaard. Ook nadat de dagvaarding is uitgebracht, is nog getracht de zaak te schikken. Van overtreding van gedragsregel 7 is evenmin sprake. Verweerder heeft nimmer klaagster dan wel haar bestuurder mevrouw V bijgestaan als advocaat.

 

5          BEOORDELING

5.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad stelt voorop dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

5.2     Klachtonderdelen 1 en 3

          Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 3 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Naar het oordeel van de raad heeft klaagster onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die tot de conclusie leiden dat de vrijheid en onafhankelijkheid van verweerder in het geding zijn. Het enkele feit dat verweerder bestuurder en enig aandeelhouder is van G. B.V., die op haar beurt bestuurder is van A B.V., waarin S aandelen houdt, is daarvoor onvoldoende.  De raad heeft in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van klaagsters stelling dat het verweerder in deze zaak niet vrij staat om op te treden voor S. Verweerder heeft klaagsters stelling dat hij zijn eigen belang stelt boven dat van S uitdrukkelijk weersproken. Klaagster heeft deze stelling ook op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd, zodat van de juistheid daarvan naar het oordeel van de raad niet is gebleken. De klachtonderdelen 1 en 3 zijn derhalve ongegrond.

5.3     Klachtonderdeel 2

          Klaagster klaagt voorts over schending van gedragsregel 3, welke gedragsregel bepaalt dat de advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een procedure. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat er wel degelijk schikkingsonderhandelingen hebben plaatsgevonden. Van overtreding van deze gedragsregel is dan ook niet gebleken. Dat de onderhandelingen niet tot de totstandkoming van een minnelijke regeling hebben geleid, maakt dit niet anders. Klachtonderdeel 2 is dan ook eveneens ongegrond.

5.4     Klachtonderdeel 4

          Klaagster heeft tot slot geklaagd over schending van gedragsregel 7. Dat tussen klaagster en verweerder ooit een cliënt-advocaat relatie heeft bestaan is gesteld noch gebleken. Klaagster heeft slechts gesteld dat (een kantoorgenoot van) verweerder in het verleden de partner van mevrouw V heeft bijgestaan. Wat daar ook van zij, klaagster heeft desgevraagd ter zitting van de raad uitdrukkelijk verklaard dat verweerder door die bijstand geen kennis heeft gekregen van vertrouwelijke gegevens betreffende de in het geschil zijnde aangelegenheid. Nu niet valt in te zien op welke wijze verweerder gedragsregel 7 zou hebben geschonden is ook het laatste onderdeel van de klacht ongegrond.

5.5     De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bij de behartiging van de belangen van S de grenzen van de hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2017.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli 2017

 

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

 

-            klaagster

-            verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl